Als geen ander was Dieteren overtuigd van het belang om alle sporen van het sociale en wetenschappelijke leven in een goed geordend verband te bewaren: als passende onderdelen van de bibliotheek en het archief van het SHCL. Vrijwel vanaf de oprichting van het SHCL (1949) heeft hij regelmatig stukken-ook de meest persoonlijke bescheiden-ter ordening en bewaring aan dit instituut overgedragen. Vermoedelijk droeg Dieteren het eerste deel van zijn archief over rond 1953, nadat hij zijn studie over de Rooms-Katholieke Mijnwerkersbond (RKMB) had voltooid. Twintig jaar later, in 1973, beschreef T. Willemsen dit gedeelte, dat stond geregistreerd onder het 'eenheidsadministratienummer' (EAN) 64. Het bevatte archiefstukken en documentatiemateriaal over de RKMB, die verzameld waren voor een publicatie van het gouden jubileum van genoemde bond. Een deel van deze stukken is waarschijnlijk geplaatst bij de archieven van de Limburgse KAB en de NKMB.

In de loop der jaren werd het archief-Dieteren herhaaldelijk aangevuld, waarbij telkens een nieuw nummer aan deze aanvullingen werd toegekend. Zo droeg Dieteren in 1973 stukken (EAN 98) over, die hij in 1957 als deelnemer aan het 'Congrès international sur les problèmes sociaux de la Communauté Européenne de Charbon et de l'Acier te Luxemburg' had ontvangen. T. Willemsen beschreef deze stukken nog in datzelfde jaar. In 1973-1974 volgden bescheiden (EAN 264), ontvangen en opgemaakt als deelnemer aan verschillende parochiële en pastorale gespreksgroepen in de periode 1963-1967 en stukken betreffende gesprekken over de zielzorg in Maastricht. Onder hetzelfde nummer zijn tevens de stukken opgenomen inzake zijn bemoeienissen met het 'Internationaal Congres van de Christelijke Sociale Verenigingen' (ICSV) te Sankt Gallen (Zwitserland) in 1948. Op deze stukken waren geen toegangen aanwezig. Omstreeks 1974 droeg Dieteren een aantal persoonlijke stukken (EAN 705) over. Van deze stukken werd een plaatsingslijst samengesteld. Na 1975 volgden nog regelmatig aanvullingen die in het depot werden opgeborgen zonder er een nieuw nummer aan toe te kennen. Omstreeks 1993 werden alle genoemde onderdelen samengevoegd en ondergebracht onder EAN 64.

Het tweede deel van het archief-Dieteren bestond uit stukken die hij zelf in mappen en omslagen in de hangkasten in zijn werkkamer bij het SHCL bewaarde. Dit betrof stukken die hij voor verder onderzoek dacht nodig te hebben of die regelmatig door hem werden geraadpleegd. Het belangrijkste onderdeel van deze archiefstukken vormde de grote hoeveelheid wetenschappelijke geschriften (manuscripten/typoscripten), alsmede het basismateriaal (voorstudies) dat daarvoor als grondslag had gediend. Voorts behoorden ook stukken betreffende kerkelijke en bestuurlijke zaken en lidmaatschappen tot dit archiefgedeelte. Tenslotte treft men in dit archiefgedeelte stukken met een bijzonder karakter aan, zoals de correspondentie tussen Poels en Muckermann. Een gedeelte hiervan werd in het begin van de jaren tachtig beschreven door F. Crutzen.

Het derde en laatste archiefgedeelte bestond uit bescheiden die Dieteren op zijn huisadres bewaarde in archiefdozen, door hem zelf gemerkt met het etiket 'Eigendom S.H.C.'. Na zijn dood werden deze stukken naar het SHCL overgebracht. Elke toegang ontbrak.

In grote lijnen werd de structuur of opbouw van het archief, zoals door Dieteren zelf aangebracht, gerespecteerd. Wel werd zijn systeem van ordening op onderwerp hier en daar verder uitgewerkt en verfijnd. Tenslotte dient opgemerkt dat conform het bestemmingsbeginsel een aantal stukken uit het archief van het SHCL werd teruggebracht naar het archief-Dieteren. Een lijst van bedoelde stukken werd toegevoegd aan het archief van het SHCL.