Uw zoekacties: Ommen, Arbeitseinsatzlager Erika

250h Ommen, Arbeitseinsatzlager Erika ( NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

  • Kenmerken van het archief
  • Inleiding op het archief
  • Inventaris of plaatsingslijst
  • Eventueel bijlagen
  • De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

    De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

    De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

    Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

    beacon
     
     
    Openbaarheid
    Het archief is voor een groot deel openbaar.

    Alleen de inventarisnummers 42, 115, 116, 121 zijn slechts raadpleegbaar na verkregen schriftelijke toestemming van de directeur van het NIOD. Onderzoekers kunnen zich daartoe schriftelijk wenden tot de directeur van het NIOD.

    Ook de inventarisnummers 71-76, 97, 118 zijn slechts raadpleegbaar na verkregen toestemming van de directeur van het NIOD. Voor bezoekers die deze toestemming willen hebben, is ter plekke bij balie van de studiezaal van het NIOD een archiefverklaring verkrijgbaar. Direct na ondertekening kunt u de stukken aanvragen en inzien.
    Meer uitleg over openbaarheidsbeperkingen leest u hier.
    Inleiding
    titel archief
    250h Ommen, Arbeitseinsatzlager Erika
    Inleiding
    titel archief
    ead-typering:
    odd type="unittitle"
    Collectie Gevangenissen en Kampen - deelcollectie Ommen, Arbeitseinsatzlager "Erika"
    archiefvormer
    omvang
    citeer en aanvraaginstructie
    periode van ontstaan
    beheersgeschiedenis/overbrenging naar het RIOD
    aard van de archiefbestanddelen
    ordening van de archiefbestanddelen
    nadere toegangen
    selectie, vernietiging en bewerking
    aanvullingen
    wettelijke status
    reproductiebeperkingen
    taal van de archiefbescheiden
    materiële staat
    bewerking
    Geschiedenis 1941-1945
    Sterkamp in de heide (1924 - 1939)
    In tegenstelling tot de andere kampen in Nederland gaat de oorsprong van kamp Ommen terug tot ver voor de oorlog. In de jaren twintig was het terrein eigendom van baron Philip van Pallandt, een aanhanger van de theosofische levensvisie die uitgedragen werd door de Orde van de Ster. Hij stelde zijn landgoed "Eerde" aan de Besthmerweg in 1924 beschikbaar voor hun jaarlijkse bijeenkomst, het zogeheten Sterkamp. Men kampeerde in tenten en beschikte na verloop van jaren over barakken, voorraadschuren en toiletgebouwen. Vijftien maal kwamen volgelingen uit de hele wereld naar Ommen totdat de oorlogsdreiging dat in 1940 verhinderde.
    In het najaar van 1940 begon de Duitse bezetter met het ontbinden van internationale organisaties. Hiertoe werd een "Referat Internationale Organisationen" toegevoegd aan het Generalkommissariat zur besonderen Verwendung. Aan het hoofd van de nieuwe afdeling stond de in 1907 geboren paardenslager Werner Schwier die zijn kantoor inrichtte in het gebouw van de vrijmetselaren aan de Fluwelen Burgwal 22 te Den Haag. Tot de honderden verenigingen die geliquideerd werden, was ook het genootschap van de theosofen. Schwier nam het landgoed “Eerde” in beslag en gaf het de naam Arbeitseinsatzlager "Erika". De naam Erika is mogelijk een verwijzing naar de heidevelden rondom het kamp *  . Van vrijdagmiddag tot dinsdagochtend placht Schwier te overnachten in een houten bungalow vlak bij het kamp. Hij droeg de rang van Bereitschaftsführer en tooide zich met de titel doctor. Mogelijk is dit terug te voeren tot de functie die hij in de jaren vlak voor de oorlog had vervuld. Op een opleidingscentrum voor aanstaande partijfunctionarissen, de Ordensburg Vogelsang in de Eifel, had hij als "Gaureferent" les gegeven over religieuze, politieke en etnische minderheden *  .
    Opleidingskamp op papier (juni - augustus 1941)
    Schwier wees de oud-politieagent en kortstondig NSB-lid Karel Lodewijk Diepgrond aan als Lagerführer. Deze verliet hiervoor de Sicherheitsdienst, waar hij sinds juni 1940 werkte als tolk, en betrok met zijn gezin een woning op het kampterrein. Vanaf 13 juni 1941 was hij, samen met 48 bewakers, in het kamp aanwezig. Het merendeel van hen was als werkloze geworven via de Amsterdamse vestiging van het Nederlandse Arbeidsfront. Hun aantal groeide uit tot ongeveer honderd, onder wie enkele Nederlandse SS'ers. Ze droegen oude uniformen van het Nederlandse leger en moesten een verklaring ondertekenen waarin ze trouw beloofden aan de Germaanse idealen *  . Een Nederlandse SS'er die al spoedig assistentie kreeg van twee beroeps-sergeanten van het Korps Mariniers gaf exercitielessen en schietinstructie. Ondanks hun soldateske opleiding waren de bewakers niet opgenomen in het leger maar behoorden ze tot het zogeheten Kontrollkommando. Anders dan in de overige kampen was de bewaking dus niet in handen van een militaire eenheid. Ook organisatorisch verschilde kamp Ommen van de overige gevangenkampen in Nederland. Als enige was het kamp opgenomen in de civiele structuur van het Generalkommissariat zur besonderen Verwendung *  .
    Leden van het Kontrollkommando legden in de eerste maanden de poorten en omheining van Kamp Ommen aan. De gevangenen betraden het kamp door een “poort, die van boomstammen, waar de bast nog aan zat, in elkaar was getimmerd”. Vervolgens zagen zij een “brede oprijlaan […] geflankeerd door stijve coniferen […]. Hier en daar lagen tussen de bomen barakken en kleinere gebouwtjes. Een soort paviljoentjes” *  .
    Erfgoedstuk
    Tijdens de eerste maanden waarin kamp Ommen bestond, weerspiegelde deze bijzondere status zich in de functie. Aanvankelijk zouden er voormannen opgeleid worden voor de oostkolonisatie: in de veroverde delen van de Sovjetunie zouden zij leidende functies in de landbouw krijgen. Daarnaast leefde het idee het kamp te gebruiken om joodse mannen op te leiden zodat zij in Duitsland aangesteld konden worden als voorman in werkkampen voor joodse werklozen. In de zomer van 1941 werd echter duidelijk dat geen van beide plannen verwezenlijkt zou worden.
    De eerste geregistreerde gevangenen waren vijftien NSB'ers die op 26 juli 1941 arriveerden nadat zij de Rotterdamse burgemeester P.J. Oud hadden overvallen en bedreigd. Een enkele keer werd een bewoner van Ommen opgesloten omdat hij een lid van het Kontrollkommando had beledigd. Grote groepen gevangenen bleven echter uit zodat enkele tientallen leden van het Kontrollkommando ontslag nam of overplaatsing aanvroeg. Inmiddels hadden zij het kamp uitgebreid met stallen, werkbarakken en een met prikkeldraad bespannen palissade. Bijna een jaar zouden deze gebouwen leeg staan.
    Strafkamp voor de Nederlandse justitie (juni 1942 - april 1943)
    In de eerste maanden van de bezetting raakten steeds meer goederen alleen verkrijgbaar met een distributiebon. Binnen een half jaar waren brood, kleding, vlees, zuivel, brandstof en vele kruidenierswaren niet meer vrijelijk te koop. Als gevolg hiervan bloeide de sluikhandel op, werden distributiebonnen gestolen of vervalst en nam het aantal gevallen van clandestien slachten sterk toe. Dergelijke economische delicten werden bestraft door Nederlandse rechters. Tegenover de toename van het aantal strafgevallen stond echter een kleiner aantal beschikbare cellen. In de Nederlandse gevangenissen waren immers speciale afdelingen ingericht voor arrestanten van de Sicherheitsdienst. Op 5 juni 1942 viel het besluit overtreders van de distributiewetten op te sluiten in het kamp te Ommen.
    Het aantal bewakers werd opgeschroefd tot tweehonderdvijftig. Andermaal werden zij geworven via het Nederlandse Arbeidsfront; getuige Diepgronds opmerking dat een "nationaal-socialistisch Germanisch denken" volstond *  , waren ervaring of capaciteit niet van belang. De eerste vijf gevangenen werden op 19 juni naar het nieuwe strafkamp gezonden. Na twee maanden noteerde Schwier in de maandelijkse rapportage van zijn afdeling internationale Organisationen triomfantelijk *  : "Inbetriebnahme des Lagers in Ommen mit einer Belegung von 1212 Gefangenen, deren Zahl fortlaufend erhöht wird". In oktober was hun aantal gegroeid tot 2.850; achthonderd van hen werden tewerkgesteld bij de Hermann Goering Werke in Heerte en vijfhonderd in Duitse bedrijven rond Keulen en Siegburg *  . Hoewel het merendeel van de gevangenen bestond uit zwarthandelaren en clandestien slachters, arriveerden vanaf medio juli ook inbrekers, helers, moordenaars en plegers van zedenmisdrijven.
    De bewakers van het Kontrollkommando behandelden de gevangenen, die zij "Knackers" noemden *  , zeer hardvochtig. Slaag met vuisten, knuppels en zwepen waren aan de orde van de dag. Bestraffingen en mishandelingen werden "auf mehr oder weniger barbarische Weise" uitgevoerd *  . Tot de beruchtste bewakers behoorden behalve Lagerführer Karel Diepgrond ook Halbzugführer Jacobus Boxmeer en Hauptzugführer Jan de Jong. De laatste moest na een ongeluk met een zaagmachine enkele vingers aan zijn rechterhand missen en werd door de gevangenen "de Stomp" genoemd. Ook Werner Schwier nam persoonlijk deel aan de mishandelingen als hij in de weekenden aanwezig was. Vanwege de kleur van zijn partij-uniform en zijn gedrongen postuur kreeg hij de bijnaam "Bruintje Beer".
    Bewakers van het Kontrollkommando met gevangenen.
    Erfgoedstuk
    -
    Erfgoedstuk
    De gevangenen gingen gekleed in versleten legeruniformen en sliepen in hangmatten die tussen ijzeren stangen hingen. Slechts in één barak stonden houten britsen. Tot mei 1943 werden gevangenen meteen bij binnenkomst kaal geschoren. Onder gewapende begeleiding moesten ze op het land of in het bos werken. Hoewel de voeding redelijk was, kregen de gevangenen zo weinig tijd het op te eten dat velen voortdurend honger leden. Degenen die naar werkkampen in Duitsland werden gestuurd kwamen daar danig verzwakt aan. Driehonderd van hen overleden in Heerte of Siegburg, een nog groter aantal kwam uitgemergeld en afgestompt terug en moest in Overijsselse ziekenhuizen opgenomen worden. Hun verhalen over de wantoestanden kwamen enkele rechtbankpresidenten en officieren van justitie ter ore. Zij wisten bij het Reichskommissariat gedaan te krijgen dat vanaf 17 april 1943 geen gevangenen meer naar kamp Ommen gestuurd werden die door Nederlandse gerechtshoven waren gevonnist. De nog aanwezige gevangenen werden overgeplaatst naar andere strafinrichtingen *  .
    Arbeitserziehungslager en strafkamp (mei 1943 - september 1944)
    De bewaking en leiding van kamp Ommen bleef echter ongemoeid en ontving in de tweede week van mei een nieuwe groep gevangenen: 3.700 studenten die hadden geweigerd de loyaliteitsverklaring te ondertekenen. In afwachting van hun tewerkstelling in Duitsland verbleven zij acht dagen in kamp Ommen. Hoewel zij in tenten moesten bivakkeren hadden ze goed te eten en hoefden ze niet te werken.
    In dezelfde maand kreeg kamp Ommen een functie als doorgangskamp voor weigeraars van de arbeidsinzet en contractbrekers (tewerkgestelden die niet van verlof terugkeerden). De arrestanten werden een dag tot twee weken vastgehouden in kamp Ommen en mochten hun burgerkleding behouden. Via kamp Amersfoort werden ze vervolgens doorgestuurd voor verplichte tewerkstelling naar Duitsland *  . Enkele tientallen leden van het Kontrollkommando werden ingezet bij huiszoekingen en razzia's. Ze verruilden hiervoor hun geweer en grijsgroene uniform voor het zwarte uniform met pistool van de vrijwillige hulppolitie.
    De studenten die in mei 1943 enige dagen in het kamp verbleven, sliepen in tenten die nog tijdens de “Ster-dagen” gebruikt waren.
    Erfgoedstuk
    Voor een barak gegroepeerd luisteren studenten waarschijnlijk naar een cabaretopvoering.
    Erfgoedstuk
    Een apart deel van kamp Ommen werd ingericht als strafkamp voor zo’n vierhonderd asocialen. Veelal waren dit landlopers, bedelaars of "arbeidsschuwe werklozen" die door de Sicherheitspolizei waren opgepakt. Vanwege de kleur van hun kampkleding (in kamptaal knackerpakkie geheten) werden zij "groenen" genoemd. Een aantal van hen werd in februari 1944 om onduidelijke redenen door Lagerführer Diepgrond vrijgelaten. Aangezien het ging om gevangenen van de Sicherheitspolizei werd de vrijlating bestempeld als sabotage. Een detachement van de Ordnungspolizei drong het kamp binnen, arresteerde Diepgrond en ontwapende het Kontrollkommando. Na enkele dagen werd de bezetting door de Ordnungspolizei weer opgeheven en keerden Diepgrond en zijn mannen weer terug *  .
    Hoewel de mishandelingen onverminderd voortduurden werd het regime enigszins verlicht. De gevangenen werden niet meer kaalgeschoren, tenzij men in de strafcompagnie belandde. Gevangenen konden post versturen en ontvangen en op zondagen mochten zij familie ontvangen. In deze periode verbleven naar schatting 2.500 à 3.000 gevangenen in kamp Ommen *  .
    Kamp van de Ordnungspolizei (september 1944 - april 1945)
    In september 1944 kwam kamp Ommen onder supervisie van de Ordnungspolizei en kregen de bewakers het uniform en de rangen van de Grüne Polizei. Hun aantal was inmiddels afgenomen tot circa vijftig. In de loop van 1944 waren de leden van het Kontrollkommando steeds intensiever betrokken geraakt bij het opsporen van ontduikers van de arbeidsinzet. Een knokploeg van zo’n vijftien bewakers hielp in de laatste maanden van 1944 de Duitse politie met hun arrestaties en terroriseerde de wijde omgeving.
    Enkele honderden gevangenen, hoofdzakelijk uit de omgeving van Ommen afkomstig, bevolkten in deze periode het kamp. Het merendeel van hen bestond uit arbeidsweigeraars en overtreders van distributiewetten maar ook zaten er verdachten van verboden radiobezit en verzetsactiviteiten. Door een geallieerde vliegtuigbeschieting vielen onder hen op 14 januari 1945 drie doden en 29 gewonden. In februari kwamen politieagenten uit de grote steden op een tiental boerenwagens en begeleid door één enkele Duitse soldaat het kamp binnen. Ze kregen een redelijke mate van bewegingsvrijheid en moesten toezicht houden op andere gevangenen die buiten de poort tewerk waren gesteld bij het steken van plaggen en het ontginnen van stukken heidegrond *  .
    Bij het naderen van de Canadezen werden zo'n driehonderd gevangenen op 5 april richting Drente gedreven. De volgende dag kwamen zij aan in het kamp "De Pietersberg" van de Nederlandse Arbeidsdienst te Westerbork. Degenen die nog niet waren ontsnapt werden daar op 10 april bevrijd. Diezelfde dag trokken geallieerde troepen het leegstaande kamp Ommen binnen.
    Bewaringskamp Erica (april 1945 - december 1946)
    Een dag later al werden de eerste collaborateurs uit Ommen en omgeving gearresteerd. Na ondervraging door de lokale commandant van de Binnenlandse Strijdkrachten in hotel "Het Zwarte Paard" werden zij in groepjes overgebracht naar het voormalige gevangenkamp dat nu Erica, met een "c", heette. De kampleiding was in handen van het hoofd van de Quakerschool, W. Hermans *  . Eind oktober waren iets meer dan 1.400 gedetineerden aanwezig. Op 31 december 1946 werd het kamp opgeheven. Momenteel is op het voormalige kampterrein een grote camping gevestigd.
    Archieven, literatuur en verwante collecties
    Voor vervolgonderzoek naar het Arbeitseinsatzlager Erika raadplege men de volgende literatuur en bronnen:
    literatuur
    archieven
    internet
    Inventaris

    Kenmerken

    Datering:
    1941-1948
    over het archief:
    In Kamp Ommen zaten tussen juni 1942 en mei 1943 gevangenen die door Nederlandse rechters veroordeeld waren wegens overtreding van de distributiewetten. Daarna was het kamp onder andere bestemd voor ontduikers van de Arbeidsinzet, studenten die de loyaliteitsverklaring weigerden te ondertekenen en "asocialen": landlopers, bedelaars en werklozen.
    Soort:
    Collectie
    Openbaarheid:
    Enkele inventarisnummers van dit archief zijn beperkt openbaar. Details staan vermeld in de rubriek "openbaarheid".
    Omvang:
    1,5 meter (172 nummers)
    Status:
    Bruikleencollectie Nationaal Archief
    Trefwoorden: