Uw zoekacties: Wijffels, ir. F.C.M., werkzaam en betrokken bij de mijnindus...

EAN_0602 Wijffels, ir. F.C.M., werkzaam en betrokken bij de mijnindustrie, de politiek, het onderwijs en de media, 1916-1968 ( Sociaal Historisch Centrum voor Limburg (SHCL) )

beacon
 
 
Introductie
Korte geschiedenis
Inhoud
Literatuur
Inleiding
Historische inleiding
EAN_0602 Wijffels, ir. F.C.M., werkzaam en betrokken bij de mijnindustrie, de politiek, het onderwijs en de media, 1916-1968
1. Inleiding
Historische inleiding
Franciscus Cornelis Maria Wijffels werd op 10 april 1899 geboren te Stratum, thans gemeente Eindhoven, als zoon van landbouwer Cornelis Wijffels uit Groede (Zeeuws-Vlaanderen) en met een moeder uit de oude Eindhovense familie van Luytelaar. Het gezin had acht kinderen en woonde lange tijd te Sint Oedenrode nabij 's-Hertogenbosch. Frans doorliep de Rijks-HBS te 's-Hertogenbosch (diploma juni 1917) en vervolgens de Technische Hogeschool te Delft. Na zijn propedeutisch examen in 1918 werd hij opgeroepen voor de militaire dienst. Nadat hij in 1920 was bevorderd tot miliciensergeant mocht hij voortijdig de dienst verlaten teneinde zijn studie voort te kunnen zetten in Delft, alwaar hij op 29 januari 1925 zijn diploma als mijningenieur behaalde.
In zijn studententijd was hij voorzitter van de RK Studenten Vereniging Sanctus Virgilius en vervulde hij tal van baantjes binnen katholieke studentenorganisaties, die hem als vertegenwoordiger naar congressen in Warschau (Pl) en Fribourg (Ch) brachten. Voordat Wijffels in Delft was afgestudeerd had hij als volontair ruimschoots ervaringen opgedaan in de mijnen te Zuid-Limburg. Volgens de opgave van de Domaniale Mijn Maatschappij had hij tot dan toe drie weken bovengronds en negen weken ondergronds gewerkt.
Nadat hij op 1 april 1925 officieel in dienst kwam bij de Staatsmijnen begon hij opnieuw voor 27 weken ondergronds.
In 1926 huwde hij met Fernanda Maria Rath uit Waalwijk. Zij zouden samen in de loop van de tijd, eveneens zijn ouders, een gezin met acht kinderen stichtten; drie zonen en vijf dochters. Nadat zijn echtgenote in augustus 1960 was overleden is Frans Wijffels in juli 1963 opnieuw in het huwelijk getreden en wel met mevrouw Emilie Josepha Johanna Bosch, weduwe van J.P.H. Houx.
In de herdenkingstekst, geschreven door ir C.E.P.M. Raedts (bestuurslid van het SHCL) voor het blad Geologie en Mijnbouw nr 4 juli/augustus 1968 (inv.nr 13) staan vele interessante gegevens uit Wijffels leven vermeld, waaruit hier vele gegevens worden overgenomen. Zoals het feit dat technisch mijndirecteur ir C.J. Groothoff iedere jonge mijningenieur alle rangen van onderop liet doorlopen, alvorens hem definitief als ingenieur te werk te stellen. Wijffels maakte kennis met de harde werkelijkheid van het mijnbedrijf in al zijn facetten. Het grootste gedeelte van zijn tijd bracht hij door op de moeilijke en gevaarlijke mijn de Staatsmijn Hendrik met zijn ongunstige geologische verhoudingen en sterke mijngasontwikkeling. Hierdoor, door de vele mijnongevallen en speciaal door de mijnramp van 13 juli 1928 zal hij zich zijn hele leven verder intensief met veiligheidsaspecten bezig blijven houden, ook als hij al is teruggetreden uit het mijnbedrijf. Het verraderlijke mijngas en de daarmee verband houdende ventilatieproblematiek in de mijnschachten zal hij, ook grensoverschrijdend in Duitsland, blijven bestuderen. Hij zal zijn kennis en inzichten, die soms tegengesteld zijn aan de gangbare meningen, blijven uitdragen in publicaties en lezingen. Daarnaast volgt hij met grote betrokkenheid de sociale problemen in Limburg, zoals het werklozenprobleem als gevolg van de crisis in de dertiger jaren.
De periode tot aan de Tweede Wereldoorlog omvat reeds een aantal maatschappelijke bestuursfuncties, onder andere zijn lidmaatschap van de gemeenteraad en zijn wethouderschap van de gemeente Brunssum van 1935-1939. Zijn gedrevenheid in sociale vraagstukken komt tot gelding en zijn startende maatschappelijk politieke carrière neemt een aanvang.
Tijdens de oorlogsjaren zal hij de leiding vormen van de Nederlandse Unie in de provincie Limburg samen met ir A. Paulen en vakbondsleider De Wever.
Na de 1 Meistaking bij de mijnen in 1943 wordt Wijffels gearresteerd en ter dood veroordeeld, maar vervolgens wordt hij als gijzelaar tot 1 juli 1943 in Sint-Michielsgestel vastgehouden. Per 1 juli 1943 wordt hij door de bezetter als gijzelaar én als ingenieur bij de Staatsmijnen ontslagen. In Sint-Michielgestel leert hij vele katholieke prominente en later voor hem belangrijke Nederlanders kennen, zoals Chris Matser, de latere burgemeester van Arnhem. Vanaf september van dat jaar wordt hij voor de duur van een jaar gevraagd als adviseur voor personeelszaken door de directie van de Algemene Kunstzijde Unie (AKU) te Arnhem.
In september 1944, op het moment van de bevrijding van het zuidelijk deel van Nederland, wordt hij wederom aangesteld in actieve dienst van de Staatsmijnen.
Dan ook begint zijn grote en brede maatschappelijke loopbaan in volle omvang met de vele tientallen commissariaten en lidmaatmaatschappen, die hij tot aan het onverwachte moment van zijn overlijden op 22 maart 1968 zeer nauwgezet zal blijven vervullen.
Voor de oorlog was Wijffels onder meer in nauw contact gekomen met de sociale pionier dr H. Poels, die als fervent tegenstander van de klassenstrijdgedachte zijn standpunt had ontwikkeld over de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie.
Deze dacht hierbij allereerst aan het mijnbedrijf en hij inspireerde daarmee vele katholieke 'jongeren', zoals Wijffels. De regering in Londen kwam eind 1944 in contact met een aantal vooraanstaande figuren in het toen al bevrijde deel van Nederland. Frans Wijffels werd verzocht toe te treden in een nieuw interim-kabinet te Londen, welke tot na de algehele bevrijding zal moeten blijven functioneren. Hem werd gevraagd het departement van Sociale Zaken te willen leiden. Hieraan wordt toegevoegd, vanwege Wijffels specifieke deskundigheid, het onderdeel Mijnbouw, dat eigenlijk bij het departement van Waterstaat behoort.
Deze laatste regering Gerbrandy zal slechts van 23 februari tot 24 juni 1945 in functie blijven. In deze korte periode werkt Wijffels met succes aan de totstandkoming van het 'Mijnstatuut 1945'.
Hij moet eveneens een stortvloed van brieven verwerken van bekenden en onbekenden die hem aanspreken op zijn positie en hem zien als mogelijke bemiddelaar voor werk en of particuliere diensten. Aan veel vragen zal hij proberen te voldoen. Na vervolgens een korte tijd terug bij de Staatsmijnen in dienst te zijn geweest, wordt hij in september 1945 in de erefunctie benoemd van Inspecteur-generaal der Mijnen en eveneens tot voorzitter van de Mijnindustrieraad, kortweg de MIR genoemd. Uit teleurstelling over de ontstane praktijk van bevoegdheidvraagstukken en competentievraagstukken in het nieuwe, mede door hem als minister, afgekondigde stelsel van regels en besluiten neemt hij in februari 1948 ontslag uit beide functies. Opnieuw zal hij zijn taak als mijningenieur opnemen en nu speciaal om zich met het probleem van de schachten- en mijngangventilatie bezig te houden en pas met pensioen gaan bij de Staatsmijnen op 1 mei 1964.
Parallel aan deze functies in het mijnbedrijf wordt hij een half jaar na zijn ministerschap in 1945 als lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal beëdigd. Ook hieraan komt in 1948 een einde, om later in 1952 verkozen te worden voor een 'kwaliteitszetel' in de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Hij neemt hieruit ontslag in september 1955, nadat hij zeer actief deelgenomen had aan het parlementaire leven en zijn specifieke kennis op deelgebieden als de energie- en onderwijsproblematiek in woord en geschrift nadrukkelijk heeft ingebracht.
Zijn vaste woonplaats is steeds Brunssum gebleven, sinds zijn aanstelling bij de Staatsmijnen in de jaren twintig. Hij voelt zich volop Limburger en daarom wordt hij van 1962 tot 1956 lid en later voorzitter van de KVP-fractie van de Provinciale Staten van Limburg. Ook deze functie zal hij met hart en ziel vervullen, al was het maar om een platform te vinden en te pleiten voor nieuwe instellingen voor het hoger en wetenschappelijk onderwijs in Limburg.
In 1968 houdt hij in de Provinciale Staten voor het eerst een pleidooi voor de vestiging van een instelling van wetenschappelijk onderwijs in Limburg.
Een Technische Hogeschool is blijkbaar nog niet haalbaar voor Limburg en gaat uiteindelijk naar Eindhoven. Hij is wel in de gelegenheid als curator van de TH-Delft om zijn jongste broer Toon intensief bij de totstandkoming van de TH-Eindhoven te betrekken. Deze broer zal vervolgens lange tijd een zelfde hoge bestuurspost bekleden in Eindhoven als hijzelf in Delft.
Frans Wijffels blijft zich inzetten voor hogere en wetenschappelijke opleidingen op verschillende terreinen in Zuid-Limburg, waar halverwege de jaren 1970 de Rijksuniversiteit Limburg te Maastricht, de latere Universiteit Maastricht zal ontstaan. Een zeer lange tijd neemt hij, vanaf 1946 tot aan zijn dood, het curatorschap van de Technische Hogeschool Delft op zich. Keer op keer wordt hij herbenoemd in deze functie. Als gevolg hiervan werkt hij mee in ettelijke commissies en onderzoeksinstellingen, die afgeleid zijn van of een relatie hebben met het wetenschappelijk onderwijs te Delft. De opsomming van al deze, taken zou op deze plaats te ver voeren. Hiervoor wordt verwezen naar de hierna volgende inventaris. Niet alleen voor de mijn-, onderwijs-, sociale en politieke problemen heeft hij grote interesse maar ook voor alles wat met de media te doen heeft. Wijffels ziet terecht dat de radio en later de televisie het instrument bij uitstek was voor de verbreiding van het katholieke gedachtegoed en dan hulp bij een degelijke katholieke opvoeding. Hij zal analoog aan zijn curatorschap in Delft volle twee decennia lang lid zijn van de Radioraad, later de Radioraad en Televisieraad en daarnaast lid en voorzitter zijn van de Regionale Omroep Zuid. Ook heeft Wijffels al vanaf 1944-en misschien al eerder-een positie als commissaris, adviseur en of lid van de redactieraad van een aantal katholieke dag- en maandbladen in de provincies Limburg, Brabant en Zeeland verworven.
Zelf heeft hij geen boeken geschreven maar wel zeer vele nota's, brochures en artikelen en hij heeft vele voordrachten en lezingen gehouden voor een veelvoud aan instellingen van maatschappelijke en particuliere aard. Zo veel mogelijk richtte hij zich tot een rooms-katholiek gehoor, respectievelijk publiek.
Al werkende in één van de functies verbonden aan het curatorschap van de TH Delft is hij aldaar onverwacht overleden in 1968.
Tijdens zijn leven werd hij uit hoofde van zijn ministerschap geëerd met het Ridderschap in de Orde van de Nederlandse Leeuw en is hij begiftigd met het Commandeurschap in de Eiken Kroon door de Groot Hertogin van Luxemburg in verband met zijn verdienste binnen de Interparlementaire Benelux-Raad.
Geschiedenis van het archief

Kenmerken

Datering:
1916-1968
Omvang m1:
7,5 meter
Inventaris:
Inventaris van het archief van ir F.C.M. Wijffels, werkzaam en betrokken bij de mijnindustrie, de politiek, het onderwijs en de media
Auteur:
L. Luyten en C. Lit