Al in 1862 legde het polderbestuur een inventaris aan van stukken die tot het polderarchief behoorden. Deze inventaris werd bijgehouden tot 1906. Archiefstukken van voor 1862 komen in de inventaris echter niet voor. In 1944 werd het archief uitgebreid met oude stukken, afkomstig van een notariskantoor. Het archief werd beheerd door de heer C.P.J. Paardekooper, secretaris-penningmeester van de polder. Paardekooper was secretaris van zeven polders en beheerde van al deze polders de archieven. Toen de provinciale archiefinspecteur het archief in 1947 inspecteerde, merkte hij dan ook op dat het de voorkeur verdiende om de archieven van elke polder in een afzonderlijke kast te bewaren. Verder kon er het nodige worden verbeterd in het systeem van opberging, reden waarom hij Paardekooper adviseerde zich in verbinding te stellen met het Registratuurbureau van de Unie van Waterschappen. In 1955 werd het archief tot 1940 in bewaring gegeven bij het hoogheemraadschap van Rijnland, waar het werd geïnventariseerd door A.W. Krul. Waarschijnlijk volgde de rest van het archief bij de opheffing van de polder in 1979. In 1986 werd er in ieder geval een supplementinventaris gemaakt door G.J. Klapwijk. In 2004 werden beide inventarissen samengevoegd tot een inventaris door J.H.M. Sloof. Na wat aanpassingen is deze inventaris in 2012 definitief geworden, waarna de inventarissen van Krul en Klapwijk zijn vervallen. *