Uw zoekacties: Abdij Dikninge

0440 Abdij Dikninge ( Drents Archief )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Naar boven om te zoeken
0440   Abdij Dikninge
Inventaris
1. Inleiding
2. Inventaris
2.1. Archief der abdij te Dikninge
2.2. Archieven van pastorieën en vicarieën, waarvan de begeving staat aan den abt
2.3. Stukken waarvan de band met het archief der abdij niet blijkt
2.4. Regestenlijst
1 HARBERTUS, bisschop van Traiectum, schenkt- op verzoek van OTTO, ministerialis - aan de "ecclesia" van St, Maria te Runa: 1°. de kerk van Steenwijc met hare tienden, vroeger door OTTO als beneficium bezeten, vrij van 't geen vroeger tot 's bisschops recht behoorde (circatus, census en valken); 2°. een moerassige streek land tusschen Runa en Meppele met de daaraan verbonden tienden; 2 huizen in de villa Runa; 't land Gislo c.a.; de tienden in Anrep; 2 huizen c. a. 't eene in Petthe en 't andere in Buun. Acta sunt hec anno ab incarnacione Domini millesimo centesimo quadragesimo primo, indictione IIII, anno regni Cunradi IIdi tercio, secundo autem episcopatus domini HERBERTI. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. III-verso.
2 HERMANNUS, bisschop der Traiectenses, bevestigt de "ecclesia" in Blidenstat, gewijd aan Maria Magdalena, in de haar door zijnen voorganger HARBERTUS geschonken beneficia, n. 1. eene hoeve c. a. in Surebecheh, een stuk land in Mitdelbrinc en de tienden van 12 hoeven land ten westen van 't genoemd stuk. Acta sunt hec anno ab incarnacione Domini M C quinqua gesimo secundo, indictione XV, anno Fritherici regis regni primo, primo autem episcopatus Nostri anno. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol IIII verso-V.
3 GODEFRIDUS, "minister" der "ecclesia" van Traiectum, schenkt aan HENRICUS, pater van het cenobium Runense, zijne rechten op het land Selewrt, door HENRICUS gekocht van LUTGHERUS ministerialis, die het vroeger van St. Martinus en den bisschop in gebruik hield, op voorwaarde van een eeuwgetijde in genoemd klooster voor GODEFRIDUS en zijne ouders. Datum Volnho, III Idus Aprilis anno dominice incarnacionis M°C°LXIX°, regnante domino glorioso Frederico invictissimo Romano(rum) imperatore, anno regni eius XVIII°, anno autem episcopi domini Godefridi Traiectensis episcopi XIII°. Actum autem in Anlo. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. VI verso-VII.
4 GODEFRIDUS, bisschop van Traiectum, geeft aan de mannen van St. Martinus terug eene hoeve, hun door de monniken van Runen ontnomen, en schenkt aan den abt en de kloosterbroeders den groven en smallen tiend over 5 huizen bij de Beste. Facta sunt hec anno M°C°LXXVI°, anno regni Frederici imperatoris XXV°, episcopatus vero Nostri XXI°. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. III.
5 HENRICUS, abt der "ecclesia" van St. Maria van Runen, somt op de goederen, door zijne abdij verkregen met bisschoppelijke bevestiging. En deelt later mede, dat hij deze lijst deed schrijven in 1181 en haar wijlen bisschop BALDEWINUS overgaf, toen deze zijne kloosterlingen te Gruninga op Cathedra Petri wijdde; dat deze de "ecclesia" toen bevestigde in 't bezit dier goederen;-en dat wijlen bisschop GODEFRIDUS der abdij schonk een tiend bij de Reeste. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. X-verso.
6 Deken en convent der "ecclesia" van St. Johannes Baptista in Traiectum verkoopen hunne inkomsten in Groningen en Threnta aan abt en "ecclesia" in Rune. Actum verbi incarnati anno M°CC°. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. XXV verso.
7 THEODERICUS, bisschop van Traiectum, geeft aan FREDERICUS abt van Rune,-in ruil voor de kerken van Steenwic c. a. (behalve den tiend te Hesle) en Burgunde c.a, den tiend van 2 huizen in Pleist en de andere tienden zijner "ecclesia" bij Sinderen of bij Almelo,-de kerk van Beile, met de "capella" van Burch en tienden in Burch en Wisnare; zoodat de abt en zijn opvolgers zullen hebben 't personaatschap daarvan en den bisschop en den betrokken aartsdiaken de verschuldigde rechten zullen worden betaald. Acta sunt hec anno dominice incarnacionis M°CC°VI°, pontificatus Nostri anno IX°. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. IIII-verso.
8 THEODERICUS, bisschop van Traiectum, bevestigt op verzoek van FREDERICUS abt van Rune de "ecclesia" van St. Maria in Rune en Selewrth in hare (vermelde) bezittingen (in Drente en Vollenhove). Acta sunt hec anno dominice incarnacionis M°CC°VII°, pontificatus Nostri anno VIII°. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. III verso-IIII.
9 THEODERICUS, bisschop van Traiectum, schenkt op verzoek van HUGO STURM ministerialis aan de "ecclesia" van St. Maria in Runa den tiend van een huis bij haar in gebruik doch vroeger door HUGO in beneficium gehouden. In ruil waarvoor HUGO en zijn zoon WICHERUS aan den bisschop opdragen een hoeve in Devere naast den vroeger door HUGO in beneficium gehouden hof Calthorne; en HUGO zoowel den hof als de hoeve in beneficium ontvangt. Acta sunt hec anno ab incarnacione Domini M°CC°IX°, pontificatus Nostri anno XI°. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. IIII.
10 THEODERICUS, bisschop van Traiectum, schenkt op verzoek van ARNOLDUS WILDE ministerialis aan de "ecclesia" van St. Maria in Runa den tiend van een huis in Hemsere, genaamd Waldrincinge, vroeger door hem in beneficium gehouden. In ruil waarvoor ARNOLDUS WILDE en zijn zoon ARNOLDUS aan den bisschop opdragen hun eigen huis c. a in de villa Wanepe; en ARNOLDUS de vader genoemd huis in beneficium ontvangt. Acta sunt hec anno incarnacionis dominice M°CC°X°, pontificatus Nostri anno XII°. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. V verso.
11 THEODERICUS, bisschop van Traiectum, schenkt aan de "ecclesia" van St. Maria in Runa den tiend van een huis in Volnho, reeds sedert lang bij de fraters van het cenobium in Runa in gebruik; op voorwaarde dat in 't cenobium voor zijn zieleheil dagelijks een psalm worde gelezen en een eeuwgetijde met missen, vigiliën enz. worde gevierd. Acta sunt hec anno ab incarnacione Domini M°CC°X1°, pontificatus Nostri XIII°. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. IX verso.
12 VOLKERUS, ridder van Kouorde, verklaart, dat zijn zoon RODOLFUS met zijne toestemming en bemiddeling heeft verpand aan de abdij in Runen zijn tiend, grof en smal, in Spehoerne en den tiend van 3 huizen in Echten; met vaststelling van den termijn van terugbetaling. Actum anno dominice incarnacionis M°CC°XII°. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. LII.
13 OTTO, elect van Traiectum, schenkt aan de abdij van Runa een tiend in Leweth, vroeger in leen bij HUGO RADINK, tot een memorie voor zich; en geeft aan de abdij terug een tiend in Stenwic van 6 mudden, door den schulte van Volnho ten behoeve van 's bisschops voorganger der abdij ontweldigd. Actum anno dominice incarnacionis M°CC°XV°, electionis Nostre anno tercio. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. VII verso.
14 OTTO, bisschop der Traiectenses, bevestigt de "ecclesia" van St. Maria in Rune in den eigendom van de tienden (onder) Wlnho in Lewethe, vroeger in leen bij HUGO RADINCH en door zijn voorganger elect OTTO voor zijn zieleheil geschonken aan die ecclesia, en den. tiend van 6 mudden in Stenwic;-en omschrijft die tienden nader als den tiend uit 't huis van ridder LUBBERTUS en 't huis van VOLKERUS in Leweth en den tiend van het 1/3 in het huis Waldrincinge in Hemsere, door RODOLFUS ROCKE aan de abdij van Rune verkocht en met 's bisschops goedkeuring aan haar opgedragen. Acta sunt hec anno dominice incarnacionis M°CC°XVII°, pontificatus Nostri anno primo Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. V.
15 OTTO, bisschop van Traiectum, bevestigt de "ecclesia" van St. Maria in Runa in de bezittingen, waarin ook zijn voorganger bisschop THEODERICUS haar bevestigd heeft, onder vermelding dier bezittingen. Actum anno dominice incarnacionis millesimo ducentesimo septimo decimo. In Dei nomine feliciter amen. Anno eciam episcopatus Nostri primo. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. VI-verso.
16 OTTO, bisschop van Traiectum, bekrachtigt de goedkeuring, door zijn voorganger elect OTTO verleend op de schenking door WOLTERUS DE ISSELMUTHE aan de "ecclesia" van St Maria in Runa van den door hem in leen gehouden en bij koop van ERMEGARDIS VOLRAADsdochter verkregen tiend van het huis Wolmaringhe in Anderne. Anno dominice incarnacionis M°CC°XVII°, episcopatus Nostri anno primo. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. VII verso-VIII.
17 OTTO, bisschop van Traiectum, verklaart, dat in tegenwoordigheid van hem en den bisschop van...... *  EVEZE, weduwe van OSTWALT -, met toestemming harer schoondochter IDA en der voogden van IDA'S zoon bij NYCHOLAUS, in 't Heilige land overleden,-schonk aan de abdij in Runen het huis in Mildelbrinke c. a., welke overdracht ook gedaan werd in 't wereldlijk gerecht te Volnho. Acta sunt hec apud Volnho anno dominice incarnacionis M°CC°XVIII°, pontificatus Nostri anno secundo, kalendis Januarii. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. VII-verso.
18 OTTO, bisschop van Traiectum, verbindt den tiend in Geten, behoorend tot zijn hof in Anlo, ten behoeve der abdij van Runa voor goederen door haar verbonden tegenover burgers van Groninghe. Datum apud Volnho anno gracie M°CC°XXIII° quarto Idus Januarii. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. VIII verso.
19 JOHANNES, "verbi crucis minister", kanunnik te Osnaburge, bepaalt met FRETHERICUS DE COVORDIA en JOHANNES DE PETHE,-in het geschil tusschen de abdij van Runen en de gebroeders JOHANNES en LAURENCIUS, ridders, over het drassig land Buddigwolt tusschen Mickelhorst en Arneslot:
1. dat de abdij haar recht zal opdragen aan de gebroeders tegen eene jaarlijksche vergoeding van 7 mudden rogge en 7 mudden haver Groninger maat, uit het huis in Twinglo;
2. dat hiermede alle geschil opgelost zal zijn;
3. dat het drassig land tusschen Arneslot en Runen gemeen zal zijn aan de abdij en de overige markegenooten. Met bezegeling door B. abt van Runen, Johannes verbi crucis Christi legatus en Frethericus ridder DE COVORDIA. Acta sunt hec in Runen anno M°(CC°) *  XXX° sexto in die sancti Galli. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. XVII-verso.
20 OTTO, minister der "ecclesia" van Traiectum, staat in eigendom af aan de "ecclesia" van St. Maria in Runen een huis te Emeser, in gebruik bij LUDOLFUS WODAN, ministerialis, doch door dezen met 's bisschops goedkeuring aan abt en convent dier "ecclesia" verkocht, nadat de bisschop schadeloos was gesteld door 't goed Gelrukinlant in Redere in 't kerspel van Dalfese, door LUDOLFUS van den bisschop in leen ontvangen. Datum anno incarnacionis Domini M°CC°XLI° feria quinta post festum beatorum Petri et Pauli, in Suollis. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. VIII verso-IX.
21 OTTO, elect van Traiectum, REYMARUS, EVERHARDUS en WALTERUS, resp. proosten van St. Petrus, Thylium en St. Maria, de kapittelen van Traiectum, abt en convent van St. Paulus, abt en kapittel van Oestbroec, de abt van Staueren en de abt van Bethania verklaren te hebben gezien een brief van wijlen GODEFRIDUS, bisschop van Traiectum: (volgt de acte beschreven in regest No 3). Anno Domini M°CC°XLIIII° in die Francisci. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. VI verso - VII.
22 OTTO, bisschop van Traiectum, bevestigt de opdracht door OTTO DE RUNEN, ministerialis, aan de abdij in Runen van een drassig land tusschen Runen en Meppele met de novale tienden, 2 huizen in de villa Runen, 't land Gislo c.a., den tiend in Anrep, 2 huizen in Petthe en in Buum; een en ander door genoemden OTTO, met bemiddeling van wijlen HARBERTUS, bisschop van Traiectum, aan de abdij opgedragen. Datum Runen anno Domini M°CC° quadragesimo sexto mense Martio. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. V verso-VI.
0440 Abdij Dikninge
2. Inventaris
2.4. Regestenlijst
22
OTTO, bisschop van Traiectum, bevestigt de opdracht door OTTO DE RUNEN, ministerialis, aan de abdij in Runen van een drassig land tusschen Runen en Meppele met de novale tienden, 2 huizen in de villa Runen, 't land Gislo c.a., den tiend in Anrep, 2 huizen in Petthe en in Buum; een en ander door genoemden OTTO, met bemiddeling van wijlen HARBERTUS, bisschop van Traiectum, aan de abdij opgedragen. Datum Runen anno Domini M°CC° quadragesimo sexto mense Martio. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. V verso-VI.
Datering:
1247, Maart Bisschop OTTO III gebruikte den Paaschstijl: MULLER, De jaarstijlen in het sticht Utrecht gebruikt voor het synodaal-besluit van 1310, in Verslagen en Meded. Kon. Academie, Afd. Letterk., 4de Reeks, Deel VII bladz. 322, 338.
Organisatie: Drents Archief
laatste wijziging 11-10-2006
23 OTTO, bisschop van Traiectum, verklaart, dat BERNARDUS zoon van WICHERUS BENZING en HENRICUS zoon van BERNARDUS clericus hem opdroegen de tienden van het huis van GELMARUS en 't huis van HIMO in Appels, welke hij daarna in eigendom overdroeg aan 't klooster van Runen, in verband met de opname in dat klooster van genoemden BERNARDUS clericus en zijne dochter LUMMODIS. Datum et actum Runen anno Domini M°CC°XLVI° mense Marcio. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. VIII.
24 OTTO, bisschop van Traiectum, draagt over aan de abdij in Runa de novale tienden behoorende tot den hof in Dickeninghe van die abdij. Datum Daventrie anno Domini M°CC°XLVII° mense Januario sabbato infra octavas Epyhanie. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. VIII verso.
25 HERMANNUS DE LON, EUFFEMIA zijne vrouw en HENRICUS DE BURCHLO zijn zoon dragen over aan de "ecclesia" van St. Maria in Rune de goederen, eigendom en patronaatrecht, die NYCOLAUS van hen in gebruik had; en het huis Ludincghe c. a. te Lede. Datum Bredervoert vigilia Annunciacionis beate Marie. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. XL verso.
26 HENRICUS, bisschop van Traiectum, verklaart, dat HENRICUS gezegd PAPE en BERNARDUS BINZINC aan hem opdroegen de tienden van 't huis van HENRICUS en 't huis van FREDERICUS bij Appels, die hij in eigendom schonk aan de abdij in Runa, en in ruil daarvoor aan hem overdroegen het huis Plumpinc bij Paslo, dat hij daarop in leen uitgaf aan BERNARDUS BINZINC. Actum et datum in die Assumpcionis beate Marie anno Domini M°CC° quinquagesimo primo. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. IX verso-X.
27 Frethericus, abt van St. Juliana in Rotthum, bepaalt als scheidsrechter in 't geschil tusschen de abdij van Rune en HERMANUS en zijne zoons van Northlare over tienden in Anderne: dat HERMANUS en zijne zoons, behalve de 29 mudden tarwe door hen in dezen twist aan de abdij van Rune ontweldigd, zullen ontvangen 60 ponden en dan onder eede zullen beloven de abdij in 't vrij genot der tienden te zullen laten. Acta sunt hec in Gronynghe in generali synodo .... Datum anno Domini M°CC°LIIII° in Gronynghe ante Assumpcionem beate Marie virginis. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. XLII verso.
28 HENRICUS, bisschop van Traiectum, verleent zijne goedkeuring op den verkoop door zijn ministerialis THEODERICUS gezegd WILDE van Volnho c. s aan de abdij in Runen van den halven tiend van 't huis Rentinghe in de villa Legio in 't kerspel van Deuere, door THEODERICUS van 's bisschops ministerialis ARNOLDUS gezegd WILDE van Volnho en door dezen van den bisschop en de kerk van Traiectum in leen gehouden. Actum et datum Volnho......anno Domini M°CC°LVIII° feria sexta ante Margarete. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. IX-verso.
29 HENRICUS DE BORCHLO verleent zijne goedkeuring op den verkoop door RODOLFUS DE ANCE aan 't klooster in Runen van den halven tiend uit den hof Dickenynghen, mits RODOLFUS andere goederen van gelijke waarde ten zijnen behoeve verbinde, waarvoor MEWEKINUS DE RUNEN en WICHERUS borg blijven. Datum anno Domini M°CC°LX° primo in proxima dominica post Mathie apostoli. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. XXIII.
30 HENRICUS, ridder, gezegd PAPINC, van Steenwijc verklaart, dat hij, zijne vrouw SUANEKA en zijn zoon HERDRADUS, met toestemming van OTTO graaf in Bentem, hebben verkocht aan de abdij van Runa het huis Walderkinghe in Emesere, in gebruik bij NYCOLAUS, door hen van den graaf in leen gehouden. Acta sunt(hec) anno Domini millesimo ducentesimo LX°II°. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. XXIII verso.
31 HENRICUS, bisschop van Traiectum, keurt, na toestemming van zijne ministerialen van Zallant, goed, dat de abdij in Rune de goederen in Staphorst en in Resten, tot Zallandia behoorend, voor dezelfde pacht zal blijven bezitten als tot dusverre. Actum et datum apud Rune... anno Domini M°CC° sexagesimo tercio feria tercia post Nativitatem beate Marie virginis. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. L verso.
32 SOPHIA, weduwe van heer RODOLFUS, ridder, DE ANSEN en hare zonen BERTOLDUS, CESARIUS en HEMO verkoopen aan den abt in Runen een pacht van 2 Deventer schellingen. Met medebezegeling door heer BARTHOLOMEUS. Acta sunt hec anno Domini M°CC°LXXIII° ... in die apostolorum Petri et Pauli. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. XVI.
33 WIARDUS SUFFRIDI, abt van 't St. Maria Magdalena-klooster in Blidensteden der Benedictijner orde, verklaart met zijn convent en de buren-kerspellieden van 's convents kerk van Blidensteden hun geschil over de belooningen voor de kerkelijke diensten, in overleg met de pastoors, te hebben bijgelegd en de belooningen te hebben bepaald als de acte vermeldt. Anno Domini 1277. Afschrift 16de eeuw (Inv. No. 205).
34 JOHANNES, elect van Traiectum, en GOSWINUS, proost der kerk van Dauentria *  , bepalen-als scheidsrechters in het geschil tusschen den abt in Runen en 't kapittel van Dauentria over de novale tienden tusschen Langhorst en Honouere in 't kerspel van Resten en van 't huis der monniken in Staphorst - dat partijen de tienden samen zullen innen en deelen, behoudens de jaarlijksche pacht uit dat huis voor 't kapittel op de Zwolsche seend. Met bepaling dat, indien van bedoeld terrein geen tiend wordt verkregen, de pacht in boter als anderszins voor 3/4 zal komen aan de abdij, terwijl 't overig 1/4 tusschen partijen zal worden verdeeld ;-en dat geen van beiden de bedoelde tienden mag verhuren zonder goedkeuring der andere partij. Met bezegeling door "Nos", den proost van Aldensele en partijen. Datum Dauentrie anno Domini M°CC°LXXX°tercio feria secunda post festum beati Servacii. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. LI-verso.
35 Bernerus (abt van Runen) verklaart, dat de gardiaan en (de) lector der Minderbroeders in Gronynge, GAYKO prior van Assen, RODOLPHUS WEGE en FOLKERUS DE ECHTEN,-als scheidsrechters in 't geschil tusschen de kerspellieden van Borck en de abdij over de collatie der kerk van Borck,-hebben bepaald: dat de abt van Runen bezit het patronaatrecht dier kerk en haar zal begeven aan een wereldlijk priester, die geen prebende heeft in 't klooster van Runen; en dat die priester alles zal innen, wat behoort tot de "dos" of de "oblaciones ad "altare", met uitsluiting van 't convent; behoudens de verplichting van den priester, den abt on zijne boden (bij bezoek) voluntarie" van spijs en drank te voorzien. Datum anno Domini M°CC°LXXXIII in Translacione beati Martini. Afschrift op papier (Inv. No. 213).
36 Deken en kapittel der kerk van Dauentria en abt en convent der Benedictijner orde in Rune verklaren te hebben afgestaan aan de ingezetenen van Resten inferior de hun toekomende novale tienden, mits zij hun "officialis" jaarlijks opbrengen 1 penning Deventer munt van iedere roede bebouwden of te bebouwen grond, op straffe van nietigheid dezer acte Datum et actum anno Domini M°CC°LXXX° septimo in crastino Margarete virginis. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. LI.
37 GODEFRIDUS, rector der kerk in Beylen, verklaart uit de voorrechtsbrieven der St. Maria-abdij in Rune te hebben bevonden, dat haar tiend uit 2 huizen in 't Holt behoort te worden genoten door den rector der, ter begeving van abt en convent staande, kerk in Beylen doch door dezen niet mag worden vervreemd. Acta sunt hec in Rune in festo Cecilie virginis anno Domini M°CC° nonagesimo secundo. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. XXX-verso, naar een afschrift bezegeld door JOHANNES cureit in Yhorst, REYNOLDUS DE CLAUSTRO en JOHANNES gezegd SLOET.
38 HENRICUS, ridder, DE KUNRESILE bepaalt,-als scheidsrechter in 't geschil tusschen de abdij in Rune en 't St. Maria-convent in Bordengo over de goederen en pachten, door de laatsten bezeten in Staphorst en in een drassig land,-dat 't convent het vrij genot zal hebben van wat 't in Staphorst en 't drassig land thans gebruikt, tegen de gewone pacht van 8 emmers boter Zwolsche maat ten behoeve van de abdij in Rune;-en verklaart, dat beide partijen die uitspraak beloofden op te volgen. 't Convent zou echter ontheven zijn van de betaling aan de abdij van de vroeger verschuldigde XLIIII ponden Leuvensche munt. Met medebezegeling door partijen, LAURENCIUS domicellus in Rune en HENRICUS DE ANCEN. Acta sunt hec anno Domini M°CCC° quarto sabbatho ante Laurencii martyris, in parrochia Steenwijc in villa que vulgariter Uulfelte nuncupatur. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. L verso-LI.
39 JOHANNES, bisschop van Traiectum, geeft aan abt en convent van 't Benedictijner St. Maria-klooster in Runen verlof het klooster te verplaatsen naar de meer eenzame plaats Dickenynghe, met behoud van alle vrijheden en voorrechten door hen te Runen genoten. Datum die Invencionis sancte Crucis anno Domini M°CCC° vicesimo quinto. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. X verso-XI.
40 ARNOLDUS LANSINGHE zoon van MEWEKINUS, den broeder van wijlen JOHANNES DE RUNEN, schenkt, met zijne moeder,-na de toekenning eener kloosterprebende door de abdij aan zijne beide zusters AGNESA en LYSA,-aan die abdij eene rente van 4 emmers boter uit: eene hoeve bij 't huis van COENRADUS DE MEPPELE, halve hoeven van RYCOLVE HEYNGHE, FOLPARDUS gezegd MANNES, THETHARDUS FOLPARDUS'zoon en WIEKE BERINGHE, en viertelen van NANNO gezegd VRESE en SYFRIDUS DEDUEN. Met verklaring van STEPHANUS domicellus, zoon van wijlen JOHANNES DE RUNE, dat hij zijne rechten op genoemde rente afstaat;-en van HENRICUS, schulte van Elede, OTTO DE NORCH en JOHANNES CLENKE, zwagers van genoemden STEPHANUS, dat zij deze schenking goedkeuren en bekrachtigen, dat zij beloven dat STEPHANUS en ARNOLDUS de acte zullen bezegelen, zoodra zij zelf zegels bezitten, dat ook zonder die zegels deze acte van kracht zal zijn en dat hunne zegels aan de acte zijn bevestigd. Datum anno Domini M°CCC° vicesimo quinto in die Concepcionis beate Marie virginis. Afschrift in 't cartularium (Inv. No, 1) fol. XVII.
41 JOHANNES KLENCO en zijn zoon GHERARDUS verkoopen aan de abdij van Dickenijnghe eene rente van 11 mudden winterrogge en 3 mudden haver uit het huis Lodinghe in Wijsnere; en beloven, terstond wanneer zij Drenthia in vrede kunnen binnenkomen, deze rente voor buren in de villa Wijsnere aan de abdij over te dragen; op straffe van "leisting" te Vullenho door hen, OTTO DE NORCH en COENRADUS DE GOER. Met medebezegeling door de borgen. Datum anno Domini M°CCC° vicesimo septimo in die Mauricii et sociorum eius. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. LIIII verso.
42 OTTO (pastoor) van Vrees, deken van Drenthia, bepaalt,-in 't proces voor hem tusschen de abdij in Dickenijnghe en de kerspellieden van Buddigwolde,-dat de "kercpacht" aan de abdij moet worden opgebracht den eersten Zondag na Purificatio Marie, op straffe van uitpanding, wat ook de "grangiarii" en de "cellarii" met hun "fratres" onder eede hebben bevestigd. Datum anno Domini M°CCC° tricesimo secundo feria quinta proxima post Conversionem beati Pauli. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. XVII verso.
43 OTTO VAN NORCH, zijne vrouw YDA, zijne kinderen WYCHER, JOHAN en HEBMAN en zijn broeder WYCHER, kanunnik te Steenwijc, verkoopen en dragen over voor buren en kerspellieden van Beylen aan de abdij van Dickenijnghe de tienden te Halen, grof en smal, met 't recht van herberg en van "vore dees sades" in Drente, door hen geërfd van hunne ouders; met belofte van vrijwaring, behalve voor de smalle tienden over den hof te Halen, de aan 't convent te geven vlastienden en de grove en smalle tienden over 't "kothus" Nysinghe. Met medebezegeling door HERMAN POLLEMAN, COENRAED VAN DEN GHORE en 't land van Drenthe. Ghegheven in den jaer ons Heren dusent drehondert vyer ende derthich up Onser Vrouwen dach Annunciacio. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. XXVII verso-XXVIII.
44 (De deken van Drente) beslist, dat de abt (van Runen) heeft 't patronaatrecht der kerk van Borck, doch haar moet doen besturen door een geschikt wereldlijk geestelijke, die geen prebende heeft in zijn klooster van Runen. Acta sunt hec in ecclesia sancte Walburgis in Gronyngen anno M°CCC° tricesimo quarto feria quinta post Crispini et Crispi(ni)ani. Afschrift op papier (Inv. No. 213).
45 OTTO VAN NORCH verkoopt aan 't convent van Dickenijnghe de tienden te Halen, na ze eerst, volgens zijne verplichting, te hebben aangeboden aan ROELEF VAN PEYDZE, de kinderen van BOLE VAN ELDE en 't convent van Assen. Ghegheven in den jaer ons Heren dusent drehondert vijf ende dertich den naesten Sonnendaghes na sunte Poncianus dach. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. XXVIII.
46 JOHANNES, bisschop van Traiectum, bepaalt, op grond eener mededeeling van zijn vicarius in spiritualibus et pontificalibus den bisschop van Zuda, dat 't klooster in Dickeninghe voortaan bij zijn ouden naam Zoetendale zal worden genoemd,-en schenkt 40 dagen aflaat aan de weldoeners van 't klooster, die het dezen naam geven en 't met devotie bezoeken. Datum anno Domini M°CCC° tricesimo quinto sabbato post Purificationem beate Marie virginis. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. XII verso.
47 CIZO VAN ANCEN verkoopt aan de abdij van Dickeninghe zijne bezittingen te Ancen, zonder den nieuwen kamp; onder belofte van vergoeding der schade, van zijnentwege gedurende den oorlog tusschen die van Kovorde en JOHANNES KLENGKEN aan bedoelde goederen te lijden. Met borgstelling voor de nakoming dezer voorwaarden door genoemden CYZO, ARNOLD WILDE, ADAM LUTTIKE WICHERSsone en GHERARD MENZINGHE, onder belofte van "leisting," en met medebezegeling door de borgen. Ghegheven in den jaer ons Heren dusent driehondert vijf ende dertich op sancte Marien Magdalenen dach. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. XV verso-XVI.
48 JOHANNES, bisschop van Traiectum, belooft 30 dagen aflaat aan de christenen, die de mis hooren vieren op 't altaar van St. Katherina in de kerk van Dickeninghe; opdat dat altaar met zijne reliquieën hooger geacht worde. Datum sub sigillo Nostro anno Domini M°CCC° tricesimo octavo sabbato ante festum beati Luce ewangeliste. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. XIII verso.
49 RODOLPHUS DE VOLLENHO, deken van Drenthia, oorkondt, dat op de seend te Beylen broeder RODOLPHUS YMMINC, als grangiarius of procurator van 't convent in Dickenynghe, van WOLTERUS ASSING van Holte eischte den groven tiend over zijn huis;-dat WOLTERUS daarop verklaarde geen tiend schuldig te zijn, doch sedert onheuchelijke jaren te hebben opgebracht 4 mudden winterrogge, 4 mudden zomerrogge, 4 mudden havermolt en 4 mudden haver, en dit wilde beëedigen;-dat broeder RODOLPHUS daarop aan de buren van Holte en WOLTERUS dien eed opdroeg;-en dat hij deken na aflegging van dien eed aan broeder RODOLPHUS en zijn convent verbood WOLTERUS hierover ooit lastig te vallen en WOLTERUS vrij kende van den eisch. Datum anno Domini M°CCC° tricesimo nono feria quinta post Gereonis. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. XXX verso, naar een afschrift bezegeld door JOHANNES gezegd Vos DE STEENWIC en GHERARDUS GUEDESING.
50 WERNERUS DE BREETLAER, "judex" in Hasselt, oorkondt, dat de gemeente van Bueldinghe met het convent in Haska hun geschil over zekeren tiend heeft bijgelegd, zoo dat de gemeente van Bueldinghe als jaarlijksche pacht zal opbrengen aan 't convent uit de hoeven van PETRUS gezegd BLANCKE en ALBERTUS ZUDENNA en de daartusschen gelegen hoeven l mud zaad, half rogge half gerst; met uitzondering van de hoeve van JOHANNES DE RUNE, omdat deze niet van WERNERUS de bezegeling dezer acte vroeg. Met verplichting voor 't convent om hen, die het mud zaad op den hof in Antiquo Staphorst komen brengen, behoorlijk te onthalen; en verklaring, dat bij wanbetaling de gerichtsbode van Hasselt de dubbele pacht mag invorderen. Acta sunt hec sub annis(sic) Domini M°CCC°XLVI° in vigilia Nativitatis beate Marie virginis. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. 49b verso.
51 JOHANNES, bisschop van Traiectum, verbiedt allen geestelijken en wereldlijken rechters in Drenthia, "inclamaciones" tegen de personen of goederen van 't klooster in Dickenynghen en in Runen te verrichten, om hen daarmee te bemoeilijken; excommuniceert hen, die dit verbod niet in acht nemen; slaat het interdict tegen alle kerspelen, waarin dezen wonen of waardoor zij gaan om dit gebod te overtreden; en beveelt, de geëxcommuniceerden als zoodanig af te kondigen en 't interdict in acht te nemen. Datum Vollenho sub Nostri appensione sigilli anno Domini M°CCC°XL° septimo duodecima die mensis Marcii. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. XII-verso.
52 RODOLPHUS (pastoor) van Anlo, deken van Drenthia, oorkondt, dat BRACHTOLDUS NYSSIKING van Wijshoerne en de man zijner kleindochter en erfgename THEODERICUS VORDINGHE verkochten aan de broeders van 't huis in Haghenhorst, behoorend aan het St. Maria-convent in Dickenynghe, eene weide c. a. ten westen van de brug in Haghenhorst. Datum et actum in Beylen in prima synodo feria sexta post Nativitatem beate Marie virginis.......sub anno Domini M°CCC° quadragesimo octavo, die et loco predicto(sic). Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. XXXI.
53 GODEVARD VAN ECHTEN draagt, met goedvinden van zijne kinderen JUTTE en AMELE, voor WEBNEB VAN BREEDLER, schulte te Hasselt, over aan de abdij te Dickenynghe eene pacht van 1/2 emmer boter uit 't huis van MARQUARDUS op zijn pachtgoed ter Hofstede, tot het houden van "alsulke naedaet ende beghancnisse" voor zijne vrouw MARGRETE "ghelikerwijs of sie daer oer suster oft nonne gheweest hadde." Met medebezegeling door den schulte. Ghegheven in den jaer ons Heren M°CCC° ende achte ende viertich up sente Lambertes dach eens biscops ende martelaers. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. XXXVII verso-XXXVIII.
54 VOLKERUS DE ECHTEN schenkt, met goedvinden van zijne zoons RODOLFUS en HENRICUS, voor 't zieleheil van zijne ouders, zijne vrouw en zijne verdere verwanten, aan 't convent in Dickenynghe of Rune eene rente van 1 mud winter- en 1 mud zomerrogge uit 't huis Hadeblinghe in Rune. Met medebezegeling door V's broeder GODEFRIDUS. Actum et datum anno Domini M°CCC° quinquagesimo in crastino Exaltacionis sancte Crucis. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. XLVII verso.
55 VREDERIC VAN ECHTEN VOLKIERSzone schenkt voor buren van Holt aan de abdij van Dickenynghe en van Rune een pacht van 2 mudden winterrogge en 2 mudden havermolt over Wedekinghe-gued te Holt in Beylre kerspel; opdat hij en zijne vrienden zullen deelen in alle "waldaet, die men beghaet in den convente van Dickenynghe ende van Rune vornomt." Met medebezegeling door JOHAN VAN RUNEN en GODEVARD VAN ECHTEN. Ghegheven int jaer ons Heren M°CCC° vijf ende vijftich des Donredaghes na Onser Vrouwen dach Annunciacio. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. XXX verso-XXXI.
56 De gebroeders JOHAN en HENRIC VAN KUNRE, ridders, staan af aan 't convent van Hasken-alter-huus hetgeen zij te vorderen hebben van 't convent met betrekking tot die Staphorst, Hesselinghe en die Waerghast, in ruil voor de tienden van die Bulinghe. Met medebezegeling door JOHAN heer van Kunre, JOHAN SLOET, DAEM SUSELER, WINICKEN PUTEPANS en HUGHE VAN DER HALLE. Ghegheven in den jaer ons Heren M°CCC° vijf ende vijftich des Manendaghes na sancte Martens daghe Translacio. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. 49b verso-49c.
57 JOHANNES DE EZE staat af aan de abdij in Dickenynghe zijn recht op de tienden over de akkers van haar huis Telminghe in Westerheslen, tegen een jaarlijksche vergoeding uit dat huis van 1 Deventer mud winterrogge. Datum anno Domini M°CCC° quinquagesimo sexto in octava apostolorum Petri et Pauli. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. LIIII verso.
58 GODEVARD VAN ECHTEN schenkt, met goedvinden zijner dochter AMELE, voor JOHAN ALFERSsone. schulte te Hasselt, aan 't convent van Dickenijnghe en van Rune een pacht van 1 emmer boter uit zijn pachtgoed ter Hofstede bij de Reeste in 't kerspel van Ywehorst, in gebruik vroeger bij MARQUAERD ELLE BOZEN-sone en nu bij LAURENS GUEDESINGHE; tot het houden van zielmissen voor zijn overleden vrouw MARGRETE en zijne vrouw KUNNE, "ghelikerwijs alsofte sie ore sustere ofte nonnen gheweest hadden", en voor henzelf. Met medebezegeling door den schulte. Ghegheven int jaer ons Heren M°CCC° zeven ende vijftich des Sonnendaghes na Onser Vrouwen dach te Lichmissen. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. XXXII verso.
59 JOHAN VAN DER EZE, zoon van heer HENRIC VAN DER ESE, zijne vrouw SOETE en hunne kinderen HENRIC, MECHTELT en SOETE dragen over voor buren van Westerheslen aan de abdij van Dickenijnghe en van Rune een pacht van 1 Deventer mud rogge uit Telminghe-gued te Westerheslen, afkomstig van tienden, waardoor zij op dat goed geen recht behouden. Ghegheven int jaer ons Heren M°CCC° achte ende vijftich des Wonsdaghes na Onser Vrouwen dach te Lichtmisse. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. LIIII verso-LV.
60 EGBERT VAN ECHTEN, zijne vrouw MARGRETE, hunne kinderen VOLKIER en BEERTE en JOHAN SLOOT jr. en zijne vrouw JUTTE dragen over aan de abdij van Dickenijnghe het 1/3 in het goed ter Hare in 't kerspel van de Ywehorst tusschen de Ywehorst en Boghenijnghe. Met medebezegeling door GODEHARD en ROLOF VAN ECHTEN. Ghegheven int jaer ons Heren M°CCC° achte ende vijftich up sente Michiels avond. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. XXXVI verso.
61 JOHAN ALFERSsone, schulte te Hasselt, oorkondt, dat EGBERT VAN ECHTE, zijne vrouw MARGRETE, zijne kinderen VOLKIER en BERTE en JOHAN SLOET en zijne vrouw JUTTE overdroegen aan de abdij van Dickenijnghe het 1/3 in het goed ter Hare in 't kerspel van de Ywehorst tusschen de Ywehorst en Boghenijnghe. Ghegheven int jaer ons Heren M°CCC° achte ende vijftich up sunte Michiels avond. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. XXXVII.
62 JOHAN ALFERSsone, schulte te Hasselt, oorkondt, dat GHEERT MIJSTELOECH, zijne vrouw JUTTE en hunne kinderen MAES, WILLEM, HENRIC, LYSE en GHESE overdroegen aan de abdij van Dickenijnghe het 1/3 in het goed ter Hare in 't kerspel van de Ywehorst tusschen de Ywehorst en Bogenijnghe. Ghegheven in 't jaer ons Heren M°CCC° achte ende vijftich up santé Michiels avond. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. XXXVI verso-XXXVII.
63 JOHANNES, abt van het St. Maria-klooster in Dickenijnghe, en HENRICUS, (pastoor) van Gasselte, deken van Drenthia, beslissen, op de vordering van den cureit in Beylen, dat de cureit in Borke, als cureit der dochterkerk van Beylen, gehouden is 1/3 te betalen in het "valkenghelt", door de kerk van Beylen aan de kanunniken in Steenwijc verschuldigd. Actum et datum sub sigillis Nostris anno et die et loco predictis (sub anno incarnacionis Domini millesimo CCC°L°IX° feria quinta post diem beate Scolastice virginis, in Rolde). Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. XX.
64 CYSE en ROLOF GUDESINGHE verkoopen aan de abdij van Dickeninghe en van Rune hunne smalle tienden over Blakelinghegoed te Pette in het kerspel van Rune. Met afstand van zijn rechten op de tienden en medebezegeling door GHERD GUEDESINGHE. Ghegheven int jaer ons Heren M°CCC° ende zestich des Sonnendaghes na sunte Gregorius dach. Oorspr. (Inv. No. 152). De 3 zegels (van CYSE, ROLOF en GHERD GUEDESINGHE) zijn verloren. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. XLIIII verso.
65 ARNOLT Huus draagt voor buren van Lede over aan den blinden JOHAN BODEKINGHE te Liede de halve smalle tienden over diens hofstede in de marke te Lede bij den eschdoorn. Ghegheven int jaer ons Heren dusent dreehondert..... *  ende sestich op sunte Walburghe avent. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. 41d-verso.
66 JOHANNES, abt van het St. Maria-klooster in Dickeninghe, bericht aan den bisschop van Traiectum: 1e dat THEODERICUS gezegd ROTINGE, buur in Oeruelde, bevestigde de door LUDOLPHUS gezegd POPPINGE en diens schoonzoon HINRICUS gezegd SCULTE gedane begiftiging van een altaar in de kerspelkerk van Borck; en, als gehuwd met HINRICUS' weduwe, die dotatie nog vermeerderde tot 45 mudden 's jaars; zoodat ten behoeve van den aan dat altaar dienstdoenden priester verbonden zullen zijn de volgende goederen: 't goed "pellificis" en dat van MENSO in Oeruelderuene, Wijchers-acker in Oeruelde, Willekinge in Elpe; en verder in Borck Oestinge, 't goed van RODOLPHUS gezegd BLOEMEN, Mondesacker in Enghencampe, Makinge in Holte, Wedekinge in Holte, des Quaden Anewende, Scattekens Wechlange in Borc, 't goed van HERMANNUS SWANEKENSzoon in Oeruelde, Gharminge en Poppinge in Oeruelde; en in eigendom gaf 't erf Peric c.a. in Borc;-2e dat hij met THEODERICUS overeenkwam, dat het collatierecht, dat van de kerk aan de abdij behoort, uitgeoefend zal worden door THEODERICUS en zijne erven en den abt om beurten, en de collatie verleend mag worden aan een monnik der abdij; en verzoekt mede namens THEODERICUS 's bisschops bevestiging. Datum anno Domini M°CCC°LXII° ipso die beati Martini hyemalis. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. XVI verso en 21f verso. Afschrift (15de eeuw) (Inv. No. 250) gewaarmerkt door ALBERTUS LENTFREDINCK, cler. Tra. dioc. publ. sacra imper. auct. notarius.
67 JOHANNES, bisschop van Traiectum, bevestigt de stichting en begiftiging door THEODERICUS gezegd ROTINGHE, buur in Oeruelde, LUDOLPHUS gezegd POPPINGE en wijlen HINRICUS gezegd SCULTE van een kapellanie of altaar in de kerspelkerk van Borc aan de zuidzijde, ter eere van God, St. Stephanus en St. Cristoforus, vermeld in den doorstoken brief (zie regest No 66);-mortificeert de aan die kapellanie toegewezen goederen; en bekleedt FREDERICUS ELBING priester, door genoemden THEODERICUS voorgedragen, met de kapellanie, onder bepaling dat de kapellanie steeds door hare bestuurders moet bediend worden. Datum Voerst anno Domini M°CCC°LXII° ipso die beati Lebuini confessoris. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. XVI verso. Afschrift (15de eeuw) (Inv. No. 250) gewaarmerkt door ALBERTUS LENTFREDINCK, cler. Tra. dioc. publ. sacra imper. auct. notarius.
68 JOHANNES heer van Runen, ridder, staat, met toestemming zijner vrouw ZWEDERIS en zijner dochter BERTRADIS, voor 't zieleheil zijner voorouders en nakomelingen, af zijne rechten op de personen en de goederen van den abt en de kloosterlingen van 't St. Maria-klooster in Dickenynghe, zoodat de abt volgens den regel van St. Benedictus vrijelijk mag beschikken over 's kloosters goederen zonder zijne inmenging; behoudens zijne tienden van 's kloosters goederen;-ontheft bepaaldelijk de kloosterlingen van zijne rechtspraak;-en doet afstand van al zijne rechten met betrekking tot 's kloosters 2 molens in Rune en in Blydensteden. Met medebezegeling door JOHANNES bisschop van Traiectum, REYNALDUS heer van Kouordia, JOHANNES DE CLAUSTRO ridder, EGBERTUS cureit in Westerheslen, JOHANNES Vos DE STEENWIJC en het gemeene land van Drenthia. Datum anno Domini M°CCC° sexagesimo tercio in vigilia Sanctorum Omnium. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. XLVII. Afschrift en vertaling (Inv. No. 3) op papier.
69 JOHAN heer van Rune, ridder, zijn vrouw SWEDER en hunne dochter BERTE verklaren te hebben ontvangen van de abdij van Dickenynghe 400 Brugge'sche schilden, volgens den schuldbrief ten laste van REYNOLD VAN DEN CLOESTERE, JOHAN Vos VAN STEENWIJC en ROLOF VAN ECHTEN. Ghegheven int jaer ons Heren M°CCC° vier ende tsestich op sunte Michiels dach. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. XLVII verso.
70 JOHAN SLOET, zijne vrouw JUTTE en hunne kinderen VOLKIER, YDE en BEERTE verkoopen aan de abdij van Dickenijnghe eene rente van 6 vierendeel en 3 kop boter uit 't goed van HERMAN TER HOFSTAD in 't kerspel van de Ywehorst. Met medebezegeling door JOHAN VAN DEN CLOESTER ridder, REYNOLT VAN DEN CLOESTER en ROELOF VAN ECHTEN. Ghegheven int jaer ons Heren dusent driehundert vijf ende tsestich des Saterdaghes na Onser Vrouwen dach to Lichtmisse. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. XXXII verso-XXXIII.
71 JACOB WYNEKENssone PUTEPANS schulte te Hasselt oorkondt, dat volgens verklaring van zijn gezworen richter TYDEMAN TYDENsone op Ywehorstinghevene JOHAN SLOOT, zijne vrouw JUTTE en hunne kinderen VOLKIER, YDE en BEERTE voor hem overdroegen aan de abdij van Dickenijnghe eene rente van 6 vierendeel en 3 kop boter uit 't goed van HERMAN TER HOFSTEDE in 't kerspel van de Ywehorst. Ghegheven int jaer ons Heren M°CCC° vijf ende tsestich des Manendaghes na sante Aghaten dach. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. XXXVII verso.
72 YDE zoon van GHERD HOPTAET verkoopt aan de abdij van Dickeninghe Nysinghe-goed te Halen in het kerspel van Beylen en eene rente van 10 mudden rogge uit Oestebringhe-goed te Halen, beide hem bij boedelscheiding aangekomen. Met medebezegeling door jonghe TYESE EGBERTSsone, HENRIC POLLEMANS en ROELF POLLEMANS. Ghescreven ende ghegheven int jaer ons Heren dusent driehondert zeven ende tsestich op sunte Marcus dach ewangeliste. Oorspr. (Inv. No. 44). De 4 zegels zijn verloren. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. XXIX-verso.
73 HENRIC POLLEMANS en ROLOF POLLEMANS beloven de abdij van Dickeninghe te zullen vrijwaren in het rustig bezit van Nysinghegoed te Halen en eene rente van 10 mudden winterrogge Groninger maat uit Oestebringhe-goed te Halen, door haar gekocht van VDE zoon van GHERD HOPTAET. Gegeven int jaer ons Heren M°CCC° zeven ende tsestich op sunte Marcus dach ewangelist. Oorspr. (Inv. No. 44). De zegels van H. en R. P. zijn verloren. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. XXIX verso.
74 EGBRECHT VAN ECHTEN en zijne kinderen VOLKIER, EGBRECHT en BERTE verkoopen aan de abdij van Dickeninghen eene rente van 2 vierendeel en 1 kop boter uit het goed van HERMAN TER HOFSTADT in het kerspel van de Ywehorst. Ghegheven int jaer ons Heren dusent driehondert achte ende tsestich op [sunt]e Laurentius avond. Oorspr. (Inv. No. 118). Met fragment van het zegel van E. VAN E. in bruine was. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. XXXIII verso-XXXIIII.
75 JACOB WYNEKENssone schulte te Hasselt oorkondt, dat EGBRECHT VAN ECHTEN en zijne kinderen VOLKIER en EGBERT overdroegen aan de abdij van Dickenynghe eene rente van 2 vierendeel en 1 kop boter uit 't goed van HERMAN TER HOFSTEDE in 't kerspel ter Ywehorst. Ghegheven int jaer ons Heren dusent drehondert achte ende tsestich op sunte Bartholomeus avond. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. XXXIIII.
76 MARCELIUS (pastoor) van Zuytlaren, provisor van 't decanaat Drenthia in 't schrikkeljaar, wijst in 't proces voor hem gevoerd tusschen de abdij in Dickeningh en den heer en de parochianen van Runen voor recht: dat de abt met 12 personen van zijn abdij onder eede zou bevestigen, dat hij tot het bedekken en herstellen "medie partis et septentrionalis chori ecclesie" in Runen rechtens niet gehouden is, of den eed aan de tegenpartij zou verdragen; dat te bestemder tijd de abt den eed verdroeg;-waarop de heer van Runen en de parochianen besloten afstand te doen van 't proces en beloofden met verlating van den eed 't bewuste deel der kerk te herstellen;-waarop hij (rechter) besliste, dat de parochianen als liticedentes naar eigen erkentenis verplicht zouden zijn tot het herstellen van het bewuste deel der kerk, telkens wanneer 't noodig zou blijken. Acta sunt hec in Runen .........Datum anno Domini millesimo trecentesimo sexagesimo octavo feria quarta post Nativitatem beate Marie virginis. Oorspr. (Inv. No. 209). Het zegel is verloren. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. XLVIII-verso.
77 BALDEWINUS DE CLAUSTRO verklaart, dat zijne vrouw GHYSELA in stervensnood, voor 't heil harer ziel en met zijne toestemming, vermaakte aan de priesters en kloosterlingen van 't convent in Dickenynghen eene rente van 1 Groninger mud rogge uit 't goed Esphorst in 't kerspel van Ywehorst, tot het verstrekken van zwart brood aan tafel aan de kloosterlingen; en dat hij met zijne vrouw deze rente aan de kloosterlingen overdroeg. Datum anno Domini M°CCC° sexagesimo octavo dominica post Remigii episcopi. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. XXXVII-verso.
78 REYNALDUS en BALDEWINUS DE CLAUSTRO, gebroeders, dragen, als executeurs-testamentair van wijlen hun broeder STEPHANUS en voogden zijner dochter AGNES, met toestemming van haar en hare moeder GOLDEKINA over aan 't convent in Dickenynghe eene rente van l Deventer mud rogge uit STEPHANUS' goederen in Venynghe, door dezen in stervensnood voor zijn zieleheil aan 't convent gemaakt, tot het verstrekken van zwart brood aan tafel aan de kloosterlingen op Marie Annunciacio. Datum anno Domini M°CCC°LX° octavo ipso die beati Andrei apostoli. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. LII.
79 Deken en kapittel der kerk van Steenwyc verklaren,-overeenkomstig de beslissing van MARCILIUS (pastoor) van Zuutlaer, deken van Drenthia, en EGBERTUS cureit in Westerhessel,-van de kerk van Beylen voortaan in plaats van den tot dusver geleverden valk 10 loot zilver 's jaars te willen ontvangen. Met medebezegeling door den deken van Drenthia. Datum anno Domini millesimo trecentesimo sexagesimo nono feria secunda post beati Ponciani martyris. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. XX-verso.
80 HENRICUS perpetuus vicarius in Dwinglo, commissaris van den bisschop van Traiectum in de processen door de abdij te Dickeninghe te voeren, vonnist-in haar geschil met de abdij te Assen over den herbergplicht van het huis ten Houe in Halen, behoorende aan 't convent in Assen, tegenover de abdij in Dickeninghe, welken plicht de abt 4 malen in 't jaar vordert,-na verhoor der burgers van Hyken, die verklaarden gehoord te hebben, dat wijlen OTTO DE NORCH met den afstand van den tiend in Halen den herbergplicht voor 2 malen 's jaars overdroeg,-dat het huis ten Houe 2 malen 's jaars, nl. eens 's zomers en eens 's winters tot gezegd herbergen verplicht is. Datum anno et die predictis (anno nativitatis eiusdem millesimo trecentesimo septuagesimo decimo quinto die mensis Januarii). Actum in ecclesia Dwinglo. Oorspr. (Inv. No. 48). Het zegel is verloren. Afschrift (Inv. No. 50) op papier, waarop in dorso het stuk beschreven in regest No. 131. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. XXX.
81 WENEMAER VAN BERSPIJC verkoopt, in overleg met zijne vrouw MECHTILD en hunne dochter EVESE, aan de abdij van Dickeninghen eene stede rente van 3 mudden rogge Groninger maat uit 't goed te Zuedebringhe in 't kerspel van Rune in de marke en de buurschap te Ancen. Met medebezegeling door REYNOLD VAN DEN CLOESTER, JOHAN Vos VAN STEENWIJC en JOHAN HAGHENE. Ghegheven int jaer ons Heren dusent driehondert ende seventich des anderen daghes na sunte Johans dach to mitdesomer. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. XV-verso.
82 JOHAN heer van Rune oorkondt, dat HERMAN heer van Kuenre en MECHTELT e. l. verkochten voor een edel eigen aan PETER VAN BLIDESTEDEN eene rente van 19 vierendeel boter op Hakeswolde, vroeger getrokken door BOLDEWIIN VAN DER EZE. Met medebezegeling door de verkoopers en HERMAN VAN DER EZE. Ghegheven int jaer ons Heren dusent drehondert ende tseventich des Manendaghes na des heyleghen Cruces dach gheheten Exaltacio. Oorspr. (Inv. No. 72). De 4 zegels zijn verloren.
83 HERMAN heer van Kuenre en MECHTELT dochter van BOLDEWIIN VAN DER EZE e. l. verzoeken den heer van Rune om voor hen te bezegelen den brief, dien PETER VAN BLIDENSTEDEN hem toonen zal, betreffende den verkoop door hen van eene rente van 19 vierendeel boter op Hakeswolde; omdat zij zich "verwilkoeren" voor de overdracht daarvan, alsof zij in 't gericht des heeren van Rune zulks deden. Met medebezegeling door HERMAN VAN DER EZE. Ghegheven int jaer ons Heren dusent drehondert ende tseventich des Manendaghes na Alle Godes Heileghen daghe. Oorspr. (Inv. No. 72). 't Zegel van H. v. K. is verloren, van die van M. en H. v. d. E. zijn fragmenten bewaard.
84 REYNOLT VAN DEN CLOESTER draagt, met toestemming van zijne vrouw MARGRETE en hunne kinderen JOHAN en CYSO, over aan de abdij van Dickenijnghen eene rente van l emmer boter uit hun goed genaamd in den Broke, in de marke van der Hauehorst, in 't kerspel van Blidensteden. Ghegheven int jaer ons Heren dusent driehondert eyn ende seventich up sente Bonifacius dach. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. XVIII.
85 HENRIC VAN ECHTEN draagt voor buren van Lede over aan DIDERIC BUZEN, zoon van den blinden JOHANNES, de halve smalle tienden over diens hofstede in de marke van Leede bij den eschdoorn. Ghegheven int jaer ons Heren dusent dreehondert een ende soventich des hilligen Crucis avent Exaltacio. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. 41d.
86 EGBERT VAN ECHTEN verkoopt, in overleg met zijne kinderen VOLKIER en EGBERT, aan de abdij van Dickeninghen eene rente van 2 Deventer mudden winterrogge uit 't goed van WILLAM DE SCOMAEKER in het kerspel van de Yvhorst in de marke van Yvhorstinghevene. Met medebezegeling door JOHAN SLOET en JOHAN HAEGHENE. Ghegheven int jaer uns Heren dusent driehondert twe ende seventich des Sondaeghes in der vastene als men singhet Letare. Oorspr. (Inv. No. 113). De zegels van E. v. E., J. S. en J.H. zijn verloren. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. XXXVIII-verso.
87 CIJSE LANSINGHE verkoopt aan de abdij van Dickenijnghe de "stallinghe" over de goederen te Rensinghe en te Nijssinghe, in de marke en 't kerspel van Rune, hem aangeërfd van zijne ouders; met bekrachtiging van den verkoop en medebezegeling door JOHAN heer van Rune. Ghegheven int jaer ons Heren M°CCC° twe ende seventich des Saterdaghes in die hilighe Paescheweke. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. XLVII verso-XLVIII.
88 JOHAN heer van Runen, ridder, draagt over aan de abdij van Dickenynghe zijn tienden over haren akker dat Hoghe Want, gekomen uit het goed Bettijnghe te Pette. Ghegheven int jaer uns Heren dusent driehondert twie ende tseventich des Donresdaghes nae sente Vitus dach. Oorspr. (Inv. No. 153). Het zegel van J. v. R. is verloren. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. XLIIII verso-XLV.
89 GODEKIEN VAN DEN HOVE draagt over aan de abdij van Dickenynghe het 1/3 in de goederen te Altynghe en te Bossynghe in het kerspel van Beylen en de marke van Halen, met uitzondering van zijn aandeel in de "stede mudden" over het goed te Assinghe te Vuesloe. Met medebezegeling door EGBERT VAN PEYSE en JOHAN VAN HAREN. Ghegheven int jaer uns Heren dusent driehondert twee ende seventich op sente Johans dach Baptisten to myddesomeren. Oorspr. (Inv. No. 52). De zegels van G. v. d. H., E. v. P. en J. v. H. zijn verloren. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. XXVIII-verso.
90 JACOB VAN DER A schulte te Vollenho oorkondt, dat CLAWES SCURINC overdroeg aan de abdij van Dickenijnghen het hem van zijne ouders aangekomen recht op de Ouermaet, welke placht te behooren tot het goed Scurinc te Wenpervene. Ghegheven int jaer ons (Heren) M°CCC° twe ende seventich up sunte Sixtus dach. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. LVI.
91 COEP WYNEKENS schulte te Hasselt oorkondt, dat LUDICKEN SCUTTE, burger te Zwolle, zijne vrouw MECHTILT en hunne dochter GHEERTRUUD overdroegen aan de abdij van Dickenijnghen eene rente van 1 emmer boter uit 't goed van WOLTER en HEYNE ter Nederlanchorst. Ghegheven int jaer ons Heren dusent drehondert drie ende seventich des Sondaghes na des hilighen Sacraments dach. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. l) fol. XXXVI.
92 JOHAN heer van Rune draagt over aan de abdij van Dickenijnghe zijne grove en smalle tienden over 't goed toe Blakelinghe in 't kerspel van Rune en de marke van Pette. Beseghelt int jaer ons Heren M°CCC° vier ende seventich des Vrydaghes na sunte Marcus dach des ewangelisten. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. XLV.
93 PETER VAN BLYDENSTEDEN draagt, in overleg met zijne vrouw AGNESE en met toestemming van hun zoon HENRICK, over aan de abdij te Dickenynghe een pacht van 15 vierendeel boter op Hakeswolde in het kerspel van Blydensteden, door hem gekocht van HERMAN heer van Kuenre en MECHTELT dochter van BOLDEWIIN VAN DER ESE e.l. Met medebezegeling door ridder heer JOHAN VAN RUNEN "onsen heren", die getuigt, dat de overdracht plaats had ten overstaan van het kerspel "in enen hegheden heymale", waarbij de pachters beloofden de boter voortaan aan de abdij op te brengen. In den jare ons Heren dusent driehondert vier ende seventich op sente Magnus dach eens heilighen mertelars. Oorspr. (Inv. No. 72). De zegels van P. v. B. en J. heer v. R. zijn verloren. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. XIX-verso.
94 JOHAN DIE TUTENER en zijne vrouw ARMEGAERD dragen, in overleg met hunne kinderen GODICKEN, JOHAN, WENEMER en MARGARETE, over aan de abdij van Dickenijnghen eene pacht van 31/2 vierendeel boter, ongedeeld in de Esinghe-pacht op Hakeswolde in 't kerspel van Blydensteden, gekocht van HARMAN heer van Kuenre en zijne vrouw MECHTILT dochter van BOLDEWIJN VAN DER ESE. Met medebezegeling door JOHAN heer van Rune, ridder. Int jaer ons Heren dusent driehondert vier ende seventich des Sondaghes nae sunte Victors misse gheheten Sandghanghen. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. XIX verso.
95 WERENBOLD, kerkheer van 't Laer *  , en ROLOF VAN DEN LARE oorkonden, dat GHYSELE dochter van OTTO VAN ECHTEN en vrouw van BOLDEWIJN VAN DEN CLOESTER vermaakt heeft aan het klooster van Dickenijnghe eene pacht van 1 Groninger mud rogge uit het goed to der Esphorst in 't kerspel van de Ywehorst. Met bezegeling door W. en B. v. d. O. Int jaer ons Heren M°CCC° vier ende seventich des Sonnendaghes na sente Lucien. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. XXXVIII.
96 JOHANNES, abt van het St. Maria-klooster in Dickenynghen, verklaart dat de kloosterbroeder heer EGBERTUS, cureit der kerk in Runen, aan hem opdroeg, ten behoeve van een tweeden dienstdoenden priester in de kerk te Dickenynghen, renten van 5 Groninger mudden rogge uit 't huis Nysinghe in Halen, 1emmer boter uit (de) goederen to der Nederlancghorst en 21/2 vierendeel boter uit (de) goederen Hakeswolde; mits dat hij zelf de pacht zal ontvangen, wanneer en voorzoover hij te eeniger tijd in 't klooster te Dickenynghen verblijft. Met medebezegeling door heer EGBERTUS. Datum anno Domini M°CCC° septuagesimo quinto in die Palmarum. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. XXIII.
97 BERENT MORREAENS schulte te Hasselt oorkondt, de abdij van Dickenijnghen te hebben gevestigd in Haghedoerns-gued ter Lanchorst, waaruit zij eene rente van 6 stede mudden rogge trok Ghegheven int jaer ons Heren M°CCC° vijf ende seventich up sente Johannes dach to middesomer. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. XXXVI.
98 JOHANNES heer van Runen, ridder, en ZWEDERIS e. l. verzoeken van den bisschop van Traiectum bekrachtiging hunner begiftiging van het St. Katerina-altaar in de kapel der kerk van Runen, ten behoeve van den dienstdoenden geestelijke, met: 1° eene rente van 48 mudden winterrogge en 24 mudden haver Groninger maat uit Ludgeringhe, Wuluerdinghe, Westebringhe, Oelde-Lanssinghe, Hadeboldinghe en Nyenhove ieder voor 1/6, behoudens 't recht bij wanbetaling door een de andere goederen aan te spreken; en 2°. het erf Ludgeringhe;-welke begiftiging is goedgekeurd door den abt in Dickenynghe als patroon der kerk in Runen en den cureit dier kerk. Met medebezegeling door deze beiden. Datum anno Domini millesimo trecentesimo septuagesimo quinto ipso die beati Martini episcopi hyemalis. Afschrift in eene oorkonde (Inv. No. 241) d.d. 3 Juni 1379 (zie regest No. 107).
99 REYNOLT VAN DEN CLOESTERE en zijne vrouw MARGRETE dragen, in overleg met hunne kinderen JOHAN en CYSE, over aan de abdij van Dickenijnghen hunne grove tienden over haar eigendom Tyberts-guet in 't kerspel van Blidensteden in de marke van de Broechusen. Ghegheven int jaer ons Heren dusent drehondert ses ende seventich up sante Laurencius dach. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. XVIII verso.
100 REYNOLT VAN DEN CLOESTERE, zijne vrouw MARGRETE en hun zoon JOHAN dragen over aan de abdij van Dickenijnghen hunne tienden over haar goed die Ghere in de marke van de Broechusen in 't kerspel van Blydensteden. Ghegheven int jaer ons Heren dusent drehondert ses ende seventich up sente Symon ende Judas der apostolen. Afschrift in 't cartularium (Inv. No. 1) fol. XVIII verso-XIX.
Records 101 t/m 200
Records 201 t/m 300
Records 301 t/m 400
Records 401 t/m 500
Records 501 t/m 518
laatste wijziging 13-01-2023
781 beschreven archiefstukken
2 gedigitaliseerd
totaal 297 bestanden

Kenmerken

Datering:
1360-1617
Citeerinstructie:
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste eenmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Drents Archief, Assen. Toegang 0440 Abdij Dikninge
VERKORT:
NL-AsnDA, 0440
Categorie:
laatste wijziging 13-01-2023
781 beschreven archiefstukken
2 gedigitaliseerd
totaal 297 bestanden