2.4.14 Zoetermeersche Meerpolder ( Hoogheemraadschap van Rijnland )
2.4.14
Zoetermeersche Meerpolder
Inleiding
1 Stichting, gebied en opheffing
2.4.14 Zoetermeersche Meerpolder
Inleiding
1
Stichting, gebied en opheffing
Ten noordwesten van het dorp Zoetermeer lag sinds mensenheugenis een ovale waterplas, het Zoetermeersche Meer. Het was een natuurlijk binnenmeer, waarvan niemand wist hoe en wanneer het tot stand was gekomen. De plas was gemiddeld 2,5 meter diep en ruim 500 hectare groot. Vanaf de 14de eeuw werd rondom turf afgegraven. Aan het begin van de 17de eeuw werden plannen gemaakt het meer droog te malen. Men was bang dat het zich zou uitbreiden in de rondom verveende landen. De voorbereiding voor de droogmaking werd in gang gezet door jonkheer Jacob van Wijngaarden, ambachtsheer van Zoetermeer, Everardus Vorstius, hoogleraar medicijnen te Leiden en Johan Pelecorne, koopman in Antwerpen en woonachtig in Leiden. Op 15 maart 1614 kreeg dit illustere gezelschap octrooi van de Staten van Holland en West-Friesland tot het bedijken en droogmaken van het Zoetermeersche Meer. *
In de zomer van 1614 werd een begin gemaakt met de aanleg van de ringdijk. De grond die hiervoor nodig was, werd aangekocht. De vrees voor verzakking van dijken vanwege de slappe ondergrond werd bewaarheid zodat in 1630 grote uitgaven moesten worden gedaan de dijken weer in orde te brengen. * De bijna ronde polder werd na drooglegging in de zomer van 1616 ingericht volgens een rechthoekig verkavelingspatroon, dertig kavels in totaal. De overgebleven stukjes land zouden volgens het plan ter beschikking komen aan de armen. Men sprak zodoende van gemeen land en aalmoesland. In het octrooi staat dat de 100ste morgen zal worden aangewend als Godsakker voor de armen van Zoetermeer en Stompwijk. Er werden twee wegen door de polder aangelegd. De van noordwest naar zuidoost lopende Korte Middelweg (ook wel Meerlaan geheten) en de van zuidwest naar noordoost lopende Lange Middelweg. De eerstgenoemde weg, tussen de Ommedijk en de Zwaardslootseweg, werd doorgaande weg en het polderbestuur hief tot 1826 tol voor het gebruik van die weg. Als tolhuis werd herberg De (Jonge) Prins door het polderbestuur aangekocht en verpacht. *
Na de droogmaking was de scheepvaart over het meer vervallen. Schepen dienden nu van de ringvaart gebruik te maken. Die vaart had een lager waterpeil dan de omliggende boezemwateren, zodat er een sluis nodig was: het Meersche verlaat bij de Kees Jan Koenensloot. Voor het beheer van dit verlaat werd in 1869 een afzonderlijk waterschap opgericht (zie toegang 1.3.9). De voorzitter van de Zoetermeersche Meerpolder participeerde in het bestuur. In 1949 werd het besluit genomen het verlaat te vervangen door een dam met duiker en het waterschap op te heffen. Het verlaat zou ten laste komen van de Zoetermeersche Meerpolder, dat verplicht was binnen een door GS van Zuid-Holland te stellen termijn het verlaat door een dam met duiker te vervangen. *
In het kader van concentratie van polders binnen het hoogheemraadschap van Rijnland werd de polder per 1 januari 1979 opgeheven en opgenomen in het nieuw gevormde waterschap De Ommedijck.
laatste wijziging 16-09-2023
268 beschreven archiefstukken
5 gedigitaliseerd
totaal 221 bestanden
Inventaris
laatste wijziging 16-09-2023
268 beschreven archiefstukken
5 gedigitaliseerd
totaal 221 bestanden
Kenmerken
Datering:
1614-1978 (1980)
Onder de gemeente(n):
Leidschendam, Zoetermeer
Omvang:
5,25 meter
Inventaris:
J.H.M. Sloof, 2004; bewerkt door G.A. Koese, 2014
Openbaarheid:
Volledig openbaar
Scanning on demand:
Licentie:
Geografische namen:
Categorie:
Zie ook:
laatste wijziging 16-09-2023
268 beschreven archiefstukken
5 gedigitaliseerd
totaal 221 bestanden