Uw zoekacties: Abdij Dikninge

0440 Abdij Dikninge ( Drents Archief )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Naar boven om te zoeken
0440   Abdij Dikninge
Inventaris
1. Inleiding
2. Inventaris
2.1. Archief der abdij te Dikninge
2.2. Archieven van pastorieën en vicarieën, waarvan de begeving staat aan den abt
2.3. Stukken waarvan de band met het archief der abdij niet blijkt
2.4. Regestenlijst
Records 1 t/m 100
Records 101 t/m 200
Records 201 t/m 300
301 Deken en kapittel der St Pieters-kerk te Utrecht dragen over aan de abdij te Dickeningen eene rente van 4 mudden rogge uit ENGBERT jonghe WYCHERS erve, de helft van 7 dagmaat hooiland geheeten die Beymaet, een vierendeel hooiland op Smalenoeuer en eene rente van 1 Arnhemschen gulden uit 't goed van WOLTER OP DIE WETERINGE, alles in 't kerspel van Vhorst bij de Ryeste;-en dat in ruil voor Thelminge-erve c. a. in 't kerspel van Westerhesselte in de marke van Hesselte, overeenkomstig eene daarover van de abdij ontvangen acte. Int jair ons Heren dusent vierhondert sess ende tsestich opten negenden dach van die maent van Julio. Oorspr. (Inv. No. 123). Het kapittelzegel is verloren.
302 BERNARDUS THER MAET, cureit in Deueren, deken van Drenthia, bepaalt -, ter beslissing van het proces van HENRICUS KLYNGE abt in Dickenynge, HERMANNUS DE CLAUSTRO en HELMICUS ENIJKINGE, procurator of reddituarius van 't kapittel der St. Pieterskerk te Traiectum, tegen ARNOLDUS RODOLPHI, HILLA VAN CRALEN en HENRICUS DE KUECK over tienden van rapen, vlas en hennep, die de gedaagden beweren in geen honderd jaren te hebben betaald,-dat gedaagden tienden zullen opbrengen van alle door hen met genoemde planten bezaaide landen, waarvan eischers vroeger tienden genoten, al was dit land door gedaagden omgraven. Lata et pronunciata est hec sententia anno Domini millesimo quadringentesimo sexagesimo septimo feria quarta post Exaltationis sancte Crucis, in choro ecclesie de Deueren. Afschrift in een notarieel transsumpt d.d. 29 Aug. 1517 (Regest No. 359) (Inv. No. 134).
303 HENRICUS WICRADE kerkheer te Runen, ROLOFF VAN LAER heer te Runen, ALBERTUS MEIJERING kerkheer te Hauelte en JOHAN BOELMANS-als "moetsoenslude" van de abdij van Dickenynge en de gebroeders JACOB en VOLKEER VUDINGE in hun geschil over eene rente van 1 mud rogge, waarvan 't klooster een bezegelden brief heeft, en 2 akkers, die de VUDINGE'N meenden te mogen tienden,-kiezen tot overman ROLOFF VAN DEN CLOESTER. Waarna deze bepaalt: 1. dat de abdij zal behouden de bewuste rente; en 2. dat de VUDINGE'N geen recht hebben met betrekking tot den bewusten Helacker en de Brouus aenewede. Int jaer ons Heren dusent vierhondert ende acht ende tsestich des Vrydages na Dertien dach. Oorspr. (Inv. No. 93). Het zegel van den overman is verloren. Met insnijding voor nog een zegelstaart (vgl. regest No. 317).
304 HENRIC MULERT richter te Hasselt oorkondt, dat PETER CLAESzoen en LYSE e.l. overdroegen aan JOHAN VAN DEN CLOESTER eene pacht van 4 vierendeel boter "oelthauynger" maat uit het erf c. a. van BERENT TER LANCKHORST in 't kerspel van Ywhorst en in 't gericht van Hasselt, strekkende van de Reeste tot "int vene na den lantslage", als eerste pacht. Gegeven int yaer ons Heren dusent vierhondert neghen ende tsestich des Vridages na den Sondach Misericordia Domini. Oorspr. (Inv. No. 124). Het zegel van den richter is verloren.
305 ROLOF VAN DEN CLOESTER verkoopt voor erfburen als leengoed aan de abdij van Dickeninge 5/6 der tienden in de Cralingher marke, hem aangeërfd van zijn vader REINOLT VAN DEN CLOESTER, waarvan de abdij 't overig 1/6 bezit; onder verband van 't erf up die Weteringhe en 't recht voor eventueele schade 100 Rijnsguldens te manen uit zijne goederen, totdat hij vergoeding heeft gegeven. Met bepaling dat de borgstelling vervalt, wanneer ROLOF VAN DEN CLOESTER aan de abdij levert een brief met 't zegel van JOHAN VAN DEN CLOESTER als leenheer der tienden, gelijk HERMAN VAN DEN CLOESTER leverde met betrekking tot door hem verkochte tienden. Met medebezegeling door JOHAN OUIJNCK en JOHAN BOELMANS. Int jaer ons Heren dusent vierhundert unde een unde seventich op sunte Remigius dach des hillighen confessoers. Oorspr. (Inv. No. 136). Met geschonden zegels van R. v. D. C. en J. O. in groene was; 't zegel van J. B. is afgeknipt.
306 BERENT THER MAETH kerkheer te Deueren en deken van 't land van Drenthe, MR. JOHAN GHEYE kerkheer te Hasselt en JOHAN BOELMANS bepalen -, als scheidsrechters tusschen de abdij te Dyckeninghe en JOHAN OVING: dat over de achterstallige stede mudden niet verder gesproken zal worden; dat de abdij zal blijven gebruiken en JOHAN zal vrijwaren al 't goed dat gescheiden is van zijne bezittingen; dat de abdij niet zal genieten eene rente van 14 maar eene van 6 Groninger mudden rogge uit J.'s erf Broextinghe-guet, bij hem zelf in gebruik, welke J. zal vrijwaren; waarna J. O. aan de abdij 't bewuste goed en de rente overdraagt voor buren van Runen. Met goedkeuring dezer overdracht en medebezegeling door de leenvrouwe joffer JOHANNA vrouw te Runen, haren voogd en man ROELOFF VAN DEN LAER heer te Runen knape, HENRICK VAN MUNSTER en JOHAN OVING. Ghegheven int jair onss Heren dusent vierhundert drye ende tseventich op sancte Lucas dach ewangelista. Oorspr. (Inv. No. 159). Met fragmenten der 7 zegels in groene was. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. 45°-verso.
307 HINRICK EGGHERT schulte te Anlo oorkondt, op bevel van den drost van Couorde gezeten te hebben in een geheegd gericht in de marke van Anrepe, waar WYLLEM SUEREN namens de buren van Anrepe aansprak de buren van Ame, Wytten, Loen, Banloe en Rolde, met betrekking tot het geschil tusschen de buren van Anrepe en die van Halen met den abt van Diclynge over het wegnemen van een markesteen, met vordering tegen verschillende personen, dat zij zouden getuigen, of de steen op Haelre sloet een markesteen is, zooals de buren van Anrepe meenen;-en dat de getuigen verklaarden, dat de genoemde steen inderdaad een markesteen is. Ghegeven int jaer onsses Heren ducent vierhondert ende dri ende tsoventich des Wondesdaghes nae Alre Goedes Hillighen daghe. Afschrift (16de eeuw). (Inv. No. 54) op papier, gewaarmerkt door HELPRICUS LUDOLPHI LEVINCK, ap. et imp. auct. notarius publicus.
308 WOLTER VAN AUERHAGHEN commandeur te Bonne van de Duitsche orde, JOHAN VAN DEN CLOESTER, JOHAN STELLINCK drost te Couerde en ambtman van 't land van Drenthe, en OTTO HANERSOUWE bepalen-, als scheidslieden van de abdijen te Dickeninge en te Assen en van de buren van Anrepe in 't kerspel van Rolde,-de markescheiding tusschen Halen en Anrepe; en beslissen, dat de buren van Anrepe den Makelhorst zullen behouden en de buren van beide marken dat Gelebroeck gelijkelijk zullen gebruiken. Met vermelding der opmaking in triplo: een voor ieder der beide abdijen en een voor de buren van Anrepe. Gegeven int jair ons Heren dusent vijrhondert vijr ende tsoventich des Saterdaghes nae Onser Liver Vrouwen Assumpcio. Oorspr. (Inv. No. 55). De zegels van W. v. A., J. S. en O. H. zijn verloren; met geschonden zegel van J. v. D. C. in groene was.
309 HENRICK MULERT richter te Hasselt oorkondt, dat TYDE TEN BERGHE EN EVESE e.l., HEIJNE TEN BERGHE en ALIJT e.l., JOHAN TEN BERGHE en ALIJT e.l., BERENT TEN BERGHE en ALIJT e.l. en HENRICK TEN BERGHE gebroeders pachtten van de abdij te Dyckeninge 12 morgen land in Mastbroeck in der Asschet, aan die Rijckstege, tegen een pacht van 19 vierendeel boter als eerste pacht naast 17 heerenponden en 1/2 vat boter. Met toekenning van het recht van panding bij wanbetaling uit 12 morgen land in 't gericht en 't kerspel van Hasselt upter Heuerstede tusschen die wijck en die Ae. Gegeven int jaer onss Heren dusent v[yerh]ondert vyer e[nde seventi]ch op sancte Katrijnen avent der hilligher jonferen ende martelaerschen. Oorspr. (Inv. No. 201). Het zegel van den schulte is verloren.
310 DAUID DE BURGUNDIA, bisschop van Traiectum beveelt aan den abt en de overige "fratres" en "moniales" van het St. Maria-convent of -klooster in Dyckenyngen, om niemand de visitatie over hun klooster te laten uitoefenen, al ware hij voorzien van eene opdracht van den bisschop of wien ook anders, tenzij in 's bisschops eventueele opdracht uitdrukkelijk wordt melding gemaakt van dit bevel. Datum Nostro sub sigillo ad causas presentibus appenso anno Domini millesimo quadringentesimo septuagesimo octavo die quarta decima mensis Februarij. Oorspr. (Inv. No. 6.) 's Bisschops zegel is verloren.
311 ADOLPHUS DE RUTENBERCH, proost en aartsdiaken der St. Mariakerk te Traiectum, beveelt allen geestelijken tot wie de opdracht komt, om GHERARDUS VYNCKE op voordracht van den abt in Dickinge, in hoedanigheid van patroon en collator der St. Stephanus-vicarie in de kerspelkerk van Borck, behoudens verzet in het bezit der vicarie te stellen. Datum anno Domini millesimo quadringentesimo octogesimo primo die vicesimo mensis Marcij. Oorspr. (Inv. No. 251). Met fragment van het zegel van A. d. R. in groene was, en met ondergeschreven verklaringen van WILHELMUS RIDDERINGK, dat hij de eerste afkondiging deed op Zondag Oculi, en van JOHANNES POPPINCK, dat hij de tweede en derde afkondigingen deed in Borck.-Met transfix d.d. 4 April 1481 (Reg. No. 312).
312 NICOLAUS TER MAETH, deken der St. Clemens-kerk in Steenwick en van Drenthia, leidt ingevolge de opdracht van ADOLPHUS DE RUTENBERCH, proost en aartsdiaken der St. Maria-kerk te Traiectum, vermeld in den doorstoken brief (Reg. No. 311), GERRARDUS VYNCKE in in de vicarie in de kerspelkerk van Borck. Datum anno Domini millesimo quadringentesimo octuagesimo primo mensis Aprilis die quarta. Oorspr. (Inv. No. 251). Met fragment van het zegel van N. t. M. in groene was.
313 De notaris HENRICUS BEMPT alias DE EGHER, oorkondt, dat JOHAN VAN CLOESTER met toestemming van ROLOFF HYLBERDYNCK, monnik der St. Benedictijner orde en pastoor der St. Nicolaus-kerk te Yewehorst, eene officium stichtte op het Heilige Kruis-altaar in die kerk, te bedienen door een wereldlijk priester, ter begeving van JOHAN VAN CLOESTER en zijne erfgenamen, op de voorwaarden door R. H. aangegeven. Met bepaling dat J. v. C. het officium mag doen veranderen in eene vicarie door den abt van Dyckynge, den proost van Swartenwater en de pastoors van Hasselt en Meppelen, doch onder voorbehoud van het presentatie-recht voor J. v. C. en van de rechten van den pastoor van Yewehorst. Met regeling door J. v. C. van de verplichtingen des priesters en gifte van goederen voor zijn onderhoud. Met bezegeling door J. v. C. en LUBBERT VYNCKE abt van Dyckynghe. Dyt gelyck vurs. ys geschyet in huysynghe ende wonynghe ter Haeuehorst, daer JOHAN vurs. nu ter tyt in woent, op jaer dach maent ure ende pauwsdoms vurs. (In den naem ons Heren Amen. In den jaer desselven doe men screff dusent vyerhondert ende eenentachtich des lesten daghes van der maent Aprille omtrynt vespertyt in der vyftynder indictien pawsdoms des alrenheylichsten in Christo vaders ende heren ons heren Sixti die virde van der vursichtycheit Gaeds paws in synen elften jaer). Oorspr. (Inv. No. 208). Met onderschrift en merk van HENRICUS BEMPT alias DE EGHER clericus Coloniensis diocesis publicus sacra imperiali auctoritate notarius; en met het geschonden zegel van J. v. C. in groene was. Het zegel van L. V. is verloren.
314 JOHAN TORINCK HENRICKS. schulte op Staphorst oorkondt, dat JOHAN GHEERSoen en HILLE e.l. overdroegen voor een vrij eigen aan de abdij van Dickelinge de helft van 3 dagmaten hooiland geheeten dat Bynnenbroeck in 't gericht op Staphorst in de Hesselingher marke "treckende van den Campe an den Koedijck", bezwaard met tins en sluispacht. Ghegheven int jaer ons Heren dusent vierhondert ende tweentachtentich des Dijnxsedages nae sunte Benedictus dage des hilligen confessoers. Oorspr. (Inv. No. 170). Het zegel van den schulte is verloren.
315 GHEERT REMBOLDES en ALYT e.l. koopen van de abdij te Dickenninge een erf in 't kerspel van Blydensteden op Buddinckwold geheeten der Monnicke lant, strekkende van de Ae te Blijdensteden aan de Haluelder (sic) marke, op verschillende voorwaarden. Met medebezegeling door JOHAN CLAESsoen schulte te Blidensteden als richter. Ghegheven in den jair ons Heren dusent vierhondert ende dre ende tachtich des Donredages nae sunte Gregorius dach des hilligen pauwes. Oorspr. (Inv. No. 81). De beide zegels zijn verloren.
316 HENRICK BERENTssoen en ARENT e.l. verkoopen aan ROLOFF GEERT Meussoen en LYZABETH e.l. eene pacht van 1 vierendeel boter uit het erf van CLAES ANDREES op Hakeswolt,-welke rente wijlen JOHAN CLAES JACOPSoen kocht van wijlen ANDREES JONCKHANNES en GHESE e.l., en HENRICK erfde van wijlen GRETE ROTGERS,-reeds bezwaard met eene pacht van 3 vierendeel boter voor HELMICH ENEKYNCK volgens eene acte d d. 1427. Met bezegeling door WYLLEM LUDENSSoen schulte van het Wolt. Gegeven in den jaer ons Heren dusent veerhondert vyff ende tachtentich. Oorspr. (Inv. No. 76). Het zegel van W. Lz. is verloren. - Met transfixen d.d. 25 Mei 1512 (Reg. No. 351) en 24 Aug. 1578 (Reg. No. 469).
317 LUBBERTUS VYNKE abt en LIJZE HAGHENS priores te Dyclijnghe verklaren voor buren van Dwijnglo en van Lede, namens het convent, dat wijlen HAROLT ODINGHE JACOBSsone heeft afgelost eene rente van 1/2 Groningsch mud rogge (volgens eene acte sprekende van 1 mud, waarvan VOLKEER ODINGHE de andere helft betaalt) met den groven tiend, dien hij bezat over 2 akkers in de marke te Dwijnglo. Gescreven int jaer ons Heren dusent vyerhondert vyfentachtentich des Maendages na sunte Gregorius dage. Oorspr. (Inv. No. 93). Het conventszegel is verloren.-Zie reg. No. 303.
318 De gebroeders LUKEN LUBBELYNGHE en RENKEN LEBBELYNGHE en hun half broeder JOHAN LEBBELYNGHE dragen voor erf buren van Lede over aan de abdij van Dyclynghe het erf Lebbelynghe c.a., door hen van hunne ouders geërfd, in de buurschap en de marke van Leede in 't kerspel van Dwynglo. Met bezegeling door TYMAN JACOBSsone, schulte te Dwynglo. Gescreven int jaer ons Heren dusent vijerhondert vyfentachtentich des Dynxdaghes in den Pynxteren. Oorspr. (Inv. No. 96). Met het zegel van T. Jz. in bruine was.
319 De notaris HENRICUS BEMPT alias DE EGHER oorkondt, dat de abdij te Dickeninge en SYMON POLMAN knape met betrekking tot hun geschil over de tiendplichtigheid van eenige stukken land tot scheidslieden benoemden WILLEM TER HELLE kerkheer te Blidensteden, broeder JOHAN VAN OSENBRUGGE convers van het klooster, JOHAN VAN DEN CLOESTER knape, SYMON'S leenheer, en JOHAN BOELMANS; en dat dezen daarop aan het convent toewezen de halve tienden over Luggeringe-guet en Habelinge-guet en omtrent andere stukken land een nader bewijs door SYMON toelieten. Acta fuerunt hec in ecclesia de Meppelo anno mense die hora et pontificatu quibus supra (In den name ons Heren amen.In den jair nae sijnre buerten doe men screeff dusent vijrhondert ende sessentachtich op den sessentwintichsten dach der maent Julij, in der vijrder indictien, toe vespertijt off dairomtrent, pawsdoms des alreheylichsten in Christo ons vaders ende heren heren Innocencius van der voersichticheit Gaeds paws pawsdoms sijns anderen jairs). Oorspr. (Inv. No. 165). Met onderschrift en merk van den notaris (vgl. regest No. 313).
320 Dijkgraaf en heemraden in 't ambt van Hasselt verklaren, bij den schouw van den dijk op de Zwartesluis bekeurd te hebben een stuk dijk in Bairlinger block omtrent tusschen Bullinger en Hayminger slach;-bij gebreke van iemand, die dat stuk dijk "becande", de verbetering te hebben aanbesteed;-toen nog niemand opkwam en de dijkgraaf de onkosten had betaald, de zevens te hebben gedaagd, die daarop den dijk hebben gewezen in de helft van 10 morgen land van FEMME BERENT GEERTSSZ.' vrouw;-omdat dit land den dijk niet kon onderhouden daaraan te hebben toegevoegd de andere helft en 6 morgen land van de abdij van Dickeninge, waarna de abt land en dijk aanvaardde en de onkosten voldeed;-en ten slotte de abdij te hebben gevestigd in genoemd land. Gegheven in den jare onses Heren dusent vierhondert ende ses ende tachtentich des Maendages na Alle Gades Hilgen daghe. Oorspr. (Inv. No. 101). De vijf zegels van dijkgraaf en heemraden zijn verloren.
321 De gebroeders JOHAN EGBERS, KOEP WITTINGE en JOHAN EVEKYNGE dragen voor buren van Emshoren over aan de abdij van Dycknynge hun goed in de marke van Emshoren in 't kerspel van Deueren, bezwaard met 3 Groninger spint "schuitroggen". Met bezegeling door TYMAN Jacobssone schulte te Dwyngheloe. Gescreven in den jaer ons Heren dusent vierhundert sovenentachtentich des Donredages voer sunte Odulphus daghe. Oorspr. (Inv. No. 83). Het zegel van den schulte is verloren.
322 LUBBERTUS VINKE abt te Dickeninghe verpacht aan HARMAN VAN DEN CLOESTER het land met opstal ten Twele in 't kerspel van Blidensteen, aangekocht van HENRICK VAN MONSTER heer van Rune, ten zuiden grenzende aan de Wolt Ae, tegen 15 "koopmans" Rijnsguldens 's jaars. Met bepaling dat HARMAN de rente gedeeltelijk kan afkoopen tegen den penning 20, doch 't klooster het aldus betaalde mag teruggeven ter herstel der rente. Met belofte van vrijwaring, behoudens 1 vierendeel boter voor 't kapittel van Steenwick en 1/2 pond was voor de kerk van Blidensteen. Met medebezegeling door JOHAN VAN DEN CLOESTER en JOHAN BOELMANS. In den jare ons Heren doe men screeff dusent vierhondert ende sevenentachtentich op sunte Mertens avent in den winter. Afschrift (16de eeuw) (Inv. No. 79) op papier.
323 De abdij te Dickeninge verpacht aan de abdij van Assen hare tienden over den hof te Halen. Ghegheven in den jaer [ons] Heren dusent veerhondert negen ende tachtentich des Saterdages na Onser Lever Vrouwen d [ach] Visitacionis. Oorspr. (Inv. No. 51). Minuteele chirograaf, nog niet in tweeën gesplitst en waaraan de letters nog ontbreken.
324 REINER PROTER en JUTTE e.l., erfgenamen van wijlen CLEIS TESINGHE, dragen voor buren over aan de abdij te Dickelinghe Tesinghe-arve in de marke te Westerhesselen in 't kerspel te Hauelte. Met bezegeling door GHEERT DIE ROEDE, schulte te Westerhesselen. Ghegheven in den jaer ons Heren düsent vierhondert ende enentnegentich des Dinxstedaghes nae Mei daghe. Oorspr. (Inv. No. 191). Het zegel van den schulte is verloren.
325 HELMICH ENEKINCK en GRIETE e.l. geven voor erfburen te Meppel-behalve de 11/2 heerenpond uit het huis van JACOB TEN WALLE, die zij blijkens den doorstoken brief aan het Franciscaner nonnenconvent te Hasselt tot eene medegave voor hunne dochter GRIETE gaven,-ook hunne overige rente uit genoemd huis aan dat klooster, zoodat dit voortaan 1 gouden Rijnsgulden uit dat huis zal beuren. Met vermelding dat deze rente van 1 gouden Rijnsgulden en de in den doorstoken brief vermelde rente van 3 gouden Rijnsguldens de oudste renten uit de bewuste huizen zijn. Gegeven int jair ons Heren dusent vierhondert een ende tnegentich des Donredaechs na Onser Liever Vrouwen dage Assumpcionis in den Oest. Oorspr. (Inv. No. 139) Het zegel van H. E. is verloren. - Transfix van een stuk d.d. 25 Mei 1465 (Reg. No. 300); met transfix d.d. 10 Mei 1577 (Reg. No. 451).
326 HEER JAN AERNTSS. neemt, met toestemming van den jonker VAN RUNEN (als collator der vicarie?), voor zijn leven in gebruik van SYMON POLMANS verschillende perceelen land op den Zuytesche, op den Wildencamp en op den Noerthesche, onder verplichting daarvan de halve tienden aan de abdij van Dickeninghen op te brengen. Ende dat gheschyede anno etc. XCII° des Vrydages nae sunte Seruaes, Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. 45j-verso.
327 JOHAN RENTTINNGE en HILLE e.l. dragen voor buren van Legghelen over aan de abdij te Dyckninge Rentynge-arve in de buurschap te Leggele in 't kerspel van Deueren. Met bezegeling door BEREND THER MAETH, schulte te Deueren. Ghegheven in den jare ons Heren dusent wierhondert XCIII ipso die Valentini. Oorspr. (Inv. No. 86). Het zegel van den schulte is verloren.
328 LUTYEN PETERZ. en WOBBE e.l. verkoopen aan de abdij te Dyclynghe eene rente van 1/2 vierendeel boter uit zijne woning c. a. in 't kerspel te Blydensteen, als eerste pacht naast de pacht der abdij. Met medebezegeling door JOHAN CLAEszoen, schulte uppen Wolde. Int jaer onses Heren dusent vijrhundert ende vyrentneghentich up sunte Gregorius dach des hyllighen pauwez. Oorspr. (Inv. No. 62). De beide zegels zijn verloren.
329 't Convent en de vicarie te Runen komen overeen, dat de halve kamp genaamd die Grethe vrij zal zijn van tienden en daarentegen het convent zal ontvangen de gaarde achter 't huis, bewoond door HILLE EGBERTS. In den jare ons Heren dusent vierhundert veer ende tnegentich des Woensdages bynnen der octaven van den hillighen Paeschen. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. 45 j.
330 BARTOLT WANINGE schulte te Beijlen, DIRCK ANDELUINGE, HEYNRICK MEYERINGE, HILBRANT BIJSVEDEN en BATTE BIJNDORNT, kerkvoogden van het kerspel van Beijlen, verklaren, dat zij na samenroeping van het kerspel aan hun kerkheer BERENT VAN DER ELBURCH hebben toegestaan met de "rechte wedeme", waarin sedert vele jaren geen priester gewoond heeft, doch wel herberg en andere koopmanschap gehouden is geweest, te handelen naar goedvinden, wanneer hij daarvoor als wedeme verkrijgen kan van het convent van Dickeninge het huis, waarin hij woont. Int jaer ons Heren dusent vierhundert ende vier ende neghentich op sunte Willibors dach onse patroen. Oorspr. (Inv. No. 219). Met geschonden zegel van B. W. in groene was.
331 BARTOLT BRWN en GHESE e.l. verklaren schuldig te zijn aan WILLEM TER HELLE kerkheer te Blydensteden, en zijne opvolgers als kerkheer of "verwarer" van 't St Katerina-altaar, eene rente van 12 pond uit YDE HILBRANS weer op Hakeswolt. Met bezegeling door JOHAN CLAESS. schulte te Blydensteden. Ghegheven int jaer ons Heren dusent vierhundert ende vyff ende tneghentich op tsunte Anthonys dach. Oorspr. (Inv. No. 229). Het zegel van den schulte is verloren.
332 HARMAN VAN DEN CLOESTER vermaakt aan HADEWYCH ROUERS den lijftocht eener losrente van 5 gouden Rijnsguldens uit zijne goederen ten Twele in 't kerspel van Blydensteden. Met medebezegeling door HARMAN'S neef en zwager HENRICK VAN MUNSTER als heer te Runen. In den Jaere onss Heren dusent vierhondert ende vyff ende negentich des Maendages nae sancte Marcus daghe. Afschrift (16de eeuw) (Inv. No. 79) op papier.
333 De abdij te Dickenninge keurt goed de ruiling tusschen HERMAN BYLEVELDE pastoor te Borck en EGBERT GHEIJE, monnik in 't klooster, zoodat EGBERT zal genieten de kerk te Borck en HERMAN de preuve, de kamer en om 't andere jaar 6 ellen conventslaken of tabbert, wambuis en broek, als EGBERT vroeger had; met belofte om aan HERMAN, wanneer hij niet zijn preuve te Dickeninge gebruikt, te geven eene rente van 10 Zwolsche mudden rogge of 10 heerenponden, en daarenboven de 6 ellen laken. Ghegeven in den jare ons Heren dusent vierhondert vyf ende tnegentich op sunte Lebuinus dach des hilligen confessoers. Oorspr. (Inv. No. 244). Het conventszegel is verloren.
334 JOHAN WOLTERS schulte te Cockangen draagt voor erfburen over aan de abdij te Dickenninge zijn aandeel in de hofstede c.a. bewoond door JOHAN REMBOLDES in de Dunningher marke;-en geeft der abdij 3 akkers land, palende aan genoemde hofstede en geheeten die Smaele Hofstede, en 't stuk haverland die Ghyer in ruil voor een stuk van den Eemtinger kerkweg, strekkende naar Dunningher holt, 1 akker, 1/2 akker op 't Hoeghevelt en 1 akkertje waar aan de noordzijde "die groipe van wten "poele gaet". Ghegeven in den jaire ons Heren dusent vierhondert ende acht ende tnegentich sabbato post dominica Letare. Oorspr. (Inv. No. 106). Het zegel van J. W. is verloren.
335 HENRICK VAN MUNSTER heer te Rünen knape, HENRICK DE Voss VAN STENWYCK JOHANSZ., JOHAN VANN VOERST pastoor in Runen, BERNARDUS ASSONIS pastoor in Beylen, RODOLPHUS TEN HAEVE pastoor in Rolde, en JOHAN AERNTSsoen priester vicaris in Runen verdeelen-als gekozen dadingslieden tusschen REYNALT DE Voss VAN STENWYCK, de abdij van Dickeninge en de abdij te Assen-het genot van het Halerholt, waarbij aan de abdij van Dickeninge wordt toegewezen het hout op een gedeelte tusschen den Stegeacker en den Santacker, behoorende aan het erf Haeuinge, op een ander gedeelte aan het eind van het holt en op een gedeelte ten zuiden van den Groninger weg. Met bepaling dat, ook wanneer eiken groeien in 't holt, steeds het genot van partijen op de omschreven wijze zal zijn verdeeld. Gegeven in den jaer ons Heren dusent vyff hundert des Maendages nae Mey dage. Oorspr. (Inv. No. 56). Met de geschonden zegels van HENRICK VAN MUNSTER, JOHANN VAN VOERST, den abt, de abdis en REYNALT DE Voss VAN STENWYCK in groene was; de overige 4 zijn verloren. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. 29a verso-26b.
336 HENRICK Jacopsoen draagt voor buren over aan PETER CRUSE eene losrente van 3 heerenponden uit zijn huis c.a, van PETER gekocht en vroeger in gebruik bij GHEERT COPPENS, als eerste pacht na buur- en kerkpacht. Met bezegeling door WOLTER VAN KRALE, schulte te Meppel. Gegheven in den jare ons Heren vyfftynhundert ende ene des Donredaghes na sunte Marcus den hillighen evangelist. Oorspr. (Inv. No. 137). Het zegel is verloren.
337 ROLOFF MENDERIJNGE draagt voor buren te Borck over aan Mr. EGBERT GEYEN pastoor te Borck of "holder des brieffs myt sijnen wyllen" 2 losrenten van 1 Davids Rijnsgulden en 1/3 Ar. gulden uit Growynge-guet in de marke en 't kerspel van Borck. Met bezegeling door ALBERT NYSYNGE. Gegeven in den jaer ons Heren dusent vyf hundert unde twe des Mandages nae pennynckdach. Oorspr. (Inv. No. 245). Met geschonden zegel van A. N. in groene was.
338 De notaris JOHANNES TEN WTLOE oorkondt, dat WYLHELMUS TER SCHEERE, keldermeester der abdij in Dyckelinge, den buren van Anssen vroeg te getuigen, "weele die scheitschloet weere tusschen ROLOFF VAN DEN CLOESTERS hoff ende dess conventes hoff van D(y)cklinge, ende ofte dat lant dat convent vors. tohoerde daer WOELTER VAN DEN CLOESTER den boen (sic) affgehoewen hadde offte nyet"; en dat daarop door 2 buren getuigd werd, dat aan de abdij behoorde 't land voor zoover de nieuwe sloot strekte, omdat deze in 't bed der oude was gegraven, en ook de boomen op 't land en de eikels daarvan komende. Acta sunt hec in Ansen anno indictione die mense hora quibus supra (In nomine Domini amen. Anno a nativitate eiusdem millesimo quingentesimo secundo, indictione quinta, die duodecima mensis Octobris, hora missarum vel quasi, pontificatus sanctissimi in Christo patris ac domini Nostri domini Allexandri divina providentia pape sexti anno eius undecimo. Oorspr. (Inv. No. 150). Met onderschrift en merk van J. t. W. cler. Trai. dioc. sacra imp. auct. publ. notarius.
339 GHEERT WIJTEN en ALIJGT e.l. en zijn zoon WYLLEM en HENNEKEN e.l. dragen voor erf buren over aan JOHAN ROLOFsoen ter Hauehorst en HILLE e. 1. eene rente van 3 Hoornsguldens uit den Veltcamp in 't kerspel van de Yhorst. Met bezegeling door BARTOLT Vos schulte in de Wijck. Gegeven int jaer ons Heren dusent vyf hondert ende veer des daghes sancte Seruacij. Oorspr. (Inv. No. 125). Het zegel is verloren.
340 JOHANN AERNTssoen priester vicarius in Runen geeft voor buren aan de abdij in Dickeninge een stuk "lynlant" te Runen op Zuytessche in de Nette, in ruil voor de tienden van de Ghyr op Wyldenkampe. Gegeven in den jaer ons Heren dusent vyffhundert ende veere in profesto Decollacionis Johannis Baptiste. Oorspr. (Inv. No. 160). Het zegel van J. Az. is verloren.
341 GHEERT REMMELDES en ALYT e.l. verkoopen aan JOHAN KERSKENS vppet .Vene en ALYT e.l. eene losrente van 4 ponden uit hun erf in het kerspel te Blydensteden, als eerste pacht naast buurpacht, eene pacht aan de. abdij van Dyclynge en 4 mudden rogge en 2 Arnsguldens. In den jaer onses Heren dusent vyfhundert ende vyve up sunte Odulfs dach dach (sic) des hyllygen confessors. Oorspr. (Inv. No. 262). Met fragment van het zegel van G. R. in bruine was.
342 EVERHARDUS DE KRALEN, cureit der parochiale St. Maria-kerk in Meppelen en deken van Drenthia, Goe en Gronige, oorkondt, dat WILHELMUS ELBURCH, profes en keldermeester en procurator der abdij in Dicliege aansprak JOHANNES STEENBARCH, inwoner van Runen, om den groven tiend van een stuk land bij den pagus Runensis up den Zueteess over de Want tusschen land van Woluerdinghe en ten Polle, aan de abdij door verjaring toekomende; waarop JOHANNES na beraadslaging met zijne bloedverwanten erkende ze schuldig te zijn. Et quia hec ut premittuntur dictis anno die mense et hora (anno dominice incarnationis millesimo quingentesimo quinto, decimo nono die mensis Septembris) coram nobis et notario Nostro JOHANNE LOBRINCK acta sunt,. Oorspr. (Inv. No. 161). Het decanaatszegel is verloren. Met onderteekening van den notaris JOHANNES LOBRINCK.
343 WOLTER VAN WOLTINGE schulte te Mepploe en te Nyeuene oorkondt, dat HENRICK JACOB HEYNENSSoen vestigde voor ALEYT weduwe van JOHAN ROPER en hare kinderen eene rente van 3 hertog Philipsguldens uit het erf Wynterrogge in 't kerspel te Westerhesselte bewoond door ROLEFF WARRE en bij niet voldoening na eerste aanmaning uit zijn erf te Nyeuene. Gegeven int jair ons Heren dusent vyffhondert ende achte des Donredages na sunte Seruacius dach bisscop. Oorspr. (Inv. No. 144). Het zegel van den schulte is verloren.
344 GODEFRIDUS cureit der kerspelkerk van St. Johannes Evangelist te Runen verzoekt allen geloovigen geestelijken en leeken, HENRICUS GHERARDI zijn parochiaan, brenger 's briefs, die van eerlijken levenswandel en goede faam is, niet door een kerkelijke straf is gebonden en voornemens is voor 't heil zijner ziel eene bedevaart te doen naar 't sacrament in Wilsenack, met hunne aalmoezen te steunen, hem toe te laten tot de mis en hem bij eventueel overlijden eene kerkelijke begrafenis te gunnen. Concept in het pastoorsboek van Ruinen (Inv. No. 231).
345 JOHAN BARTOLDES en HINRICK e.l. verkoopen aan RYXSE VAN REESE, weduwe van WILLEM VAN REESE, eene losrente van 3 lichte ponden min 1 oort als eerste pacht uit 't erf c. a. van VOLKYER FOLPERDES en ALYT e.l. op Haeckeswoldt, waartoe de eigenares hare toestemming gaf. Met bezegeling door ANDRIES LUYCKENSsoen schulte op Buddinckwoldt. Indt jare onses Heren dusent vijfhundert ende tyen den eenentwintichsten dach in Junio. Oorspr. (Inv. No. 75). Met eenigszins geschonden zegel van A. Lz. in groene was.-Met transfix d.d. 28 Mei 1535 (Reg. No. 376).
346 TYMAN POPPINCK RODOLPHUSsoon te Oruelde draagt voor buren te Borck over aan Mr. EGBERT GEYEN pastoor te Borck eene losrente van 3 Arnsguldens uit Abbynge-guet in 't kerspel te Borck. Met bezegeling door ARNT NYSYNGE. Int jaer ons Heren dusent vyfhondert ende tyen op suncte Lebuinus dach yn den sommer. Oorspr. (Inv. No. 246). Met geschonden zegel van A. N. in groene was.
347 BERNARDUS ASSONIS abt te Dickeninge en ALEYDIS Voss priorinne komen, met toestemming van 't gemeen convent, overeen met hun medebroeder GOERT MULERT pastoor te Runen, voor diens leven; waarbij aan GOERT wordt toegekend:
1°. jaarlijks 50 Zwolsche mudden rogge (n. 1. 40 uit den Poll en 10 uit Rensinge in 't kerspel van Ruenen), terwijl zij zoo noodig uit hun "spiecker" zullen aanvullen wanneer de erven niet zooveel opbrengen,-verder de klokrogge, waartegenover hij voor 't klokketouw moet zorgen,-een ton boter uit aangewezen erven zoo noodig aan te vullen uit 's kloosters kelder,-10 Zwolsche mudden moltzaad half gerst, half haver uit het bakhuis te Runen;
2°. 't genot van 4 mudden land van 't Queickwarck, 4 dagmaten hooiland aan de Reethe; het recht om twee varkens te drijven in 't Kinholt als de eikels rijp zijn,-"alle accidentalien, offerhanden, renthen, provenen de totter kercken behoeren",-het recht om 2 a 3 koeien te doen onderhouden op 's kloosters erven te Runen wanneer deze verhuurd worden;
3°. terwijl de abdij op zich neemt de "weideme" op te timmeren, wanneer deze mocht verbranden. Met vermelding als dadingslieden van BERENT VAN MUNSTER heer te Runen, WILLEM TER SCHEIR pastoor te Blydensteden, REYNOLT DE Voss ROELEFS. VAN STEENWICK, REYNOLT VAN DEN CLOESTER THOE HAUERHORST. In den jaren ons Heren dusent vyfhondert ende elven op sancte Vincentius dach. Oorspr. (Inv. No. 210). Het conventszegel is verloren.
348 GHEERT SCHULTINGE te Colderuene en REYNTGEN e.l. dragen voor erf buren over aan LAURENS GHEERTSsoen en COEP e.l. eene losrente van 1 Zwolsch mud rogge uit hun land c. a. te Colderuene, als eerste pacht naast 12 mudden rogge en kerk- en buurpachten. Met bezegeling door WOLTER VAN WOLTINCK schulte te Meppell. Gegeven int jair ons Heren dusent vyffhondert ende elvene des Wondesdages na sunte Lucyen dach der hilliger juffer. Oorspr. (Inv. No. 131). Het zegel is verloren.
349 THYMAN YAN HYKEN draagt voor erfburen te Borck over aan Mr. EGBERT GHEYEN pastoor te Borck eene losrente van 4 Ar.guldens uit het goed van JOHAN en CONRAET STUEEWOLT in de marke en 't kerspel te Borck. Met bezegeling door JOHAN ROSYNGE, den ouden schulte. Ghegheven int jaer ons Heren dusent vyfhondert ende twelven des Donredaeghes nae der hyllygen Drye Koenynghen dach. Oorspr. (Inv. No. 247). Het zegel van J. E. is verloren.
350 JOHAN GOESENS verklaart voor erf buren te hebben overgedragen aan Mr. EGBERT GHEYEN pastoor te Borck op 1510 des Maendaeges voer Meye en op 1512 des Wondaeges nae Palmen dach telkens eene losrente van 1 Groninger mud rogge uit zijne goederen in de marke en 't kerspel van Borck; en die goederen tegenover hem te hebben verbonden voor eene losrente van 1 Groninger mud rogge, door Mr. E. in 1511 gekocht van ROLOF ALTYNGE, en voor eene losrente van 1 Arensgulden, door Mr. E. gekocht van EGBERT HOFMERYNGHE. Met bezegeling door JOHAN ROSYNGHE, den ouden schulte. Ghegheven int jaer ons Heren dusent vifhondert ende twelve des Donredaeges nae Palme oft op Wytten Donredach. Oorspr. (Inv. No. 248). Met zeer geschonden zegel van J.R. in groene was.
351 ANDREES LUYTGENSS. schulte van het Wolt oorkondt, dat ROLOFF GHEERT MEWUS en LYSABETH e.l. verkochten aan ALBERT HENRICK VOLKIERSdochter eene rente van 1 vierendeel boter uit het erf van CLAES ANDREES op Haekeswolt, door hen gekocht van HENRICK BERENTssoen en ARENT e.l. Gegeven int jair ons Heren dusent vyffhondert ende twaelve op sunte Vrbanus dach. Oorspr. (Inv. No. 76). Het zegel van A. Lz. is verloren.-Transfix var een stuk d.d. 1485 (Reg. No. 316); met eentransfix d.d. 24 Aug. 1574 (Reg. No. 469).
352 BERNARDUS ASSEN abt te Dickeninge verpacht aan ALBERT VAN BOEREN en HILLE e.l. het goed ten Twele geheeten Schonegange weer, voor 12 jaren tegen 15 Philipsguldens 's jaars, onder verschillende voorwaarden. Ghescheet in den jaren dat men screeff dusent vyffhondert ende dertyn op sunte Scholastiken dach der hilliger joffere. Oorspr. (Inv No. 78). Chirograaf.
353 Mr. EGBERT GHEIE, pastoor te Borck, draagt voor erf buren te Borck over aan het klooster te Scharmer "ordens des Hilligen Cruces" zijne (genoemde) rogge- en geldrenten in 't kerspel te Borck, te zamen 39 mudden en 21 schat rogge, 181/2 Arnhemsch guldens, 71/2 oort en 10 kromstaarten. Met medebezegeling door JOHAN GOSENS, schulte te Borck. In den jaren unses Heren dusent vyffhundert unde derteyen des Maendags voer sunte Johannes to midsomer. Oorspr. (Inv. No. 249). De zegels van E. G. en J. G. zijn verloren.
354 STEVEN THER BORCK schenkt aan de abdij in Dickeningen het erf Helynge, in 't kerspel van Oesterhessellen in de marke en buurschap te Gheess, door hem verkregen van zijn "natuerlicke swager" SYMON POLMAN JOHANSZ., waarom STEVEN en SYMON beide den abt stoklegging doen voor buren te Gheess; onder beding dat op het erf rustende tienden daarop zullen blijven rusten. Gegeven in den jaeren onses Heren dusent vyffhundert ende dertyne des ersten Donredages nae Gereonis et Victoris dach martellaren. Oorspr. (Inv. No. 145). Met licht geschonden zegel van S. t. B. in groene was.
355 REINOLT VAN DEN CLOESTER geeft aan heer BERENT ASSON abt te Dickkeningen kwijting voor 50 gouden Philipsguldens, hem geleend ten tijde van heer LUBBERT VINKE. Oorspr. (?) in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. 29b verso.
356 ALBERT WYCHERDINCK en JACOB VAN DEN WAETER schepenen der stad Zwolle oorkonden, dat GOERT CLAESS. en BYELE e.l. overdroegen aan de abdij te Dickeningen eene rente van 8 heerenponden, uit hunne "weren" in de Voirstrate, als eerste rente uit die "weren", en hunne goederen in de stad en de vrijheid van Zwolle. Gegeven int jair uns Heren vyfftienhundert ende sestiene op Donredach na senct Lucien dach. Oorspr. (Inv, No. 202). De beide schepenzegels zijn verloren.
357 LUBBERT MULERT richter te Hasselt oorkondt, dat ARENT VAN WESTRENEN en AUE e.l. overdroegen aan de abdij van Dickkelinge eene rente van 3 heerenponden uit een stuk land in Rossinges maet bij de Hessellinger brugge, tusschen den gemeenen weg en de Aa. Int jaer ons Heren vyfteynhondert ende soventeyn des Dinxedages na sunte Valentyns dage. Oorspr. (Inv. No. 171). Het zegel van L.M. is verloren.
358 WOLTER VAN WOLTINCK schulte te Meppell en te Colderuene oorkondt, dat GHEERT SCHULTINCK en de voogden zijner dochter CLAES overdroegen aan de abdij te Dicknynge een erf c.a. op Colderuene, strekkende aan den Somerdyck en boven in 't Mosvene. Gegeven int jair ons Heren dusent vyffhondert ende soventyne op Donredach na Onser Liever Vrouwen dach Annuntiationis in de vasten. Oorspr. (Inv. No. 131). Het zegel van den schulte is verloren.
359 De notaris HERMANNUS THER MAET oorkondt, dat broeder ALBERTUS THORINCK als keldermeester van 't convent in Dicknynge een brief van BERNARDUS THER MAET, deken van Drenthia, vertoonde en van hem notaris daarvan afschrift verzocht, welke brief luidde als volgt (zie regest No. 302); waaraan de notaris voldeed. Acta fuerunt hec in ecclesia parrochiali Meppell sub anno indictione die mense hora et pontificatu quibus supra (In nomine Domini amen. Anno a nativitate eiusdem millesimo quingentesimo septimo decimo, indictione quinta, vicesima nona die mensis Augusti, hora secunda post meridiem vel circiter, pontificatus sanctissimi in Christo patris ac domini Nostri domini Leonis divina providentia pape decimi anno quinto). Oorspr. (Inv. No. 134.) Met onderschrift en merk van H. t. M. cler. Trai. dyoc. sacra imp. auct. notarius.
360 HERMAN JOHAN WIJCHERS en KATHERINA e.l. dragen over aan de abdij te Dickeninge eene losrente van 4 ponden uit zijn land naast de wedeme in 't kerspel van Blidensteden, reeds bezwaard met eene pacht voor ANDREES HERMANS. Ghegeven int jaer ons Heren dusent vijff hondert ende achtyen des Manendages na sunte Ambrosius dach des hilligen bischop. Oorspr. (Inv. No. 63) Met fragment van het zegel van H. J. W. in groene was.
361 LAURENS JOHANsoen schulte op Staphorst oorkondt bij aardgunning door den schulte in de Wyck, dat GHEERTRUET KRUSEN overdroeg aan de abdij van Dyckelynghe de Knoppersmaet te Hesselynghe op Staphorst ten zuiden van de A, met een vrijen weg naar de Meppeler brugghe en den gewonen weg naar Staphorst. Ghegheven in den jaren onses Heren dusent vyffhondert ende achtyne des eersten Donredaghes (nae) sancte Ambrosy. Oorspr. (Inv. No. 172). Het zegel van den schulte is verloren.
362 LAURENS JOHANsoen schulte op Staphorst oorkondt bij aardgunning door den schulte in de Wyck, dat GHEERTRUET KRUSEN overdroeg aan de abdij van Dyckelynghe de Knoppersmaet te Hesselynghe op Staphorst ten zuiden van de A, terwijl JOHAN TOE HESSELYNGHE aan de abdij de keus gaf tusschen een vrijen weg naar de Meppeler brugge of den gewonen weg naar Staphorst. Ghegheven in den jaren onses Heren dusent vyffhondert ende achtyne des eersten Donredaghes (nae) sancte Ambrosius. Oorspr. (Inv. No. 172). Het zegel van den schulte is verloren.
363 SEYNE MÜLERT richter te Vmmen oorkondt, dat DERCK VAN DEN CLOSTER vestigde voor zijne zuster joffer LÜTGHERT "ene joffer to Dickelingen, met oeren convent', eene lijfrente van 5 goudguldens uit zijn erf c.a. Welmerdynck in 't gerecht van Vmmen in de buurschap te Zeese tot afkoop van haar recht op de nalatenschap van hunnen broeder ZYSE VAN DEN CLOSTER; met belofte van levering eener acte van goedkeuring door DERCK'S proost. Gegeven in den jaer ons Heren dusent vyfhondert ende negentyne op suncte Peter ende Pauwels avent. Oorspr. (Inv. No. 25). Het zegel van den richter is verloren.
364 HERMAN VAN DEN CLOESTER bepaalt, in tegenwoordigheid van den proost van Clarenwater en JOHANNES VISCHER van Kouerden, in 't geschil tusschen den abt van Dickeninge, den proost van Swartenwater, den prior van Bilheem, HERMAN VAN DEN CLOESTER, OESTENWOLDE VAN VOLLENHOE en joffer VAN DEN CLOESTER TOE DUNNINGEN, als geërfden van Ouerreesten, en AELT VAN HERDERWIJCK, als pastoor aldaar: -dat de pastoor zijn vee zal drijven over alle driften, die de buren gebruiken, doch dat hij het door hem in gebruik genomen land aan de meente moet teruggeven, terwijl de buren mogen behouden het land voor zijne komst van de meente afgegraven, doch eveneens moeten teruggeven het in zijn tijd van de meente afgegravene. Dit is geschiet anno M° Vmo XXmo in fine May. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. XLIII verso.
365 JOHAN VAN CRALEN draagt voor erfburen over aan ALBERT WOLTERS en HILLE e.l. eene losrente van 5 oort goudguldens, uit het erf c.a. in 't kerspel van de Yhorst aan de Ryeste, bewoond door LAURENS COPES ther Sciphorst en door dezen te betalen, als eerste pacht van 5 goudguldens. Met bezegeling door CORNELYS HERMENsoen schulte in de Wyck en in 't kerspel van de Yhorst. Ghegheven int jaer ons Heren dusent vyffhondert unde twyntich op sancte Bonifacius dach. Oorspr. (Inv. No. 116). Het zegel is verloren.
366 De notaris JOHANNES VAN DEN (of DE) BELE oorkondt, dat, in 't geschil tusschen 't convent van Dyckelinge en REYNT VAN DEN CLOESTER te Runen, REMMELT LUGEN en 4 andere getuigden, dat de dijk tusschen 't convent en Blijdensteden behoorde aan 't convent en de vorige eigenaars ervan van 't convent land in ruil hadden ontvangen. Up de tyt voirs. (int jaer unses Heren dusent Vc unde XX up der octave van Vnser Lever Vrouuen Visitacionis. Oorspr. in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. 45e verso.
367 HERMAN GHERSEN en GRETE e.l. verkoopen aan de abdij van Dyckelynghe eene losrente van 2 Philipsguldens uit het door hen bewoonde "Groene erve" in 't kerspel te Blijdensteen in de Huecht, als eerste pacht na buurpacht, boter voor de abdij en 71/2 mud rogge. Met bezegeling door JOHAN TIJDENS schulte te Buddynghewolde. Ghegeven int jaer onses Heren dusent vyffhondert ende enentwijntich in der octave van Mijddevijnter etc. Oorspr. (Inv. No. 68). Het zegel van den schulte is verloren.
368 De notaris ARNOLDUS HAMYNCK oorkondt, dat HENRICK VAN DER LAGHE, "dyener" van 't convent van Dickenynge, de rente van 21/2 gouden Rijnsgulden vermeld in den doorstoken brief, schonk aan 't convent om na zijn overlijden zijne memorie daarvan te vieren. Ende ys ghescheen in den jaren onses Heren dusent vyff hundert ende XXIII des sesten dages July. Oorspr. (Inv. No. 8). Het zegel van A. H. is verloren.
369 Burgemeesteren, schepenen en raad der stad Steenwick oorkonden, dat VILM HENRICK VILMSoen en KATHERINA e.l. overdroegen aan GHEERT JOHAN RICMENsoen en GRETE e.l. eene rente van 2 Philipsguldens uit een huis en stede in de Onnigerstrate, strekkende tot de Moelenstraete, vroeger bewoond door wijlen JOHAN LUBBERS. Met toekenning van 't recht van uitpanding bij wanbetaling. Gegeven int jaer ons Heren dusent vyffhondert ende vyventvinchtich op sancte Marcus dach. Oorspr. (Inv. No. 181). Het zegel is verloren.-Met transfix d.d. 1 Juli 1560 (Regest No. 401).
370 GODEFRIDUS MULERT, abt te Dickenninge verpacht aan ALBERT VAN BUEREN en HILLE e.l. het goed ten Twele geheeten Scho(ne) ganges weer, tegen 16 gouden Philipsguldens 's jaars en eenige onkosten en verder onder verschillende voorwaarden. Gheschiet in den jaeren onses Heren dusent vyfhondert ende XXVII up Alder Kinderen dach. Minute (Inv. No. 78) op papier.
371 VOLKYR SLOKT beleent HERMAN VAN DEN CLOESTER EEYNOLTSzoen en, na diens afstand, de abdij van Dickeninge met de door hem van 't sticht van Vtrecht in leen gehouden tienden over haar erf Westerhuys op die Ouerrieste. Up dach ende datum voirseyt (Vullenhoe... up Vrydach nae sunte Peters dach ad Cathedram anno vyftynhondert twee ende dertich). Oorspr. (Inv. No. 39). Met geschonden zegel van den leenman ALPHER VAN IJSELMUDEN in groene was; de zegels van VOLKYR SLOET en den leenman HENRICK HAGEN zijn verloren.
372 HERMAN VAN DEN KLOESTER REYNOLTSZ. verkoopt aan de abdij van Dickeninge zijne tienden over dat Westerhuys opter Auerriesten van de abdij, en draagt die tienden op in handen zijns leenheers. Met bepaling dat zijne erfgenamen de tienden, als leengoed, zullen kunnen lossen met 200 enkele gouden Rijnsguldens. Gegeven in den jaer unss Heren dusent vyfhondert ende twe ende dertich op sunte Mathys avent des hilligen apostels. Oorspr. (Inv. No. 40). Het zegel is verloren; met onderteekening door HERMEN VAN DEN CLOESTER.
373 GEORGEN SCHENCK Vrijheer te Tautenburch, ridder van de orde van het Gulden Vlies, 's keizers stadhouder-generaal van Vrieslandt en Oueryssel, verklaart, dat, na vriendelijke tusschenkomst van hem met LUBBERT MULART, schulte te Hasselt, en HERMAN VAN DEN CLOESTER, het geschil tusschen ROLOFF MULART te Hasselt en de abdij van Dickningen over eene rente van 15 goudguldens uit ROLOFF'S huis c. a. te en bij Hasselt is beslecht als volgt: R. M. zal aan de abdij overdragen zijne rente van 5 goudguldens uit het goed in Drenth van HERMAN VAN DEN CLOESTER met de brieven ervan; en de 10 goudguldens, die hij dan nog aan de abdij schuldig blijft, zal hij in 2 jaren mogen afkoopen met 200 goudguldens; voor welke 10 goudguldens hij c.u. tot zekerheid stelt: a. eene rente van 16 mudden van zijn roggepacht uit de Weede, Smedinck en dat Nyewe Huys met 4 waren in de marke van Verssen in het kerspel van Ommen en 1 waar in Dalmsholte, en b. Klyen-goet te Rechteren, welke 4 goederen hij in leen houdt van ALOFF VAN RUTENBERCH ; welke zekerheidstelling binnen 1 maand voor den leenheer zal geschieden; mocht deze weigeren, dan zal G. SCHENCK als opperleenheer de acte passeeren; met verdere bepalingen omtrent de zekerheidstelling voor en den afkoop der 10 goudguldens en de afgifte van voor de tegenpartij belangrijke stukken. Gegeven op den schloete Vollenhoe den XIIIIden dach van Marcio anno XVc twe ende dartich. Oorspr. (Inv. No. 102). Met onderteekening door LUBBERT MULERT en HERMEN VAN DEN CLOESTER; het zegel van G. S. is verloren.
374 ROLOFF MULERT en ALEYDT e.l. dragen voor erf buren in de marke van Meppel over aan de abdij te Dyckenynghen eene rente van 5 gouden Rijnsguldene uit een stuk land voor 't huis te Vledderynghe, geheeten dye Vledderynghe maet en grenzende aan de Olde A, als eerste rente. Met medebezegeling door THYS KETTELL schulte te Meppel. Ghegeven ende gescheet in den jaeren onss Heren dusent vyfhondert vijer ende dartich op Donredach nae den hillighen Paesschen dach. Oorspr. (Inv. No. 138). De beide zegels zijn verloren.
375 ALBERT WULVERYNGHE en ALEYT e.l. dragen voor erf buren te Rune over aan het convent van Dijcklynghe eene losrente van 11/2 Philipsgulden uit hun goederen in de marke en 't kerspel van Rune. Met bezegeling door HINRICK PYGGHE, schulte in de heerlijkheid van Rune. Gheschreven ende gegheuen in den jaer ons Heren duysent vyffhondert ende vyffendartych des Donderdaechs voer Tiburcij martyris etc. I. B. Oorspr. (Inv. No. 162). Met geschonden zegel in groene was.
376 LUTGHART BAST draagt voor buren over aan de abdij te Dickenynghen eene rente van 3 lichte ponden min 1 oort op Haeckeswoldt overeenkomstig den doorstoken brief (zie regest No. 345). Met bezegeling door ARENT VAN WESTRENEN schulte op Buddinckwoldt. Gegheven in den jaeren onss Heren dusent vyffhondert ende vyff ende dartich den achtentwyntichsten dach in Maio. Oorspr. (Inv. No. 75). Het zegel van A. v. W. R. is verloren.
377 BARTELT LOEYER en LUMME e.l. verkoopen aan JOHAN LUETKENS en HAESE e.l. eene losrente van 1 Hoornsgulden uit het door hen bewoond erf c.a. ; waarna JOHAN en HAESE de rente verkoopen aan 't convent van Dyckelyne. Met bezegeling door ARENT VAN WESTRENEN schulte te Buddynwolt. Ghegeven int jaer ons Heren dusen vyfhundert en soevenende dartych des Maendaghes nae sunte Tybursyus. Oorspr. (Inv. No. 64). 't Zegel van A. v. W. is verloren.
378 HENRICUS VAN SPUELDE abt te Dyckenyngen verpacht aan ALBERT VAN BUEREN en zijn zoon KERSKEN en hunne vrouwen het goed ten Twele geheeten Schoenganges weer, tegen 17 goudguldens 's jaars en eenige onkosten, en verder onder verschillende voorwaarden. Dese huere ys ghescheet toe Dyckenyngen op der abdien des Vrydages nae sunte Lambert anno XXXVII. Oorspr. (Inv. No. 78). Chirograaf.
379 ARENT MULERT schulte te Hasselt oorkondt, dat COEP ALBERTS en NYESE e.l. beloofden het kind hunner dochter GHRETE op te voeden buiten kosten voor de abdij van Dyckenynghe. Waartegenover de abdij beloofde na hun dood geen aanspraak te zullen maken op hunne nalatenschap, doch niet te willen instaan voor genoemde GHRETE en haar kind. Ghescheyt yn den jare ons Heren dusent vyffhondert ende veertych op suncte Andrees apostells avent. Oorspr. (Inv. No. 26). Met zegel van A. M. in groene was.
380 HENRYCK GHIERSS. en JOHANNA e.l. dragen voor erf buren over aan ARENT, zoon van wijlen JOHAN LUYNGHE, eene losrente van 2 mudden rogge uit hun huis te Meppel ten noorden van het kerkhof en naast het Sancte Antonys pat, als eerste pacht naast 3 mudden rogge en 21/2 goudgulden Met bezegeling door WOLTER VAN WTTERWIJCK, Ghegeven int jaer ons Heren dusent vyffhondert ende ene ende veertych op sancte Peters dach ad Catedram. Oorspr. (Inv. No. 140). Het zegel van WOLTER VAN WTTERWIJCK is verloren.-Met transfix d.d. 1 Maart 1546 (Regest No. 385).
381 Het nonnenconvent te Hasselt draagt voor schulte en erf buren te Meppel over aan GHOERT NYERKERCKE en LUTGHERT e.l. eene losrente van 3 gouden Rijnsgulden uit een huis en hof te Meppel, thans bewoond door GHEBBE GOESSENS en hare kinderen, als eerste pacht na de kerkepacht en de buurpacht. Met bezegeling door HENRYCK GHEERSS, schulte te Meppel. Ghegeven int jaer ons Heren dusent vyfhondert ende ene ende veertych op sancte Martyns dach Translacionis. Oorspr. (Inv. No. 139). Het zegel van H. G. is verloren. Met onderteekening van H. G.-Met transfix d.d. 10 Mei 1577 (Reg. No. 451).
382 MATHYS HARMENS en KATHRINE e.l. dragen voor erf buren van Colderuene over aan 't convent van Dycklynge eene losrente van 23 Zwolsche mudden winterrogge uit hun erf c. a. in 't kerspel te Colderuene, strekkende boven in 't Mosvene en buiten aan den Somerdyck, als eerste pacht naast 1 mud rogge. Met bezegeling door HENRICK GHEERS., schulte te Meppell en Colderuene, bij afwezigheid van JAN VAN ASSCHEDE. Gegeven int jaer ons Heren dusent vyffhundert unde enenvyrtich op Wondesdach nae sunte Jacob apostell. Oorspr. (Inv. No. 132). Het zegel van den schulte is verloren.
388 JOHAN TOUSLAGER en BOELE e.l. vestigen voor erfburen voor WIBBE RIDDERS weduwe en hare kinderen eene losrente van 1 goudgulden uit de goederen van wijlen TYMAN BOELE, in gebruik bij JOHAN TOUSLAGER en JOHAN BRUGGER en gelegen te Meppell ten westen van HARMEN VAN CLOESTERS pat, welke rente vertegenwoordigt 1/5 in de nalatenschap van WIBBE'S ouders, door JOHAN en BOELE van haar gekocht, en is de eerste pacht naast 31/2 Philipsgulden en 1/2 mud rogge. Met bezegeling door HENRICK GHEERSs., schulte te Meppell, bij afwezigheid van JAN VAN ASSCHDE. Gegeven int jaer ons Heren dusent vyffhundert unde twe ende vyrtich op den derthichsten dach May. Oorspr. (Inv. No. 141). Het zegel van den schulte is verloren.-Met een transfix d.d. 1 Oct. 1546 (Regest No. 386).
384 MR. GEERT TER STEGE en LUYTGEN RYCKMANS, burgemeesteren, met schepenen en raad der stad Steenwyck oorkonden, dat LUYTGEN HERMANS of LUYTGEN IN DEN SCHARN en ALYT e.l. overdroegen aan HENRICK JANSS. BOETGENS en LUTGERT e.l. eene losrente van 3 goudguldens uit 't huis c.a in de Neerwoldtstraet, door LUYTGEN bewoond. Den XVen dach Septembris anno XVc ende vyfenveertich. Oorspr. (Inv. No. 182). Met fragment van het stadszegel van S. in groene was.-Met een transfix d.d. 22 Juni 1576 (Regest No. 445).
385 De mombers van ARENT zoon van wijlen JOHAN LUYNGE dragen voor erf buren over aan de abdij te Dicklynge eene losrente van 2 mudden rogge, vermeld in den doorstoken brief (zie regest No. 380), uit een huis c.a. te Meppell ten noorden van het kerkhof en naast Sancte Anthonys patt, als eerste pacht naast 3 mudden rogge en 21/2 goudgulden. Met bezegeling door HENRICK GEERSs. schulte te Meppell "wt beuell' JAN VAN ASSCHE. Gegeven int jair ons Heren dusent vyffhundert sess ende virtich den yrsten dach Marcy. Oorspr. (Inv. No. 140). Met geschonden zegel van H. Gz. in groene was, en onderteekening door H. Gz.
386 HENRICK GHEERSS., schulte te Meppell oorkondt, dat WYBBE RIDDERS en hare kinderen voor erf buren overdroegen aan de abdij te Dycklynge eene rente van 1 goudgulden, vermeld in den doorstoken brief (zie regest No. 383), uit de goederen van wijlen TYMAN BOELE, in gebruik bij JOHAN TOUSLAGER en JOHAN BRUGGER en gelegen te Meppell ten westen van H ARMEN VAN CLOESTERS pat; als eerste pacht naast 31/2 Philipsguldens en 1/2 mud rogge. Gegeven int jair ons Heren dusent vyffhondert ende sessenvirtich den yrsten Octobris namentlick up sunte Remigius dach. Oorspr. (Inv. No. 141). Het zegel van den schulte is verloren; met onderteekening door den schulte.
387 CLAES LAURENTS, schulte op Staphorst van wege ARENT MULART schulte te Hasselt, oorkondt, dat de momber der kinderen van wijlen JAN KOEKEN en zijne weduwe EGBERT overdroegen aan de abdij te Dicklynge eene losrente van 21/2 gouden Rijnsgulden uit hun goederen op Staphorst in de Hesselinger marke. Gescheet in den jair ons Heren dusent vyffhundert ses ende virtich up Dinxdach nae sunte Wilbrordt. Oorspr. (Inv. No. 173). Met licht geschonden zegel van C. L. in groene was.
388 ENBERT ENGBERSEN en ALEYDT e.l. dragen voor erf buren over aan de abdij te Dycklynghe eene rente van 6 vierendeel boter (uit 14 pond) uit hun erf in den Bloemen in de Oesterburen aan de zuidzijde strekkende tot Rammersfelt Oestervelt Met bezegeling door HENRICK GHEERSEN schulte te Meppel. Gegheven int jaer ons Heren dusent vyffhondert ende soevenenvyertich des Sondaghes nae Mey dach. Oorspr. (Inv. No. 143). Het zegel van den schulte is verloren; met onderteekening door den schulte.
0440 Abdij Dikninge
2. Inventaris
2.4. Regestenlijst
388
ENBERT ENGBERSEN en ALEYDT e.l. dragen voor erf buren over aan de abdij te Dycklynghe eene rente van 6 vierendeel boter (uit 14 pond) uit hun erf in den Bloemen in de Oesterburen aan de zuidzijde strekkende tot Rammersfelt Oestervelt Met bezegeling door HENRICK GHEERSEN schulte te Meppel. Gegheven int jaer ons Heren dusent vyffhondert ende soevenenvyertich des Sondaghes nae Mey dach. Oorspr. (Inv. No. 143). Het zegel van den schulte is verloren; met onderteekening door den schulte.
Datering:
1547, Mei 8
Organisatie: Drents Archief
laatste wijziging 11-10-2006
389 WOLTERUS GOSSCHALLYCK VAN DER BRUGGEN, pastoor te Runen, verklaart voor "onss gebeneficiirde preesteren" te hebben ontvangen verschillende gelden "van onser memorien", en belooft daarvan aan heer JOHAN CLUPPELL vicaris der kapel te R. en heer EYSON jaarlijksche uitkeeringen te doen totdat de som weder belegd is, waarvoor hij zijne goederen in 't kerspel van Hasseldt verbindt. Gegeven in den jaren onss Heren dusent vyffhondert ende soven ende veertych op Wonssdach in den Pynxteren. Oorspr. (Inv. No. 240). Met het licht geschonden zegel van W. G. in groene was.
390 GISBERTUS VENRAEDT, pastoor te Deueren en deken van 't land van Drenthe, veroordeelt de kerspellieden van Meppel bij verstek tot betaling van tienden grof en smal aan 't kapittel van St. Peter te Uytrecht en de abdij van Dycklinge zoowel over het afgeloopen jaar als voor het vervolg, en daarenboven in de kosten van het geding. Data et lecta est hec sententia Deueris altera Marty .... anno Domini millesimo quingentesimo quadragesimo octavo .... Oorspr. (Inv. No. 135). Het decanaatszegel is verloren.
391 ALBERT HERMSSEN schulte te Buddinge- en Hakeswolde oorkondt, dat JAN PETERS en LUITGEN BENEN mede namens hun broeder BENE JANSSENN overdroegen naar 't landrecht in den Wolde aan KERSTJEN JANSoen en LAMMA e.l. en HERMEN GEERS en METTE e.l. een stuk land geheeten het Karckenlant, hun aangeërfd van hunne ouders en gelegen in 't kerspel van Blidenste ten oosten van die Brandewer, en wat hun verder van hunne ouders is aangekomen. Actum anno etc. dusent vijffhundert unde vifftich den lesten dach Augusti. Afschrift (16de eeuw) (Inv. No. 70).
392 LUCAS VAN CAMPHUESEN en JOHAN VAN HAIRSTSOLTE, schepenen der stad Zwolle, oorkonden, dat JOHAN COICKMAN, vicaris in de St. Michiels-kerk aldaar vestigde voor zijne zuster juffer NIESE COICKMAN, "conventuaell juffer" te Dyckenyngen, den lijftocht van 5 heerenponden uit zijn erf c.a. gelegen op de Luere. Gegeven in den jaire onsses Heren vyffthienhundert een ende vyfftich upten thienden dach Nouembris. Oorspr. (Inv. No. 27). Met de geschonden zegels van L. v. C. en J. v. H. in groene was.
393 JOHANNES CLUPPEL, kapelaan der kapellanie van St. Catherine te Ruynen, benoemt tot executeurs-testamentair ROLOFF BYSTERVELDT pastoor in Dwingloe, PETER FREDERIJCX pastoor in Blydensteen, en HENRYCK VAN MUNSTER heer te Ruynen, zijn patroon, en geeft zijn uitersten wil te kennen. Oorspr. (Inv. No. 243). Het opgedrukt zegel van J. C. is verloren.
394 ALBERT HARMENSS. schulte te Buddynck- en Haix-Woldenne oorkondt, dat JOHAN KARSSKENSS. en ELSE e.l., ARENT KARSSKENS en GHESE e.l., HENRICK KARSSKENSS. en hunne zuster JANNA en HARMAN GEERTSs. en MEDTTHAE e.l. overdroegen aan de abdij te Dijckenynge een stuk land in 't kerspel van Blydensteden in de Huucht geheeten tKarckenlandt ten oosten van de Brandeweer. Actum anno etc. MD unde vre ennde vyfftych des Zoendags post Conversionis Pauli apostoli. Oorspr. (Inv. No. 69). Het zegel van den schulte is verloren. Afschrift (16de eeuw) (Inv. No. 70).
395 PETER WOLTERS en [.......] e.l. met zijne voorkinderen, ROLOFF WOLTERS en ALYT e.l. met zijne voorkinderen en LUETGEN WOLTERS en JOHAN e.l. geven aan HARMEN JANSEN en KATHRINA e.l. dat Westerlant in 't kerspel van Cokange, in ruil voor eene rente van 1 mud pachtzaad uit dat land en eene som geld, met wederkeerige overdracht voor buren. Met afstand voor de erfburen door DERRICK ROLOFFS. en WYBBE e.l., MEWES ROLOFFS. en BARBARA e.l, HENRICK JOHANSS. en HEBELE e.l. van hunne rechten op genoemd land. Met bezegeling door HENRICK JOHANSS. schulte te Cokange. Then dage ende jare als voirseyt (In den jair ons Heren dusent vyffhundert vyff ende vyfftich op den twalefsten dach van Meye). Oorspr. (Inv. No. 129). Met geschonden zegel van H. J. in groene was.-Met transfix d.d. 10 Maart 1575 (Regest No. 443).
396 JOHAN BROUWER (als gevolmachtigde van zijn broeder ALBERT BROUWER, JOHAN KUIJSINGE en ALEYT e.l., HARMAN ALBERS en GEERTGEN e.l., ARENT KUPER en ALEYT e.l.), KATHRYNA en ANNA dragen voor erf buren te Kokange over aan HARMAN JOHAN ROLOFS en KATHRYNA e.l. dat Westerlant in 't kerspel te Kokange. Met bezegeling door HENRICK JOHANSEN schulte te Kokange. Gegeven int jaer ons Heren duysent vyffhondert vijfenvijftich op sanct Matheus dach des hilgen apostoli. Oorspr. (Inv. No. 129). Het zegel van H. J. is verloren. - Met transfix d.d. 10 Maart 1575 (Regest No. 443).
397 HENRYCK JOHANS. schulte te Kokange oorkondt, dat WIJCHERUS JOHANNES VAN STAPHORST, pastoor te Meppel, MEUUS VOLKEERS. en GRETA e.l., ROLOFF HILBRANTS en ANNA e.l., CLAES JAN HILBRANTS en JAN e.l. overdroegen voor erfburen te Kokange aan HARMEN JAN ROLOFS en CATHRINA e.l., een stuk land in de marke te Kokange Gegheven int jaer ons Heren duesent vyf hondert vyffenvyftich op sancte Martens dach in den winther. Oorspr. (Inv. No. 129). Het zegel van H. Jz. is verloren. - Met transfix d.d. 10 Maart 1575 (Regest No. 443).
398 ALBARTUS THEN NYENHUYS abt te Dyckennynghen verpacht met Mei 1556 aan PETER SCHOLTEN en HENRYCK GERSEN schulte te Meppel en hunne vrouwen 't goed ten Twele geheeten Schonegancs were, vroeger in gebruik bij ALBERT VAN BUREN, tegen 23 goudguldens 's jaars en eenige onkosten en verder onder verschillende voorwaarden. Oorspr. (Inv. No. 78). Chirograaf.
399 JOEST LEUWE, ARENT HOVINGE, HENRICK VAN MUNSTER bastaard en STEVEN TER MAETH verklaren-als scheidslieden van wege de geërfden in Anrepe en in Halen in hun geschil over een door die van Anrepe begraven stuk hooiland, dat volgens die van Halen behoort tot dat Gelebrock-te hebben bepaald:
1. dat die van Anrepe overeenkomstig hunne scheidsbrieven, welke volledig van kracht zullen blijven, voor gemeenschappelijk gebruik zullen laten liggen 11/2 vierendeel van het begraven stuk hooiland door partijen te zamen af te meten;
2. dat partijen geen land zullen afgraven van de volgens de scheidsbrieven gemeenschappelijk te gebruiken gronden. Den twintichsten dach in Junio anno viftinhondert viftich unde negene. Oorspr. (Inv. No. 147). De eerste drie zegels zijn uit het stuk geknipt, van het vierde is een stuk aanwezig. Met onderteekening door de scheidslieden.
400 Burgemeesteren, schepenen en raad der stad Hasselt verklaren ten bate der stad te hebben ontvangen van HERMANNUS VAN DER BURCHT, abt van Dickeninge, een vidimus bezegeld met het zegel der abdij, en de abdij te vrijwaren voor alle eventueel hieruit voortkomende schade. Int jaer ons Heren duisent vyfhondert negenn unde vyfftich den vyfftynden dach Septembris. Oorspr. (Inv. No. 103). Het "stadt-secreetsegel" is verloren.
Records 401 t/m 500
Records 501 t/m 518
laatste wijziging 13-01-2023
781 beschreven archiefstukken
2 gedigitaliseerd
totaal 297 bestanden

Kenmerken

Datering:
1360-1617
Citeerinstructie:
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste eenmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Drents Archief, Assen. Toegang 0440 Abdij Dikninge
VERKORT:
NL-AsnDA, 0440
Categorie:
laatste wijziging 13-01-2023
781 beschreven archiefstukken
2 gedigitaliseerd
totaal 297 bestanden