Uw zoekacties: Missie tot Opsporing van vermiste personen tijdens de Oorlog...

444 Missie tot Opsporing van vermiste personen tijdens de Oorlogstijd (getuigenverklaringen) ( NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

  • Kenmerken van het archief
  • Inleiding op het archief
  • Inventaris of plaatsingslijst
  • Eventueel bijlagen
  • De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

    De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

    De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

    Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

    beacon
     
     
    Openbaarheid
    Het archief is in zijn geheel beperkt openbaar. Het is slechts raadpleegbaar na verkregen toestemming van de directeur van het NIOD. Voor bezoekers die deze toestemming willen hebben, is ter plekke bij balie van de studiezaal van het NIOD een archiefverklaring verkrijgbaar. Direct na ondertekening kunt u de stukken aanvragen en inzien.
    Inleiding
    titel archief
    archiefvormer
    omvang
    citeer en aanvraaginstructie
    periode van ontstaan
    aard van de archiefbestanddelen
    ordening van de archiefbestanddelen
    selectie, vernietiging en bewerking
    aanvullingen
    wettelijke status
    reproductiebeperkingen
    taal van de archiefbescheiden
    materiële staat
    bewerking
    Geschiedenis
    De Missie tot Opsporing van vermiste personen tijdens de bezettingtijd
    De Missie tot opsporing van vermiste personen tijdens de bezettingstijd (MtO) werd met ingang van 1 juli 1947 ingesteld door de Minister van Sociale Zaken W. Drees. Vanaf augustus 1946 tot 1 juli 1947 had de voorganger van de Missie, de 'Missie tot opsporing van vermiste Nederlandse militairen en agenten' geresorteerd onder het Ministerie van Oorlog. Omdat de behoefte bestond de opsporingsactiviteiten uit te breiden naar andere vermisten dan alleen militairen en agenten, werd besloten de taakstelling te verbreden.

    In nauwe samenwerking met het Nationaal Opsporingsbureau (NOB) dat was ondergebracht bij het Informatiebureau van het Nederlandse Rode Kruis en dat zorg droeg voor de administratieve taken, toog de Missie aan het werk. De MtO werd ondergebracht bij de Afdeling Repatriëring en Opsporing van vermiste personen van het Ministerie van Sociale Zaken. Kolonel W.Ch.J.M. van Lanschot kreeg de leiding.

    Het opsporingswerk was tot de instelling van de MtO zeer versnipperd geweest. Door en na de instelling van de MtO was dat probleem niet zomaar opgelost. Tussen de samenstellende delen van de Missie, enerzijds Sociale Zaken en anderzijds het Nederlandse Rode Kruis, boterde het niet en dat zou ook zo blijven tot 1949 toen de MtO en het NOB erin slaagden effectiever te gaan samenwerken *  .
    In de periode tot en met september 1951 heeft de MtO in Centraal- en Oost Europa opsporingsonderzoeken verricht naar tienduizenden Nederlanders die gedurende de bezettingsjaren waren gedeporteerd, dan wel vrijwillig waren vertrokken en die na het einde van de oorlog vermist waren. Het betrof verschillende categorieën vermisten. De belangrijkste waren in juli 1947 tewerkgestelden (5000), politieke gevangenen (3000), krijgsgevangenen (21) en Nederlanders in Duitse krijgs- of arbeidsdienst (3271). In 1950 werd de MtO ook betrokken bij de opsporing van vermiste Nederlandse Joden. In 1949 werd hun aantal geschat op 20.000. * 

    In het eindverslag van de MtO dat in 1952 werd gepubliceerd, werd het volgende overzicht van de resultaten van het opsporingswerk gegeven:

    'Het resumé der verkregen rsultaten toont aan, dat er van de bij de Missie tot Opsporing in behandeling geweest zijnde cira 5500 individuele dossiers ongeveer 5000 in samenwerking met het Informatiebureau (van het Nederlandse Rode Kruis, KT) werden opgelost of van een eindconclusie voorzien. In ruim 4500 gevallen werd een oplossing bereikt bij het uiterst moeilijke onderzoek naar het lot van 6970 Joodse landgenoten. Door de massatracering werden o.m. 4732 overlijdensacten, 32.671 overlijdens- c.q. grafmeldingen en 415.574 individuele gegevens verkregen.' *  .
    Het archief
    Het archief valt uiteen in twee delen. In het eerste deel bevinden zich de verklaringen die ambtenaren van de Missie hebben afgenomen van gedeporteerden uit de zogenaamde 'Cosel-periode'. Deze periode duurde van 28 augustus tot en met 12 december 1942. De periode wordt zo genoemd omdat een aantal transporten die toen op weg waren naar Auschwitz (ook uit België en Frankrijk) op het station van Cosel (ook wel bekend als Kosel of Közle) stopten. Cosel lag ongeveer 80 kilometer ten westen van Auschwitz. Hier werden de, volgens de Duitsers, voor arbeid geschikte mannen tussen de 15 en 50 jaar uit de treinen gehaald. Zij werden via de Durchgangslagers St. Annaberg en Gogolin te werk werden gesteld in de omliggende Zwangarbeitslager für Juden als Blechhammer, Bobrek, Neukirch, Seibersdorf, Schoppinitz, Ottmuth, Niederkirch, Gross-Sarne, Laurahütte, Malapane, Tränke, Bunzlau, Anhalt, Fürstengrube, Gräditz, Langenbielau, Freiburg en Gleiwitz. De omstandigheden in de kampen verschilden sterk *  .
    In de Cosel-periode vonden 29 transporten plaats, dus twee per week. Hiervan werden er achttien in Cosel gesplitst. De elf andere gingen in hun geheel naar Auschwitz. De achttien in Cosel gesplitste transporten omvatten ruim 16000 gedeporteerden. In Cosel werden ongeveer 3500 mannen tussen 15 en 50 jaar geselecteerd voor tewerkstelling. 181 van hen overleefden de oorlog, waarvan 126 in het kamp Blechhammer, dat na de overneming door de SS op 1 april 1944 'relatief draaglijk' werd. * 

    Het archief bevat 154 verklaringen van mannen die uit Westerbork naar Cosel zijn gedeporteerd en vijf getuigenverklaringen van mannen die uit Frankrijk en België waren gedeporteerd. Dan zijn er nog zes verklaringen van mannen van wie de plaats en datum van hun transport naar Cosel niet zijn genoteerd.

    Het tweede deel van het archief bevat verhoorrapporten over vermisten die in diverse kampen gevangen hebben gezeten of op diverse plekken te werk zijn gesteld. Deze verhoren zijn over het algemeen afgenomen van verwanten of medegevangenen die zijn teruggekomen uit Duitsland.
    Literatuur en verwante collecties
    Voor vervolgonderzoek raadplege men de volgende archieven en literatuur.
    Literatuur
    444 Missie tot Opsporing van vermiste personen tijdens de Oorlogstijd (getuigenverklaringen)
    Literatuur en verwante collecties
    Literatuur
    ead-typering:
    bibliography
    Verwante collecties
    Inventaris
    aanvraaginstructie
    Archiefstukken uit dit archief kunnen in de studiezaal van het NIOD worden aangevraagd
    onder vermelding van: archief 444, inv.no. ...
    Het inventarisnummer is vermeld in numeriek oplopende volgorde,
    links naast de beschrijving van de stukken

    Kenmerken

    Datering:
    1947-1951
    over het archief:
    De Missie tot Opsporing van vermiste personen tijdens de Oorlogstijd hield zich in de periode 1947-1951 bezig met het opsporen van personen die vermist waren geraakt tijdens de oorlog. Dit archief bevat verhoorrapporten van ex-gevangenen over hun wedervaren in diverse kampen en de personen die zij daar hebben leren kennen of zien sterven. Ook bevat het verhoorrapporten van verwanten van vermisten die informatie verschaffen over de vermisten.
    Openbaarheid:
    Deze stukken zijn beperkt openbaar. Zij zijn slechts raadpleegbaar na verkregen toestemming van de directeur van het NIOD. Voor bezoekers die deze toestemming willen hebben, ligt een formulier bij de balie van de studiezaal van het NIOD.
    Omvang:
    0,25 meter (15 inventarisnummers, 2 dozen).
    Status:
    Bruikleencollectie Nationaal Archief
    Trefwoorden: