Uw zoekacties: Proces Eichmann

270c Proces Eichmann ( NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

  • Kenmerken van het archief
  • Inleiding op het archief
  • Inventaris of plaatsingslijst
  • Eventueel bijlagen
  • De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

    De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

    De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

    Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

    beacon
     
     
    Openbaarheid
    Het archief is in zijn geheel openbaar.
    Geschiedenis
    Adolf Eichmann (1906-1962) kreeg in 1940 de leiding van Referat IVD4 van het Reichssicherheitshauptamt in Berlijn. De taak van het referaat was emigratie en gedwongen migratie (meestal naar ghetto’s) van joden. In maart 1941 kreeg zijn referaat een andere aanduiding, IVB4, en een andere taakomschrijving. Referat IVB4 werd toen het bureau dat de Endlösung moest organiseren.
    Op 11 mei 1960 werd Eichmann in Argentinië gearresteerd door de veiligheidsdienst van Israël. Op 11 april 1961 begon het proces tegen hem in Jerusalem. 1 juni 1962 werd de hem opgelegde doodstraf voltrokken.
    Inventaris
    Records 1 t/m 100
    Records 101 t/m 200
    Records 201 t/m 300
    Records 301 t/m 400
    467 Verklaring van Max Burger, een Tsjechische Jood, die tijdens de bezetting van Tsjecho-Slowakije in Mariska-Ostrawa woonde, 4 augustus 1960.
    270c Proces Eichmann
    Inventaris
    467
    Verklaring van Max Burger, een Tsjechische Jood, die tijdens de bezetting van Tsjecho-Slowakije in Mariska-Ostrawa woonde, 4 augustus 1960.
    Deze verklaart dat grootscheepse anti-Joodse maatregelen aldaar pas goed op gang kwamen na de Duitse inval in Polen. Op 1 sept. 1939 werd door de Duitse politie begonnen met massale arrestaties en deportatie naar de Poolse grens. Er kwam een beroepsuitoefeningsverbod. In de 2de helft van die maand werden aanmelding en inlevering van sieraden, goud en radio's verplicht gesteld. Kort daarop verscheen Eichmann in Ostrawa en gaf bevel tot deportatie van 1000 Joden naar Polen voor diverse werkzaamheden. Dit transport vertrok op 18 oct. 1939 en kwam de volgende dag in Nisko aan. Naaat voedsel werden medicijnen, gereedschap en bouwmateriaal meegenomen. Het transport werd begeleid door Eichmann en Brunner; onder de Joden bevonden zich Friedmann, Edelstein en Murmelstein. Na aankomst werden de zieken en zwakken er uitgehaald en met hun bagage het niemandsland tussen de Russische en Duitse demarcatielijn ingedreven. De overigen kregen bevel op een open vlakte een kamp te bouwen als 'begin van een nieuwe Joodse staat' in dit gebied, dat daartoe aangewezen was. Aanvankelijk moesten de Joden barakken bouwen voor de SS-bewaking en zelf in de open lucht slapen. Later kwamen er twee nieuwe transporten van elk 1000 Joden, waarvan de meesten over de rivier de Sahn (demarcatielijn) gejaagd werden. Einde 1939-begin 1940 gingen de eerste Joden uit Nisko terug; het waren vnl. statenlozen uit Slowakije. Daarop zonden de Tsjechische Joden een delegatie naar General-gouvemeur H. Frank met het verzoek ook te mogen terugkeren. Frank wist niets van het bestaan van Nisko en weigerde aanvankelijk hun terugkeer. In de loop van 1940 tenslotte werden alle overgeblevenen (300 van de 3000 Joden) naar Tsjecho-Slowakije teruggestuurd. In Mariska-Ostrawa was de anti-Joodse wetgeving intussen al ver gevorderd. Alle Joden daar moesten dwangarbeid verrichten en mochten slechts op bepaalde plaatsen wonen. In september 1942 werden zij ten getale van 4000 man naar Theresienstadt gedeporteerd.
    Burger bleef er tot october 1944. Hij vermeldt dat een deel van het kamp in 1943 helemaal opgeknapt en verfraaid moest worden voor de opnamen van een show-film getiteld: "Het transport van een Jood uit Praag naar Theresienstadt". Dergelijke schijnvertoningen werden ook opgevoerd bij bezoeken van journalisten en vertegenwoordigers van het Internationale Rode Kruis. In october 1944 werd Burger naar Auachwitz-Birkenau gedeporteerd, waar hij de selectie op het perron overleefde. Bij een latere selectie werd hij naar het zg. Todesblock gevoerd. Omdat hij uit Theresienstadt kwam, werd hij daar weer uitgehaald en in een Zigeunerkamp in Auschwitz ondergebracht. Hij werd tenslotte in Buchenwald bevrijd. Met de oprichting van IV B 4 (Räumung und Auswanderung) vervallen deze bezwaren. Een volgende deportatie van 40.000 Joden heeft prioriteit. Daarna volgt de "Räumung" van 120.000 Polen. Al deze maatregelen zijn bedoeld om plaats te maken voor "Volksduitsers". Het Generalgouvernement krijgt tot 15 febr. 1940 gelegenheid om opgave te doen van de "ontvangstcentra". Dezelfde termijn geldt voor de geannexeerde Poolse gebieden m.b.t. de opgaven van de te verwachten Volksduitsers. IV B 4 verzamelt deze gegevens i.v.m.de "Räumung". Om de landbouw niet te ontwrichten worden de Volksduitsers direct naar hun plaats van bestemming gebracht en daar tegen de Poolse landbezitters uitgewisseld. De Polen worden in kampen opgesloten en geselecteerd. Wie niet in aanmerking komt voor de geannexeerde gebieden gaat naar het Generalgouvemement, waarheen uit Rusland nog 60.000 vluchtelingen worden verwacht. Himmler heeft bevolen dat geen Volksduitsers of stamverwante groepen "abgeschoben" mogen worden. De laatsten kunnen t.z.t. nog door de racistische zeef, 1 miljoen Poolse landarbeiders (voor de helft vrouwen) worden zonder onderscheid in het Rijk tewerkgesteld; zij worden uit de geannexeerde gebieden gehaald en naast de krijgsgevangenen te werk gesteld.
    502 Getuigeverklaring van Dr. P. Meretz over de emigratie van Joden uit Tsjechoslowakije vóór en na de oprichting van het Protektoraat. Meretz, een Tsjechisch advocaat uit Mariska-Ostrawa, was sinds 1920 als Zionist werkzaam en ten tijde van de overeenkomst van München in sept. 1938 voorzitter van de Zionistische beweging in Tschecho-Slowakije. Hij vermeldt dat de moeilijkheden voor de Tsjechische Joden al begonnen na de Anschluss in maart 1938. De toestand verergerde na 'München', toen de Joden uit het Sudetengebied verdreven werden en de houding van de Tsjechische regering openlijk antisemietisch werd. In die situatie trachtte de Zionistische beweging in Tsjecho-Slowakije zoveel mogelijk certificaten en visa voor legale emigratie te verkrijgen; tevens probeerde zij de Joden ook langs illegale weg te laten emigreren. Financieel werd de organisatie met enkele miljoenen ponden uit Engeland gesteund. Na de bezetting van Praag en de instelling van het Protektorat kwam deze emigratie onder toezicht van de Gestapo. Aanvankelijk was een zekere Fuchs, een 'kriminalkommissar' uit Berlijn, 'Judenreferent'. In juni 1939 werd hij vervangen door Eichmann, Günther en Burger. Zowel Fuchs als Eichamnn drongen aan op een massale emigratie - legaal of illegaal. Eichmann liet twee Joodse leiders uit Wenen halen, die als 'specialisten' de Tsjechische Joodse organisaties moesten voorlichten over de mogelijkheden voor illegale emigratie. Inmiddels was de Praagse Zentralstelle für jüdische Auswanderung opgericht; hier werd dezelfde 'lopende-band-procedure' van uitplundering en verdrijving toegepast als in Wenen. In sept. 1939 moesten de Joodse organisaties op bevel van de Gestapo naamlijsten opstellen van alle buitenlandse Joden. De Polen onder hen werden gearresteerd en naar het Poolse kamp Soswowitze gedeporteerd. Vlak vóór het uitbreken van de 2de wereldoorlog kregen de Joodse leiders in Praag nog toestemming het laatste Zionistische congres in Genève bij te wonen, 4 juli 1960.
    506 Het Auswärtige Amt zendt aan de Duitse legaties van alle neutrale en verbonden staten in Europa de notulen van de "Arbeitstagung der Judenreferenten der Missionen" van 3 en 4 april 1944. Meegedeeld wordt dat de lezingen van Thadden en Hauptsturmführer Ballensiegen van het RSHA wegens geheimhouding niet opgenomen zijn. Het door de legaties verstrekte anti-Joodse propagandamateriaal uit de diverse landen wordt niet teruggezonden maar in Duitsland bewaard. In de notulen staat o.m. het volgende: Na een algemene inleiding over wensen en mogelijkheden inzake de bevordering van het antisemitisme in de verbonden, neutrale en vijandelijke staten, volgt een overzicht van de politieke structuur van het "Weltjudentum". In 1933 waren er 17 miljoen "Konfessions Juden". De kern (Kraftquell) werd zowel in Europa als in Amerika gevormd door het "Ostjudentum", dat langzaam van Oost naar West opschoof. In Europa is de biologische en politieke rol van het "Jodendom" uitgespeeld. In Rusland, Engeland, maar vooral in Amerika (7 miljoen bemiddelde Joden!) speelden zij een belangrijke rol. Het Zionisme was achterhaald door de "Arabische Frage" en de physieke vernietiging van het "Ostjudentum", waardoor de biologische reserven uitgeput werden. Alleen in de drie grote vijandelijke staten was nog sprake van een "Joodse structuur". Niet slechts in Duitsland, ook internationaal moet het "Joodse vraagstuk" opgelost worden. Von Thadden motiveerde de "Aussiedlung in die Ostgebiete" en gaf een overzicht van de toenmalige stand van de anti-Joodse maatregelen in alle Europese landen. Daarna gaven de vertegenwoordigers van de Duitse legaties een overzicht van de geschiedenis en huidige positie van de Joden in de afzonderlijke Europese staten en een opsomming van de wensen en mogelijkheden inzake antisemitische propaganda in die landen, april 1944.
    508 Brief van Rademacher aan de Beauftragte für das Vierjahresplan en de ministeries van binnelandse zaken, economische zaken, financiën, justitie alsmede de Parteikanzlei over de behandeling van het vermogen van voormalige Duitse Joden in het buitenland en dat van buitenlandse Joden in het Rijk. In de praktijk is het onmogelijk gebleken het vroegere Duits-Joodse vermogen in het buitenland te achterhalen, omdat het door overdracht en andere vormen van "versluiering" verdwenen is en de plaatselijke instanties in het buitenland een duidelijk inzicht bemoeilijken. De bereidwilligheid van het buitenland wordt nog verder verblind door het feit, dat Duitse Joden in het buitenland als statenlozen gelden, terwijl de buitenlandse Joden in het Rijk hun nationaliteit hebben behouden. Een ander geval betreft de deportatie van buitenlandse Joden uit het Rijk, het Protektorat en de bezette gebieden. Vaak is vaststelling van de nationaliteit onmogelijk. Dit houdt de deportaties op. Om de "fortschreitende Lösung der Judenfrage in Europa" niet in gevaar te brengen zien het Auswärtige Amt en het RSHA als enige oplossing: het afzien van beiderzijdse aanspraken en onderhandelingen op basis van het "Territorialprinzip", m.a.w. Duitsland ziet af van het vermogen van de statenloze Joden en het buitenland van dat van zijn Joodse onderdanen in Duitsland. Aan de adressanten wordt dringend om omgaande beslissing verzocht. (Hieronder staat in handschrift dat het ministerie van justitie geen bezwaren heeft), 31 juli 1942.
    522 Getuigeverklaring van von Thadden, Judenreferent in het Auswärtige Amt over de "anti-judische Auslandsaktion" van Ribbentrop en diens gematigd optreden in de Jodenvervolging. Deze "anti-jüdische Auslandsaktion" verzamelde gegevens over het antisemitisme in het buitenland en werkte samen met alle instanties buiten het Auswärtige Amt zoals de dienst van Rosenberg, de Europäische Aktion van het Propagandaministerium, de antijüdische Weltliga, enkele instituten in Frankfort en Amt VII van het RSHA. De genoemde instanties bedreven antisemietische propaganda in het buitenland, die schadelijk was voor de buitenlandse politiek. Door de oprichting van de Auslandsaktion wilde Ribbentrop deze propaganda centraal leiden. Als coördinator zou Schleier van het Propagandaministerium optreden; door veel tegenwerking had zijn werk geen praktische resultaten. De bijeenkomst van 3 april 1944 te Krummhübel was geen internationaal congres maar een conferentie van de buitenlandse dienst, waarvoor ook de dienst Rosenberg en het RSHA uitgenodigd waren. Rosenberg wilde een dergelijk congres wel zelf houden maar dat was "aussenpolitisch" ondenkbaar. Ribbentrop matigde de Duitse instanties bij de Jodenvervolging i.v.m. de gevolgen voor de buitenlandse politiek. In het bijzonder kwam hij op voor de Roemeense Joden onder Duits gezag, de repatriëring van buitenlandse Joden uit Duitsland en de uitwisseling van geïnterneerde Joden. Het radicale Referat van Eichmann, dat de uitroeing der Joden zeer geheim hield, veroorzaakte grote moeilijkheden. Protesten van het Vaticaan kwamen weinig voor. Het Auswärtige Amt trachtte de nuntius inlichtingen te geven, hoewel andere Duitse instanties beweerden dat dergelijke interventies als die van het Vaticaan volkenrechtelijk niet legitiem waren. Bij inspectie van Bergen-Belsen in 1943 en Theresienstadt in 1943, 1944 en 1945 waren von Thadden en vertegenwoordigers van het Rode Kruis geen gruwelen opgevallen, 21 juni 1946.
    Records 501 t/m 576

    Kenmerken

    Datering:
    [1937-1945] 1961-1962
    over het archief:
    Adolf Eichmann (1906-1962) kreeg in 1940 de leiding van Referat IVB4 van het Reichssicherheitshauptamt in Berlijn. De taak van het referaat was emigratie en gedwongen migratie (meestal naar ghetto’s) van joden. In maart 1941 kreeg zijn referaat een andere aanduiding, IVB4, en een andere taakomschrijving. Referat IVB4 werd toen het bureau dat de Endlösung moest organiseren.
    Op 11 mei 1960 werd Eichmann in Argentinië gearresteerd door de veiligheidsdienst van Israël. Op 11 april 1961 begon het proces tegen hem in Jerusalem. 1 juni 1962 werd de hem opgelegde doodstraf voltrokken.
    Soort:
    Collectie
    aard van de documenten:
    De collectie bestaat vooral uit stukken die vanuit Nederland zijn ingebracht in het proces tegen Eichmann.
    Openbaarheid:
    Volledig openbaar
    Omvang:
    4,3 meter, 34 dozen
    Status:
    NIOD-KNAW collectie
    Trefwoorden:
    Archiefvormer(s):