In 1923 bezocht de inspecteur van de gemeente- en waterschapsarchieven in Zuid-Holland de secretaris van de polder voor inspectie van het archief. Kennelijk was de huisvesting van het archief niet in orde en werd afgesproken dat de kast met het archief in het kantoor van de groenteveiling geplaatst zou worden. Op 13 augustus deelde de secretaris aan de inspecteur mee dat hierover nog geen officiële beslissing genomen was, maar dat hij van het veilingbestuur de toezegging had dat de kast in het kantoor geplaatst kon worden. Of dit ook daadwerkelijk gebeurd is, is niet bekend. In ieder geval kreeg de secretaris in de zomer van 1947 weer bezoek van de provinciale inspecteur. Naar aanleiding van zijn bezoek schreef de inspecteur dat het hem gewenst voorkwam dat het archief van vóór 1900 in bewaring werd gegeven bij het hoogheemraadschap van Rijnland, waar het geordend kon worden. Hij verzocht hem te berichten wanneer de overbrenging had plaatsgevonden. Het bestuur ondernam onmiddellijk actie en in oktober 1947 werd het archief tot en met 1900 naar Leiden overgebracht. Helaas verzuimde het bestuur om de inspecteur hierover in te lichten, wat in mei 1948 leidde tot een boze brief van de inspecteur, die opmerkte dat de bewaring bij Rijnland gratis was en dat het archief daar behoorlijk geïnventariseerd werd, zodat hij niet begreep waarop een langer uitstel was gebaseerd. De secretaris excuseerde zich en schreef dat hij nog wachtte op een bericht van de archivaris van Rijnland over de ordening. Dat duurde nog even. In december 1950 was de inventaris gereed. Tien jaar later werd op aandrang van de provinciale inspecteur ook het archief uit de jaren 1900-1940 naar Rijnland overgebracht. *  Na de opheffing van de polder volgde ook het archief van na 1940.