In 1930 richtte het bestuur van de Hazerswoudsche Droogmakerij een brief aan de provinciaal inspecteur der archieven met het verzoek of het polderarchief door de provinciale inspectie kon worden geïnventariseerd. Of deze inventarisatie doorgang heeft gevonden, blijkt niet uit de stukken. Lang hoefde het bestuur de zorg voor de oude archieven echter niet meer te dragen, want in 1934 werd het oudste deel van het archief tot het jaar 1900 bij Rijnland in bewaring gegeven. Toen de provinciaal inspecteur in 1954 een bezoek aan het archief van de polder bracht, adviseerde hij om ook het meer recente deel dat voor de administratie niet meer nodig was bij Rijnland onder te brengen. Pas drie jaar later, na aanmaningen van Gedeputeerde Staten en een aanschrijving van de Algemeen Rijksarchivaris, werd het archief over de periode 1900-1940 bij Rijnland in bewaring gegeven. Na de opheffing van de polder in 1969 werd het resterende deel bij Rijnland ondergebracht. Lang deden de oorspronkelijke inventarissen uit de jaren dertig en vijftig dienst als toegangen op de archiefblokken, terwijl het laatst in bewaring gegeven archiefdeel ongeïnventariseerd bleef. Met het gereedkomen van deze inventaris is eindelijk het totale archief in één inventaris toegankelijk gemaakt en komen alle oude inventarissen te vervallen. *