Hoewel hier eigenlijk sprake is van drie archieven, namelijk het archief van de Uiteindsche polder tot en met 1826, dat van de Middelpolder tot en met 1826 en dat van de gecombineerde polder vanaf 1827, is bij vroegere inventarisatie geen scheiding gemaakt tussen deze drie archieven. Het feit dat stukken betreffende aanbesteding van werken uit de jaren 1744-1826 van de besturen van beide polders uitgingen *  maakt een splitsing van het archief ook minder wenselijk. Daarom is hier, in afwijking van de gebruikelijke handelwijze bij de inventarisatie van polderarchieven, er voor gekozen om de archieven van de polder en zijn beide rechtsvoorgangers als één archief te beschouwen. De archiefstukken van de Uiteindsche Droogmakerij (voorheen: Veenderij) uit de periode dat deze een afzonderlijk bestuur had, zijn in een aparte inventaris beschreven.

In 1950 werd het archief overgebracht naar de bewaarplaats van het hoogheemraadschap van Rijnland te Leiden, waar J.A. Schimmel in 1951 een inventaris op het archief maakte. In 1961 werd nog een hoeveelheid archief naar Rijnland overgebracht. *  Na de opheffing van de polder werd ook het meest recente archief overgebracht naar Leiden.

Door deze definitieve inventaris komt de inventaris van Schimmel uit 1951 te vervallen.