Uw zoekacties: Dossier - Tijn-Cohn, Gertrud van

248-1720B Dossier - Tijn-Cohn, Gertrud van ( NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

  • Kenmerken van het archief
  • Inleiding op het archief
  • Inventaris of plaatsingslijst
  • Eventueel bijlagen
  • De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

    De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

    De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

    Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

    beacon
     
     
    Openbaarheid
    Het archief is volledig openbaar.
    Levensloop
    Gertrud van Tijn-Cohn, dochter uit een gefortuneerde Duitse familie, woonde enige jaren in Engeland voordat zij in 1915 - als vijandelijk onderdane uitgewezen - een toevlucht vond in Nederland. Zij trouwde met een Nederlandse geoloog en na een tiental jaren op posten in Afrika en Zuid-Amerika verbleven te hebben, vestigde het gezin zich in Blaricum. Het echtpaar Van Tijn was overtuigd zionist en mevrouw Van Tijn zocht spoedig contact met Nederlandse Joodse organisaties. Toen begin 1933 grote aantallen Joodse vluchtelingen in Amsterdam begonnen te arriveren, nam zij de dagelijkse leiding op zich van het Comité voor Joodse Vluchtelingen en tevens van het Emigratie Bureau, dat bemiddelde bij emigratie van diegenen die visa hadden of konden bemachtigen. Dit bureau werd gesteund door en werkte nauw samen met het American Jewish Joint Distribution Committee (JDC), met Joodse organisaties in Duitsland en Engeland en - tot zijn liquidatie in 1936 - met het Vluchtelingencomité van de Volkenbond. In het begin van de oorlog - zij was sinds enige jaren gescheiden - stuurde mevrouw Van Tijn haar beide kinderen naar Amerika, zelf wilde zij in Nederland blijven omdat zij meende "nog iets te kunnen doen". De weinige Joden die tijdens de bezetting toestemming kregen om te emigreren, kregen via haar Emigratie Bureau van het JDC de door de Duitsers gevraagde dollars voor hun passage. Als tegenprestatie kreeg zij van deze - bemiddelde - emigranten aanzienlijke sommen gelds die werden aangewend voor Joodse onderduikers en het financieren van illegale vluchtwegen. Op haar initiatief en met medewerking van de Zwitserse ambassade kregen enige honderden Joden een zogeheten Palestina-visum waardoor het merendeel van deze groep aan de gaskamers ontsnapte. In juni 1941 kreeg zij via de Zentralstelle für jüdische Auswanderung opdracht alle niet-Nederlandse Joden te registreren, onder het mom van latere emigratie.
    De daartoe opgerichte afdeling van de Joodsche Raad werkte onder haar leiding met vierhonderd personeelsleden - waarvan de helft uit Duitse Joden bestond - een jaar lang aan de uitvoering. Toen de Joodsche Raad eiste dat de daarna uit te voeren registratie van Nederlandse Joden uitsluitend door Joodse Nederlanders zou geschieden, nam zij haar ontslag. In juni 1942 protesteerde mevrouw Van Tijn tegen de medewerking die de Joodsche Raad aan de "Arbeitseinsatz" in Duitsland wilde verlenen en na het begin van de deportaties verbrak zij alle banden met het "politieke" werk van de Joodsche Raad daar zij tot het inzicht was gekomen dat verdere medewerking aan Duitse maatregelen de ondergang slechts zou verhaasten. Wel nam zij de leiding op zich van de "Hulp aan Vertrekkenden" (HAV) die praktische hulp bood voor en tijdens deportaties uit Amsterdam. Twee maal werd zij zelf door tussenkomst van Aus der Fünten voor deportatie gevrijwaard, voordat zij tenslotte in september 1943 naar Westerbork op transport werd gesteld. In februari 1944 werd zij doorgezonden naar Bergen-Belsen, vanwaar zij in juni 1944 met tweehonderdvijfentwintig anderen naar Palestina werd uitgeleverd, waar zij op 11 juli aankwamen. Vandaar nam zij weer contact op met het JDC en bezocht in april 1945 onder andere Genève om te trachten te bemiddelen in de moeilijkheden die gerezen waren tussen het Jewish Coordination Committee (JCC), de Nederlandse ambassade in Bern, het JDC en de Nederlandse autoriteiten in Londen in verband met de hulp aan Joodse oorlogsslachtoffers.
    Inventaris
    aanvraaginstructie

    Archiefstukken uit dit archief kunnen in de studiezaal van het NIOD worden aangevraagd
    onder vermelding van: collectie 248-1720B, inv.no. ...
    Het inventarisnummer is vermeld in numeriek oplopende volgorde,
    links naast de beschrijving van de stukken

    1 Rapport "Bijdrage tot de geschiedenis der Joden in Nederland van 10 mei 1940 tot juni 1944" van G. van Tijn-Cohn over de kampen Vught, Westerbork, Bergen-Belsen en de uitwisseling naar Palestina, oktober 1944. i
    248-1720B Dossier - Tijn-Cohn, Gertrud van
    Inventaris
    1
    Rapport "Bijdrage tot de geschiedenis der Joden in Nederland van 10 mei 1940 tot juni 1944" van G. van Tijn-Cohn over de kampen Vught, Westerbork, Bergen-Belsen en de uitwisseling naar Palestina, oktober 1944.
    Ontwikkelingsstadium:
    Fotokopie
    Digitale bestanden:
    Alleen te raadplegen in de studiezaal bij de archiefdienst.
    Zie voor aanvullingen op dit dossier : Dossier nr. 248-A1720B Tijn-Cohn, Gertrud van (aanvullingen)

    Kenmerken

    Openbaarheid:
    Volledig openbaar
    Status:
    Bruikleencollectie Nationaal Archief
    Trefwoorden: