Uw zoekacties: Mous, J., (adjunct-)directeur van de Staatsmijnen, 1932-1963

EAN_1054 Mous, J., (adjunct-)directeur van de Staatsmijnen, 1932-1963 ( Sociaal Historisch Centrum voor Limburg (SHCL) )

beacon
 
 
Introductie
Korte geschiedenis
Inhoud
Literatuur
Inleiding
Historische inleiding
EAN_1054 Mous, J., (adjunct-)directeur van de Staatsmijnen, 1932-1963
1. Inleiding
Historische inleiding
1. Jozef Mous was één van de belangrijkste figuren voor de sociale ontwikkeling binnen het mijnwezen in Limburg. Hij werd, zowel door vriend als vijand, geprezen om zijn integere, sobere en analystische werkwijze. Hij trad zelden op de voorgrond, maar was wel de stuwende kracht achter de sociale organisatie van de Limburgse mijnindustrie
Jozef Mous werd geboren op 27 oktober 1882 te Bakhuizen in Friesland. In 1901 deed hij het klerk examen bij het ministerie van Waterstaat, waar hij in 1902 mocht beginnen als klerk. Hij werkte daar onder meer op de afdeling Mijnwezen, van welke afdeling W.F.J. Frowein, later de president-directeur der Staatsmijnen, indertijd de leiding had. In 1906 kwam Mous naar Limburg als bureauchef bij het Staatstoezicht op de mijnen. In 1909 kreeg hij eervol ontslag om in dienst te treden bij de Staatsmijnen. Op 1 januari 1910 begon hij bij de Staatsmijnen als bureauchef van de sociale sector, in welke functie hij direct onder de directeur werd geplaatst. In deze functie werd hij belast met het ontwerpen van een ziekte- en pensioenregeling voor het personeel. Onder zijn leiding trad op 1 april 1911 het Ondersteuningsfonds van de Staatsmijnen in werking, waarmee zowel de ziekte- als de pensioenverzekering van het personeel werd gewaarborgd. Ook de oprichting van het Beambtenfonds en het Fonds voor Sociale Instellingen werd door hem voorbereid. Mous maakte deel uit van de commissie Nolens, die het reglement van het Algemeen Mijnwerkersfonds heeft ontworpen. Toen in 1919 het Algemeen Mijnwerkersfonds werd opgericht, werd hij lid van het dagelijks bestuur ervan. Van 1 augustus 1919 tot 1921 was hij de directeur van het Algemeen Mijnwerkersfonds. In 1921, toen de opbouw van de organisatie van het Algemeen Mijnwerkersfonds was afgerond, keerde Mous terug bij de Staatsmijnen. Echter, als lid van het dagelijks bestuur bleef hij betrokken bij het Algemeen Mijnwerkersfonds. Bij zijn terugkeer werd hij bevorderd tot het hoofd van de sociale afdeling. In deze functie had hij ook veel bemoeienis met de arbeiders woningbouw in de mijnstreek. Mous vertegenwoordigde, in de jaren dertig, de Staatsmijnen in de woningstichting ''Thuis Best'' in de hoedanigheid van bestuurslid en secretaris
Samen met mgr. dr. H.A. Poels (oprichter van de woningstichting) werd voor een flinke toename gezorgd van de huizen voorraad voor arbeiders. Ook was hij lid van de commissie van Vuren, opgericht in 1926 als staatscommissie, welke belast was met het onderzoek welke invaliditeitspremie de voorkeur verdiende. Tevens werd Mous lid van de Kleine Commissie, die de pensioen herziening voor de mijnwerkers moest voorbereiden. In 1932 werd hij bevorderd van Ridder tot Officier in de Orde van Oranje Nassau wegens reeds bewezen diensten op sociaal gebied binnen het mijnbedrijf. In 1934 had hij een ontwerp regeling klaar over de pensioenregeling, maar werd helaas afgekeurd door het Mijnwerkers fonds. In juni 1935 kreeg hij zitting in de Kamer van Koophandel Zuid-Limburg, waar hij een half jaar later voorzitter van werd. Bij Koninklijk Besluit werd Mous, in 1937, bevorderd tot adjunct-directeur van de Staatsmijnen. Mous werd de eerste katholieke directeur van de Staatsmijnen. Vele katholieken zagen dit als het begin van een nieuwe periode waarin de katholieken eindelijk hun aandeel in de leiding van de Staatsmijnen kregen. Tevens werd hij in 1937 benoemd als lid van de Commissie van Vier, die de kwestie van de mijnwerkers pensioenen opnieuw moest onderzoeken. Vanaf de oprichting van de Contact commissie voor het Mijnbedrijf (voorloper Mijnindustrie raad) in 1917, was Mous de secretaris. Dit belangrijk orgaan binnen de Staatsmijnen had tot doel het vaststellen van de lonen en arbeidsvoorwaarden. In 1937 diende hij ontslag in als secretaris van de Contact commissie vanwege zijn benoeming in de directie, maar bleef als vertegenwoordiger van de directie deelnemen aan de besprekingen. Tevens was hij in deze periode voorzitter van de Openbare Leeszaal en Bibliotheek te Heerlen en lid van het R.K. Kerkbestuur te Molenberg-Heerlen
Op 3 mei 1943, werd Mous gearresteerd door de Duitse Sicherheitspolizei doordat hij weigerde om staking lijsten met namen van de mijnwerkers te overhandigen die hadden geparticipeerd in de wilde stakingen in april 1943. Na zijn arrestatie werd hij overgebracht naar Maastricht waar hij 2 weken verbleef in een politie cel. Vervolgens werd hij geïnterneerd in interneringskamp St. Michielsgestel. Dit kamp werd bevolkt door de top van leidinggevend Nederland tijdens de bezettingsjaren. Op 19 mei werd hij ontslagen bij de Staatsmijnen en bleef gevangen tot 13 juli 1943. De dag na de bevrijding op 19 september 1944 was hij op het Hoofdbureau terug en in februari 1947 werd hij benoemd tot één van de directeuren, samen met Ch.T. Groothoff en dr. ing. D.P. Ross van Lennep. In 1948, na het aftreden van ir. F.C.M. Wijfels, werd hij tevens waarnemend voorzitter van de Mijnindustrie raad, waar hij eerst lid van het dagelijks bestuur was. In 1947 vroeg hij reeds ontslag aan als directeur vanwege zijn pensioengerechtigde leeftijd, maar werd door minister dr. G.W.M. Huysmans gevraagd een jaar langer aan te blijven. In 1948 werd hij eervol ontslagen en op 1 januari 1949 ging hij met pensioen. Op deze datum nam hij tevens afscheid als voorzitter van: het algemeen Mijnwerkersfonds, het Fonds sociale instellingen, de Ondernemingsraad en de Mijnindustrie raad. Bij zijn eervol ontslag werd Mous door H.M. de Koningin benoemd tot ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. In 1954, bij de oprichting van de beide Centrale Geschillencommissies van de bedrijfs rechtspraak der Limburgse Mijnindustrie, werd Mous de voorzitter. In 1961 trad hij af als voorzitter en verminderde zijn nevenfuncties aanzienlijk totdat hij in 1962 enkel nog actief was als bestuurslid van de bouwmaatschappij Tijdig. In 1963 overleed Jozef Mous op tachtigjarige leeftijd te Heerlen
Nevenfuncties: Voorzitter Algemeen Mijnwerkersfonds. Voorzitter Ondernemingsraad der Staatsmijnen. Voorzitter Beambten fonds van de Staatsmijnen. Voorzitter Fonds voor Sociale Instellingen. Secretaris en bestuurslid Mijnindustrie raad. Waarnemend voorzitter Mijnindustrie raad. Bestuurslid van de christelijke en protestantse werk kampen in Brunssum. Vertegenwoordiger Staatsmijnen in het bestuur van de N.V. Bouwgrond maatschappij "Tijdig". Vertegenwoordiger Staatsmijnen in bespreking aanleg vliegveld Beek. Voorzitter Kamer van Koophandel Zuid-Limburg. Erevoorzitter van de Limburgse Katholieke Gymnastiek Bond. Bestuurslid Stichting "Thuis-best". Voorzitter Centrale Geschillencommissie bij de bedrijfsrechtspraak der Limburgse Mijnindustrie. Bestuurslid Vereniging "Ons-Limburg". Bestuurslid van het werkcomité tot oprichting van het dr. Poels monument te Heerlen. Voorzitter redactiecommissie gedenkboek Staatsmijnen. Lid nationale kern commissie industrie. Lid, als secretaris voor de afvaardiging van de mijn eigenaren, van de regeringscommissie tot regeling der Internationale Arbeidsvoorwaarden in Genève. Voorzitter van de Openbare Leeszaal en Bibliotheek te Heerlen. Lid van het R.K. Kerkbestuur te Molenberg-Heerlen. Bemiddelaar in het conflict V&D en Schunck Heerlen. Bemiddelaar conflict Tricot Beek en Staatsmijnen
4. Onderscheidingen: Officier in de Orde van Oranje-Nassau. Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Ridder in de Orde van de Kroon van Zuid-Slavië
Geschiedenis van het archief
Verantwoording van de inventarisatie

Kenmerken

Datering:
1932-1963
Inventaris:
Inventaris van het archief van J. Mous, (adjunct-)directeur van de Staatsmijnen
Auteur:
A. Peeters
Omvang:
0,37 meter