Uw zoekacties: Nederlandse Vereniging van Ex-Politieke Gevangenen uit de be...

197p Nederlandse Vereniging van Ex-Politieke Gevangenen uit de bezettingstijd (Expogé) ( NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

  • Kenmerken van het archief
  • Inleiding op het archief
  • Inventaris of plaatsingslijst
  • Eventueel bijlagen
  • De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

    De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

    De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

    Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

    beacon
     
     
    Openbaarheid
    Het archief is in zijn geheel beperkt openbaar. Het is slechts raadpleegbaar na verkregen toestemming van de directeur van het NIOD. Voor bezoekers die deze toestemming willen hebben, ligt een formulier bij de balie van de studiezaal van het NIOD.
    Inleiding
    titel archief
    197p Nederlandse Vereniging van Ex-Politieke Gevangenen uit de bezettingstijd (Expogé)
    Inleiding
    titel archief
    ead-typering:
    odd type="unittitle"
    Archief van de Nederlandse Vereniging van Ex-Politieke Gevangenen uit de bezettingstijd (Expogé)
    archiefvormer
    omvang
    citeer- en aanvraaginstructie
    periode van ontstaan
    beheersgeschiedenis/overbrenging naar het NIOD
    aard van de archiefbestanddelen
    ordening van de archiefbestanddelen
    selectie, vernietiging en bewerking
    aanvullingen
    wettelijke status
    reproductiebeperkingen
    taal van de archiefbescheiden
    materiële staat
    bewerking
    Geschiedenis
    De Nederlandse Vereniging van Ex-Politieke Gevangenen uit de bezettingstijd (NVEPG; later Expogé) is voortgekomen uit de Nationale Unie van Oud-Gevangenen, die op 8 april 1945 in het bevrijde zuiden van Nederland (Valkenburg) op particulier initiatief was opgericht. Deze Unie streefde er naar uit te groeien tot een landelijke vereniging. Vrij snel na de bevrijding van de rest van Nederland ontsproten met name in midden-Nederland regionale afdelingen. Vanuit de opvatting dat een krachtenbundeling op landelijk niveau tot de beste resultaten zou leiden, werd op 28 september 1945 tijdens een congres in het gebouw van de Kunsten en Wetenschappen te Utrecht de Landelijke Vereniging voor Ex-Politieke Gevangenen gesticht (LVEPG met als roepnaam Expogé). De vereniging vestigde zich in Scheveningen; het secretariaat zetelde achtereenvolgens in de woonplaatsen van de landelijke secretarissen: Haarlem en Heemstede (K.R. van Staal) , Velp (W. Bakker) en Utrecht (T. Stamer).
    organisatie
    Het uitgangspunt van Expogé werd bij de oprichting geformuleerd als "het thans willen medewerken aan de geestelijke en materiële wederopbouw van ons Vaderland op basis van de normen Waarheid, Gerechtigheid en Naastenliefde". De voornaamste taken waren in de eerste jaren: sociale verzorging van ex-politieke gevangenen en hun nabestaanden, hulp bij zuivering en berechting en opsporing van vermisten. Expogé zag geen taak op staatkundig of politiek terrein voor zich weggelegd: het hoofdbestuur was tegen medewerking van leden aan politiek geëngageerde organisaties. Activiteiten van Expogé waren sinds 1946 de organisatie van een jaarlijkse herdenking van de gevallenen op 10 mei te Bloemendaal, het organiseren van een jaarlijks congres en contact onderhouden met buitenlandse zusterorganisaties.
    In 1946 veranderde de naam van de vereniging: 'Landelijke' werd vervangen door 'Nederlandse'. Drie jaar later, op 10 juni 1949, ontving de vereniging een koninklijke goedkeuring en aanvaardde prins Bernhard het beschermheerschap. In de loop van de jaren zijn lokale afdelingen van Expogé opgezet waarmee het hoofdbestuur een intensieve correspondentie onderhield. In de loop der jaren hebben zich fusies en afsplitsingen van afdelingen voorgedaan. De afdelingen waren onderverdeeld in zes regio's: Amsterdam/Noord-Holland, Rotterdam/Den Haag/Zuid-Holland, Utrecht, Gelderland/Overijssel, Groningen/Drenthe en Noord-Brabant/Zuid-Limburg/Zeeland.
    Expogé heeft een eigen verenigingsblad opgezet. Het eerste officiële orgaan van Expogé was "De Prinsestad". Tijdens het oprichtingscongres in Utrecht was besloten dat "De Prinsestad", een blad van de Delftse afdeling, tot het officiële orgaan gemaakt zou worden. Waarborgen voor redactionele en exploitatieve medezeggenschap van de vereniging ontbraken echter en onder de leden ontstond onvrede over het karakter van het blad. In september 1946 viel het besluit de zakelijke banden te breken. De eerste editie van het nieuwe orgaan, "Aantreden", verscheen in het voorjaar van 1947. Het blad is jarenlang gedrukt door de firma Boom-Ruygrok N.V. (waarvan landelijk secretaris K.R. van Staal directeur was).
    lidmaatschap en groei
    Om toegelaten te worden tot de vereniging moest men voldoen aan een strikte definitie van politiek gevangene: zij die tengevolge van eigen activiteiten en gedragingen gedurende de bezettingstijd in gevangenschap heben doorgebracht. In het buitenland was het namelijk ook mogelijk op passieve gronden aanspraak te maken op de titel politiek gevangene, bijvoorbeeld als men vanwege ras, levensbeschouwing of politieke overtuiging door de Duitse bezetter was gearresteerd. Later werden gijzelaars en nabestaanden ook opgenomen binnen de gelederen van de ex-politieke gevangenen. De Ballotage Commissie screende (eerst als adviserend, later als rechtsprekend orgaan) de potentiële leden op collaboratie-praktijken of (na 1949) op communistische gezindheid.
    De eerste jaren waren moeilijk door gebrek aan middelen en ervaring en als gevolg van politieke tegenstellingen. Hoewel alle politieke richtingen in de vereniging vertegenwoordigd waren, ontstonden onder invloed van de Koude Oorlog (met name na de communistische coup in Praag in 1948) problemen met sympathisanten van het communisme. Het besluit de banden met de communisten te breken werd versneld door de verklaring van de algemene secretaris van de CPN dat, mocht Nederland ooit in oorlog met de Sovjet Unie geraken, de sympathie der communisten aan de zijde van de Russen zou staan. Op een buitengewoon congres, dat op 21 mei 1949 in Utrecht plaatsvond, werden het lidmaatschap van de CPN en van Expogé onverenigbaar verklaard. Hulp aan hen die waren uitgetreden bleef echter gehandhaafd.
    In de loop der jaren verging het de vereniging echter steeds beter. Zij kreeg steeds meer waardering en erkenning, ook in politieke kringen. Hoewel de overheid de ex-politieke gevangenen nooit een statuut heeft verleend, zoals bijvoorbeeld in België het geval was, heeft de regering in de loop van de jaren oud-verzetsorganisaties erkend door hen te betrekken bij discussies over vraagstukken inzake de Tweede Wereldoorlog, zoals pensioenen en de vrijlating van de Drie van Breda. In de periode van opbouw ontstond ruimte de doelstellingen te verdiepen. In de statuten kwam voorop te staan "het in stand houden en versterken van de geestesgesteldheid welke de basis vormde voor het verzet in de jaren 1940-1945". Het bevorderen van saamhorigheid onder verzetsleden en de verdediging van naastenliefde, verdraagzaamheid, gerechtigheid en vrijheid stonden hoog in het vaandel. Daarnaast bleef het in dankbaarheid herdenken van de gebrachte offers een belangrijke doelstelling - de idealen waarvoor verzetsmensen tijdens de oorlog hadden gestreden dienden beleden en uitgedragen te worden, waarbij ook een beroep op de jeugd werd gedaan om de fakkel brandend te houden.
    sociale zorg
    De belangrijkste taak van Expogé was het bieden van hulp en bemiddeling aan leden. Daarnaast hield de vereniging zich ook bezig met de opvang van kinderen van ex-politieke gevangenen, bijvoorbeeld door het organiseren van zomerkampen. De factor ontspanning was ook aanwezig in de vorm van het organiseren van vakanties naar het buitenland (Frankrijk en Zwitserland). Tevens werden reizen naar gedenkplaatsen buiten Nederland verzorgd. Vanaf 1959 was hiervoor een reisvereniging in het leven geroepen.
    Om de regering inzicht te geven in de problemen van teruggekeerde ex-politieke gevangen en nabestaanden, stelde Expogé eind 1946 in samenwerking met het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie een enquête op. Dat jaar was reeds het eerste contact gelegd tussen de ministeries van Binnenlandse en Sociale Zaken, de Stichting 1940-1945, het Rode Kruis en Expogé. Hieruit ontstond een contactcommissie die hulp bood bij opsporingen, financiële en immateriële problemen en die bemiddelde bij problemen met huisvesting en de terugkeer in het arbeidsproces. Hieruit is als belangrijkste vrucht de Staatscommissie van Toezicht en Advies inzake het opsporingswerk voortgekomen.
    De sociale zorg werd binnen Expogé geleid door Sociale Commissies die hulp verschaften aan leden bij het aanvragen van een uitkering bij de Stichting 1940-1945. De Stichting betaalde pensioenen uit aan verzetslachtoffers op grond van de in 1947 ingestelde Wet Buitengewoon Pensioen 1940-1945. Daarnaast verstrekte zij leningen, voorschotten en uitkeringen in gevallen waar de Wet Buitengewoon Pensioen niet van toepassing was maar waar wel een causaal verband bestond tussen verzetsdaden en financiële moeilijkheden. Expogé onderhield nauwe contacten met de Stichting. De samenwerking werd hechter nadat enkele leden van het bestuur van Expogé plaatsnamen in het hoofdbestuur van de Stichting 1940-1945. Beiden waren tevens in talrijke commissies vertegenwoordigd.
    Wegens geldgebrek kon de Stichting 1940-1945 zich aanvankelijk niet bezighouden met de schadevergoeding voor oud-illegale werkers. Begin 1949 werd het Expogé-fonds opgericht om de ontoereikende financiële middelen van de Stichting aan te vullen. Het Fonds, afhankelijk van particuliere donaties, verstrekte voorschotten die mogelijkerwijs konden worden omgezet in een lening. Het Fonds is in januari 1951 stopgezet maar is in de jaren tachtig weer in het leven geroepen om een forse donatie van Daimler-Benz onder te brengen. Een andere financiële aanvulling leverde de verkoop van speelkaarten op. Gezien het succes is men hier na de opheffing van het Fonds mee doorgegaan. Daarnaast is het Karel van Staal-fonds opgezet dat zich niet op het terrein van de Stichting 1940-1945 begaf maar extra middelen ter beschikking stelde in geval van ziekte en acties steunde ter verwezelijking van de idealen van Expogé.
    maatschappelijke betrokkenheid
    Op 13 april 1950 riep de Stichting 1940-1945 de Commissie voor Bijzondere Gevallen in het leven waarin de leden van de Stichting Herstellingsoorden plaatsnamen, nadat hun werkzaamheden grotendeels waren voltooid. Deze commissie beschikte over het batig saldo van de Stichting Herstellingsoorden en het Expogé-fonds. Op aandringen van de Stichting 1940-1945 en Expogé heeft de regering de Commissie Bijzondere Uitkeringen in het leven geroepen (waarin beide organisaties tevens vertegenwoordigd waren). Deze behartigde de belangen van hen die in het buitenland verzet hadden gepleegd en daardoor niet in aanmerking kwamen voor een Buitengewoon Pensioen (omdat de wet spreekt van 'binnenlands verzet'). Nabestaanden en teruggekeerde invaliden werden namelijk wel als oorlogsslachtoffer erkend, maar vielen daardoor ten opzichte van de ex-politieke gevangenen onder een ongunstigere regeling.
    Expogé verhief haar stem in maatschappelijke debatten, zoals de erkenning van bevrijdingsdag (5 mei) als nationale feestdag. Ook het trage verloop van de bijzondere rechtspleging en de onzorgvuldige zuivering was Expogé een doorn in het oog. Voorts verzette de vereniging zich tegen de communistische dictatuur in Oostbloklanden als Hongarije en het toenmalige Tsjechoslowakije. Sinds 1953 hield Expogé zich bezig met het vluchtelingenvraagstuk in de Oostbloklanden omdat de vluchtelingen zich net als Expogé-leden verzetten tegen onderdrukking en dictatuur. Expogé bood materiële en immateriële hulp en verzorgde opvang in Nederland en andere Westeuropese landen om hen democratische waarden bij te brengen. In samenwerking met andere comités protesteerde Expogé tegen de vrijlating en gratieverlening van oorlogsmisdadigers.
    Eind jaren vijftig leefden binnen Expogé plannen om een apart verzetsmuseum op te richten. Hiertoe werden nauwe contacten gelegd met de Stichting Nationaal Oorlogsmuseum Overloon en het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie. De samenWerking resulteerde in een speciale verzetsafdeling binnen het oorlogsmuseum.
    binnenlandse samenwerking
    Om de zelfstandigheid te bewaren werd in de eerste decennia van het bestaan van de Expogé afgezien van een toetreding tot een federatief verband van oud-illegale organisaties. Nadat een (politiek) conflict tussen de Expogé en de Nationale Federatieve Raad van het Voormalig Verzet Nederland (NFR/VVN) was bijgelegd, zijn wel verbintenissen aangegaan. Begin jaren zestig gingen deze twee organisaties over tot een commissiariaal samenwerkingsverband, waaruit de Commissie Samenwerkende Verzetsorganisaties (CSV) voortkwam. Hoewel het CSV nooit officieel is opgeheven verloor het haar werkzaamheid toen in 1969 de stichting Geestelijke Weerbaarheid (GW) tot stand kwam. Hierin waren in eerste instantie de NFR/VVN, Expogé en het Veteranen Legioen Nederland vertegenwoordigd, later traden nog andere organisaties toe. Doelstelling van de GW was "de bereidheid om de waarden en verworvenheden zoals die zijn verankerd in de Nederlandse constitutionele monarchie en parlementaire democratie te handhaven en te ontwikkelen en zo nodig te verdedigen". Eind 1979 kwam een groter samenwerkingsverband tot stand: de Stichting Samenwerkend Verzet 1940-1945 (SSV). Dit was een verbond van organisaties die niet in het GW konden worden opgenomen.
    Per 31 december 1989 is de Geestelijke Weerbaarheid opgeheven. In de commissie Jeugdvoorlichting van de SSV is een deel van de belangrijkste doelstellingen overgenomen: het gedachtegoed van de oprichtingscomités levend houden, het ontwikkelen en zo nodig verdedigen van hun waarden en verworvenheden en het oproepen tot waakzaamheid. De commissie Jeugdvoorlichting, die in de jaren zeventig tot stand is gekomen, is sinds 1980 opgenomen in het werkplan van de SSV.
    buitenlandse contacten
    Expogé onderhield ook buiten Nederland contacten met organisaties en comités die zich bezighielden met verwante problemen en doelstellingen. In 1947 trad Expogé toe tot de internationale federatie van ex-politieke gevangenen, de Fédération Internationale des Anciens Prisonniers Politique (FIAPP), die in januari 1946 was opgericht. Vanwege de politieke (communistische) gezindheid trad Expogé omstreeks 1950 uit het FIAPP. Als alternatief initieerde Expogé de oprichting van een nieuwe internationale organisatie: de Fédération Internationale Libre des Déportés et Internés de la Résistance (FILDIR). In deze organisatie, eind november 1951 te Parijs gesticht, waren elf landen vertegenwoordigd. Expogé-lid J. de Swart was de eerste voorzitter. De FILDIR onderhandelde onder andere op internationaal niveau in de kwestie van de schadeloosstellingen. Andere organisaties die banden onderhielden met Expogé waren
    * Belgische Vereniging der Politieke Gevangenen en Rechthebbenden van de Weerstand / Union Belge des Prisonniers Politiques et Ayant Droit de la Résistance,
    * Bund der Verfolgten des Naziregimes (BVN),
    * Zentralverband Demokratischer Widerstandskämpfer und Verfolgtenorganisationen (ZDWV).
    Expogé ontfermde zich ook over het lot van politieke delinquenten die na de bezettingsjaren in hechtenis waren geraakt. In 1950 was de Internationale Commissie tegen het Concentrationnaire Systeem opgericht (het Comité Internationale contre le Regime Concentrationnaire; CICRC). Op 5 november 1951 is in Amsterdam het Nationaal Comité tegen het Concentratiekampsysteem (later Nationaal Comité ter Bestrijding van het Concentratiekampsysteem) opgericht. Zij leverde financiële steun aan internationale acties en vormde regionale comités die de publiciteit verzorgden, zoals bij de zaak-Jungsläger waarin het Nationaal Comité zich tegen de uitgesproken doodstraf uitsprak. De activiteiten namen in de jaren zestig af, onder andere door het wegvallen van bestuursleden. In 1962 steunden Expogé en het Comité de oprichting van een Nederlandse afdeling van Amnesty International (die vervolgens de taak van het Comité overnam).
    de vereniging opgeheven
    Vanwege het kleine aantal leden en de hoge leeftijd van de leden is de vereniging per 1 januari 2010 opgeheven.

    Kenmerken

    Datering:
    [1941-1944] 1945-1974
    over het archief:
    De vereniging Expogé is voortgekomen uit de Nationale Unie van Oud-Gevangenen die op 8 april 1945 in het bevrijde Zuiden werd opgericht. Het groeide uit tot een landelijke organisatie met regionale afdelingen. Expogé wilde bijdragen aan de wederopbouw van Nederland, de sociale verzorging van ex-politieke gevangenen en nabestaanden, hulp bij zuivering en berechting en het opsporen van vermisten. In 1949 nam prins Bernhard het beschermheerschap op zich. Het orgaan van Expogé is Aantreden.
    Openbaarheid:
    Deze stukken zijn beperkt openbaar. Zij zijn slechts raadpleegbaar na verkregen toestemming van de directeur van het NIOD. Voor bezoekers die deze toestemming willen hebben, ligt een formulier bij de balie van de studiezaal van het NIOD.
    Omvang:
    3,7 meter, 27 dozen
    Status:
    NIOD-KNAW collectie
    Trefwoorden:
    Categorie: