Uw zoekacties: Wehrmachtbefehlshaber in den Niederlanden

001 Wehrmachtbefehlshaber in den Niederlanden ( NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

  • Kenmerken van het archief
  • Inleiding op het archief
  • Inventaris of plaatsingslijst
  • Eventueel bijlagen
  • De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

    De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

    De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

    Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

    beacon
     
     
    Openbaarheid
    Het archief is grotendeels openbaar.

    Alleen de inventarisnummers 15; 55; 115; 126; 146; 165; 180; 219; 254; 256; 264; 551; 581; 584; 595; 597; 610; 697; 698; 720; 727; 756; 758; 780; 868; 873 en 921 zijn slechts raadpleegbaar na verkregen toestemming van de directeur van het NIOD. Voor bezoekers die deze toestemming willen hebben, is ter plekke bij balie van de studiezaal van het NIOD een archiefverklaring verkrijgbaar. Direct na ondertekening kunt u de stukken aanvragen en inzien.
    Meer uitleg over openbaarheidsbeperkingen leest u hier.
    De Wehrmachtbefehlshaber in den Niederlanden (29 mei 1940 - 14 april 1945)
    In Fall Gelb, de Duitse codenaam voor de veldtocht tegen de Lage Landen en Luxemburg, was uitgewerkt dat Nederland, evenals België en Frankrijk, onder militair gezag gebracht zou worden. Meteen al op
    10 mei 1940 liet Generaloberst Fedor von Bock, bevelhebber van de legergroep die de aanval uitvoerde, de bevolking weten dat Nederland en België onder "deutsche Militärverwaltung gestellt" waren *  . Gedurende enkele dagen fungeerde General der Infanterie Alexander von Falkenhausen als Militärbefehlshaber in den Niederlanden und Belgien. Aan dit militair bestuur kwam op 29 mei 1940 een eind met de benoeming van dr. Arthur Seyss-Inquart, die als Reichskommissar für die besetzten niederländischen Gebiete het hoogste burgerlijk ambt bekleedde. De hoogste militaire autoriteit werd opgedragen aan General der Flieger Friedrich Christian Christiansen die werd geïnstalleerd als Wehrmachtbefehlshaber in den Niederlanden (WbN).
    Friedrich Christian Christiansen, op 12 december 1879 geboren te Wyk op het eiland Föhr, had zich tijdens de Eerste Wereldoorlog als marinevliegenier wegens dapperheid onderscheiden *  .
    Friedrich Christiansen als hooggedecoreerd Oberleutnant in het laatste jaar van de Eerste Wereldoorlog.
    Erfgoedstuk
    Als protegé van Reichsmarschall Hermann Göring maakte hij tijdens het interbellum snel carrière. Waarschijnlijk was het zijn beschermheer die hem voordroeg voor de functie van Wehrmachtbefehlshaber in den Niederlanden. De gewezen zeeman en vliegenier-veteraan was niet de meest voor de hand liggende persoon voor het ambt, temeer daar hij nimmer tevoren een functie bij een Generale Staf had bekleed. Zelf was hij ook verrast door de benoeming, getuige zijn naoorlogse uitlating: "Ich bin gar kein Truppenführer, das habe ich nicht gelernt. Ich bin ein Seeman und ein Flieger" *  .
    Zowel Christiansen als Seyss-Inquart waren rechtstreeks ondergeschikt aan de Führer und Oberster Befehlshaber der Wehrmacht Adolf Hitler en daarmee in de formele hiërarchie aan elkaar nevengeschikt *  . Hitlers bevelen bereikten Christiansen via het Oberkommando der Wehrmacht (OKW; zie organisatieschema A) terwijl Seyss-Inquart zijn instructies via de Rijkskanselarij ontving. In de loop van 1941 kwam de WbN onder tactisch commando van de Oberbefehlshaber West *  die het bevel voerde over alle landmachttroepen in Nederland, België en Frankrijk. Na januari 1944 werd een schakel toegevoegd aan de bevelsketen, toen Heeresgruppe B van Generalfeldmarschall Erwin Rommel belast werd met het afslaan van vijandelijke landingspogingen. Vanaf dat moment was de WbN ondergeschikt aan Heeresgruppe B *  .
    In twee decreten van de Führer, gedateerd 18 en 20 mei 1940, werden de competenties van de Reichskommissar en de Wehrmachtbefehlshaber omschreven *  . Het decreet van 18 mei betrof de "Regierungsbefugnisse in den Niederlanden" en verleende Seyss-Inquart de "oberste Regierungsgewalt" op civiel gebied. Het decreet bekleedde Christiansen met de "militärischen Hoheitsrechte" maar stelde tegelijkertijd: "seine Forderungen werden im zivilen Bereich vom Reichskommissar durchgesetzt". Met andere woorden, Seyss-Inquart zou bij de uitvoering betrokken moeten worden zodra de aanwijzingen van de WbN het louter militaire aspect overschreden. Tegelijkertijd is deze toevoeging te lezen als een verholen verbod voor het militaire apparaat zich te mengen in politieke aangelegenheden *  . Ook voor de inzet van politietroepen was de WbN afhankelijk van Seyss-Inquart. Volgens het decreet van 18 mei kon de WbN beschikken over de Duitse politie voor zover "die Aufgaben des Reichskommissars es zulassen".
    Twee dagen later gaf Hitler een nadere invulling aan de "Befehlsbefugnisse in den Niederlanden". Dit decreet van 20 mei vormde een uitholling van de positie van de WbN. Weliswaar was hij gerechtigd bij een dreigende vijandelijke aanval "alle zur Abwehr erforderlichen Maßnahmen auch für den zivilen Bereich anzuordnen", maar slechts onder de restrictie zijn instructies "soweit möglich [...] über den Reichskommissar zu leiten". Voorts beperkte het decreet de militaire bevoegdheden van de WbN. Slechts in territoriaal opzicht werd hem de "militärische Befehlsgewalt" opgedragen. Wat de betekenis hiervan is, komt later ter sprake. De decreten van 18 en 20 mei waren zodanig opgesteld dat de afbakening van bevoegdheden tussen de militaire en civiele gezagsdrager diffuus bleef. Deze ondoorzichtige verhouding droeg ertoe bij dat Seyss-Inquart in de praktijk het primaat naar zich toe kon trekken *  .
    De militair Christiansen en de partijman Seyss-Inquart inspecteren leden van de Reichsarbeitsdienst, juli 1941.
    Erfgoedstuk
    Nog geen jaar nadat beide decreten waren uitgevaardigd, op 15 april 1941, stelde het OKW een algemene dienstaanwijzing op met nadere richtlijnen voor Wehrmachtbefehlshaber *  . Dit document was een uitgebreide bewerking van de decreten die eerder voor Nederland en Noorwegen waren ontworpen *  . Het onderving enige onvolkomenheden uit de Nederlandse en Noorse praktijk en diende als voorbeeld voor Wehrmachtbefehlshaber in andere bezette gebieden. De term "zivil Bereich" die nog voorkwam in het decreet van 18 mei, was vervangen door het begrip "politische Verwaltung" waarmee een duidelijke scheiding was aangebracht tussen het militair en politiek bestuur *  . De algemene dienstaanwijzing van het OKW stond de Reichskommissare het recht toe te toetsen of bepaalde aanwijzingen van Wehrmachtbefehlshaber passend waren *  . Dat het OKW hiermee een verzwakking van de positie van Wehrmachtbefehlshaber in de hand werkte, is voor de Nederlandse situatie niet meer van belang, aangezien algemene dienstaanwijzing niet gold voor reeds geïnstalleerde Wehrmachtbefehlshaber.
    Aangezien de algemene dienstaanwijzing van het OKW niet alleen geschoeid was op de situatie in Nederland maar ook op die in Noorwegen, waar eveneens een Wehrmachtbefehlshaber en een Reichskommissar naast elkaar gesteld waren, is het interessant een vergelijking te maken tussen beide landen. Op 24 april 1940 had Hitler een decreet uitgevaardigd over de bestuursverhoudingen in Noorwegen. Het decreet dat Hitler op 18 mei 1940 voor Nederland opstelde, was vrijwel letterlijk overgenomen van dit Noorse model. Formeel was het bezettingsbestuur in Nederland dus een kopie van het nog geen maand tevoren in Noorwegen geïnstalleerde bewind *  . Zowel in Nederland als in Noorwegen was de benoeming van een Reichskommissar het gevolg van de beslissing van Hitler om een onvoorziene situatie tijdens en na de krijgshandelingen het hoofd te bieden *  . Evenals in Nederland betekende het verschijnen van een Reichskommissar in Noorwegen dat het militaire apparaat aan invloed inboette. Het decreet van 24 april voor Noorwegen, en daarmee het vrijwel gelijkluidende kopie van 18 mei voor Nederland, impliceerde het primaat van de Reichskommissar. De formulering van het decreet verschafte de in Noorwegen aangestelde Reichskommissar Josef Terboven een nagenoeg onafhankelijke positie terwijl Generaloberst Nikolaus von Falkenhorst zich als Wehrmachtbefehlshaber zou moeten inspannen om de "über den Wehrmachtrahmen hinausgehende eigene Interessen in Norwegen gegen den Willen Terbovens durchzusetzen" *  .
    Evenals in Nederland waren in Noorwegen de bevoegdheden tussen de militaire en civiele autoriteiten echter onvolledig en onduidelijk uitgewerkt. In Nederland wist Seyss-Inquart deze situatie in zijn voordeel te beslissen. Zijn Noorse collega Terboven lukte het daarentegen niet om Von Falkenhorst naar het tweede plan te drukken. Op enkele belangrijke punten moest Terboven zelfs het onderspit delven. Aan de andere kant liepen Von Falkenhorst's pogingen om de positie van de Reichskommissar uit te hollen, op niets uit. De verhouding tussen de Reichskommissar en de Wehrmachtbefehlshaber in Noorwegen is te kenschetsen als een loopgravenstrijd zonder uiteindelijke overwinnaar *  . Ook binnen zijn eigen organisatie had Von Falkenhorst te kampen met wrijvingen. Al tijdens de invasie van Noorwegen kwamen verschillen in inzicht tussen de verschillende Wehrmacht-onderdelen aan het licht *  . In Nederland kreeg Christiansen evenzeer te maken met dergelijke animositeiten.
    Het gezag van Christiansen heeft zich nooit tot geheel Nederland uitgestrekt. Zeeland aan weerszijden van de Westerschelde ressorteerde vanaf de zomer van 1942 onder de Militärbefehlshaber van België *  , de eerder genoemde Von Falkenhausen.
    Christiansen met duidelijk zichtbaar de Pour le Mérite om zijn hals.
    Erfgoedstuk
    Binnen zijn gezagsgebied was de WbN krachtens het decreet van 20 mei 1940 *  belast met de "militärische Sicherung des Landes im Innern und gegen überraschende Bedrohung von aussen. Er vertritt die Belange der Wehrmacht einheitlich gegenüber dem Reichskommissar". Deze afbakening maakte van de WbN een zuiver militair territoriale commandant die hoogstens tijdelijk operationele bevoegdheden bezat. Als territoriaal commandant was de WbN verantwoordelijk voor de verzorging, legering, beveiliging en het disciplinair optreden in het openbaar van alle in Nederland aanwezige troepen van landmacht, luchtmacht, marine en SS *  . Alleen bij een plotselinge vijandelijke aanval of een dreiging daartoe voerde de WbN het tactisch bevel over de Duitse legereenheden, en zelfs dan totdat de daartoe aangewezen militaire commandanten de zaken overnamen *  .
    De WbN had dus slechts in territoriaal opzicht en bij een verrassingsaanval bevelsbevoegdheid over de bevelhebbers van land-, lucht-, en zeemacht. Voor het overige, tactisch en operationeel, stonden zij onder commando van de superieuren van hun eigen krijgsmachtonderdeel *  . Dit betekende dat de WbN geen zeggenschap had over zaken als militaire opleiding, disciplinaire maatregelen en persoonlijke beoordeling van officieren *  . Over de varende en vliegende operationele eenheden die in Nederland hun basis hadden, had de WbN in geen enkel geval zeggenschap *  .
    De Duitse krijgsmacht in Nederland had drie functies *  : deelnemen aan offensieve operaties tegen Engeland (Luftwaffe en Kriegsmarine), afslaan van vijandelijke landingspogingen (Heer, Luftwaffe en Kriegsmarine) en in noodsituaties bijstand verlenen om binnenlandse opstanden te onderdrukken. Bij een optreden tegen binnenlandse opstanden was de WbN gebonden aan allerlei restricties. Zo kon hij voor dit doel slechts een beroep doen op bepaalde opleidingsbataljons. Voor het inzetten van opleidingseenheden van de landmacht moest de WbN toestemming hebben van de commandant van het reserveleger. Van de marine-opleidingseenheden kon de WbN alleen beschikken over het Ausbildungsregiment "Hermann Göring". Tenslotte kon hij de SS-Ausbildungsdivision Demelhüber inzetten *  . Direct onder commando van de WbN stond een Landesschützenregiment, een beveiligingseenheid uitgerust met wapens die op het Nederlandse leger waren buitgemaakt *  .
    Daarnaast was de WbN belast met de militaire rechtspraak. Zijn jurisdictie beperkte zich overigens niet tot Duitse militairen, maar strekte zich ook uit tot Nederlandse burgers, voor zover het ging om delicten tegen de bezettingsmacht. Als WbN bekrachtigde of vernietigde Christiansen vonnissen in dergelijke zaken en had hij de mogelijkheid gratie te verlenen *  . Vanaf de lente van 1942, toen een aanvang werd gemaakt met de bouw van de Atlantikwall, werd de WbN ook verantwoordelijk voor de kustverdediging. Formeel werd een Stab Küstenverteidigung onder zijn gezag geplaatst, waar hij in de praktijk weinig zeggenschap over had. Als hoofd van de Stab Küstenverteidigung trad de commandant van de Duitse landmachttroepen op *  . Waarschijnlijk in verband met de kustverdediging kreeg Christiansen de status van een legercommandant *  . Veel aan invloed won hij hierdoor niet want met name Luftwaffe en Kriegmarine voerden zijn orders niet, aarzelend of gedeeltelijk uit *  .
    Een batterijcommandant geeft Christiansen uitleg over de stellingen van de kustartillerie aan de Vlaamse kust, 20 november 1940.
    Erfgoedstuk
    Ook de ontbinding van de Nederlandse krijgsmacht viel onder de verantwoordelijkheid van de WbN. Het Departement van Defensie kreeg toestemming de lopende werkzaamheden af te ronden. Onder de naam "Afwikkelingsbureau van het departement van defensie" werd het onder gezag van de WbN geplaatst. Hiermee was defensie het enige departement dat binnen de invloedssfeer van de WbN viel. De overige departementen ressorteerden onder Rijkscommissaris Seyss-Inquart *  .
    Vanwege de frontontwikkelingen in het najaar van 1944 kreeg Christiansen een neventaak als gevechtscommandant *  . Op 15 november 1944 werd hij benoemd tot bevelhebber van het 15e leger, terwijl zijn toenmalige chef-staf, General-Leutnant Heinz Hellmuth von Wühlisch aangesteld werd als WbN. In de praktijk trad Von Wühlisch in oostelijk Nederland op als Wehrmachtbefehlshaber, en Christiansen in het westen. Deze situatie duurde tot 5 februari 1945 toen Christiansen het operationeel bevel neerlegde en daags daarop vertrok naar Emmen waar hij zich weer volledig richtte op zijn taak als WbN *  . Von Wühlisch vertrok uit Nederland en zijn taak als chef-staf van de WbN werd overgenomen door Oberst Von Oertzen.
    Aanvankelijk had Christiansen zich met zijn staf gevestigd in het gebouw van het voormalige Departement van Defensie aan het Plein 4 in Den Haag *  . Vanwege de dreiging van een mogelijke geallieerde invasie bracht de WbN zijn staf in mei 1942 over naar Hilversum en omgeving. Voor privé-doeleinden had Christiansen enkele weken na zijn ambtsaanvaarding twee villa's in Wassenaar geconfisqueerd *  . Voor zijn gasten richtte hij villa "De Wiltzangk" in, dat eigendom was van één van de oprichters van Unilever. Zelf nam Christiansen het landgoed "Groot-Haesebroeck" als woonhuis in gebruik. Hier ontving hij Hermann Göring als deze Nederland bezocht. De persoonlijke adjudant van Christiansen, Major R. Klüter, nam zijn intrek in het nabijgelegen Golfhotel "De Wildhoeve".
    In februari 1945 zetelde Christiansen's staf in Emmen maar twee maanden later dwong de geallieerde opmars hem zijn standplaats naar Delfzijl over te brengen. Op 14 april 1945 week Christiansen uit naar Emden, waar hij zijn staf ontbond. Hiermee kwam een eind aan de functie van Wehrmachtbefehlshaber in den Niederlanden.
    Na de ontbinding van zijn staf vertrok Christiansen op 1 mei 1945 naar zijn woning te Innien (Sleeswijk-Holstein) waar hij op 6 juli werd gearresteerd. Vervolgens bracht hij een half jaar door in een interneringskamp in Sleeswijk-Holstein totdat hij aan Nederland werd uitgeleverd om terecht te staan als oorlogsmisdadiger. Op 12 augustus 1948 werd de voormalig Wehrmachtbefehlshaber door het Bijzonder Gerechtshof te Arnhem veroordeeld tot twaalf jaar gevangenisstraf *  . Na ruim drie jaar werd wegens zijn hoge leeftijd de rest van de straf kwijtgescholden *  . De laatste twintig jaar van zijn leven bracht hij door in zijn geboorteplaats op het eiland Föhr waar hij op 3 december 1972 overleed.
    Christiansen op 11 augustus 1948, één dag voor zijn berechting.
    Erfgoedstuk
    Informatie over taak en organisatie van de respectievelijke krijgsmachtonderdelen en de staf van de WbN is te vinden bij de beschrijvingen van de betreffende onderdelen van het archief.
    De inventaris is in 2004 vervaardigd door de Centrale Archief en Selectiedienst. De inleiding is in 2005 vervaardigd door drs. R.C.C. Pottkamp.
    Geschiedenis van het archief
    Het grootste deel van het archief van de WbN bevindt zich in de National Archives te Washington. De op het NIOD aanwezige documenten zijn fragmentarisch van aard en kenmerken zich door een geringe innerlijke samenhang. Vlak na de Tweede Wereldoorlog kreeg het toenmalige RIOD de beschikking over deze documenten. In 1952 vervaardigde mr. J.R. de Groot een inventaris met regesten van de op het RIOD aanwezige archivalia afkomstig van de WbN.
    Na ontvangst van diverse aanvullingen is het archief herordend en werd de inventaris geactualiseerd door dr. N.K.C.A. in 't Veld. Bij deze herordening is een aantal stukken onttrokken aan het archief en elders ondergebracht. Het gaat om de stukken van het Feldwirtschaftskommando, thans voornamelijk berustend in de Collectie Duitse Instellingen buiten Nederland (collectienummer 215).
    Bij de vervaardiging van de huidige inventaris is dankbaar gebruik gemaakt van de inleidingen bij beide voorgaande inventarissen. Meer informatie over de totstandkoming van de huidige inventaris is te lezen onder de rubriek "Verantwoording van de bewerking".
    Tot in de jaren tachtig werden aan het archief documenten toegevoegd die betrekking hadden op specifieke instanties binnen de WbN-organisatie. Doorgaans betrof het aanvullingen van beperkte omvang waarvan de datum van ontvangst niet meer geheel bekend is. Informatie over deze aanvullingen is ondergebracht bij de beschrijving van de betreffende archiefbestanddelen *  . Tenslotte zijn in de loop der jaren ook diverse documenten uit het WbN-archief geselecteerd voor vernietiging. Helaas is niet goed na te gaan om welke stukken het ging. Voor zover mogelijk is informatie over vernietigde stukken ondergebracht bij de beschrijving van de betreffende archiefbestanddelen.
    Verantwoording van de bewerking
    Achtergronden van de bewerking
    Het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) bood in april 2000 het archief van de Wehrmachtbefehlshaber in den Niederlanden aan de Centrale Archief Selectiedienst (CAS) te Winschoten ter bewerking aan, die deze in de periode 2001-2004 uitvoerde.
    Verantwoording
    Ten aanzien van de bewerking vormden de bestaande beschrijvingen in de concept-inventaris het uitgangspunt. Van dit principe werd alleen afgeweken wanneer oude omschrijvingen niet correspondeerden met de inhoud van het dossier of als stukken niet eerder beschreven waren. Daar waar mogelijk werden soortgelijke dossiers onder verzamelbeschrijvingen geplaatst. Wat de rubrieksindeling in de nieuwe inventaris betreft, werd met het NIOD afgesproken dat deze - daar waar nodig - in overeenstemming werd gebracht met de organisatie en de uitvoering van de taak van de Wehrmachtbefehlshaber.

    Het institutionele onderzoek dat door het NIOD en de CAS werd gedaan, vindt zijn weerslag in de door het NIOD geschreven inleiding op de inventaris en in de aangepaste rubrieksindeling. In de nieuwe indeling komt de hiërarchische onderverdeling van de verschillende legeronderdelen beter tot zijn recht.

    In de nieuwe toegang is een concordantie opgenomen om te zorgen dat verwijzingen in bestaande publicaties, gebaseerd op de eerdere indeling van het archief, teruggezocht kunnen worden.
    Aanvullingen en vernietigingsbeleid
    Aangezien het archief ten tijde van de Duitse bezetting in Nederland in de periode 1940-1945 werd gevormd, geldt dit bestand volgens de door het Nationaal Archief opgestelde normen als oorlogsgerelateerd. Dat is ook de reden dat er tijdens de bewerking niets uit de archieven voor vernietiging is aangewezen. Tijdens de bewerking werd tussentijds een gering aantal archiefbescheiden, die in het kader van archievenruil van 2001 door het Bundesarchiv te Koblenz werden teruggegeven, aan het archief toegevoegd. De toegevoegde stukken zijn door middel van de concordantie terug te vinden.

    Van de oorspronkelijke 8 meter te bewerken archief van de Wehrmachtsbefehlshaber in den Niederlanden werd uiteindelijk 8,6 meter archief aan het NIOD geretourneerd. De uitbreiding met 0,6 meter op de oorspronkelijk aangeboden hoeveelheid archief valt te verklaren door het gebruik van extra archiefdozen tijdens het overpakken.

    Na beschrijving door de CAS omvatte het archief 989 inventarisnummers.
    Literatuur en verwante archieven en collecties
    Voor deze inleiding is dankbaar gebruik gemaakt van onderzoek dat is verricht ten behoeve van de voorgaande inventaris. Voor vervolgonderzoek naar de Wehrmachtbefehlshaber in den Niederlanden raadplege men de volgende literatuur en bronnen:
    literatuur
    001 Wehrmachtbefehlshaber in den Niederlanden
    Literatuur en verwante archieven en collecties
    literatuur
    ead-typering:
    bibliography
    verwante archieven en collecties
    verwante archiefinstellingen
    Inventaris
    aanvraaginstructie
    Archiefstukken uit dit archief kunnen in de studiezaal van het NIOD worden aangevraagd
    onder vermelding van: archief 001, inv.no. ...
    Het inventarisnummer is vermeld in numeriek oplopende volgorde,
    links naast de beschrijving van de stukken
    Concordans
    Klik op het icoon voor de concordans
    Erfgoedstuk

    Kenmerken

    Datering:
    1940-1945
    over het archief:
    Het gezag van de Wehrmachtbefehlshaber werd uitgeoefend in de vorm van zogenoemde Kommandanturen. De in de meeste provinciehoofdsteden gevestigde Wehrmachtkommandantur was binnen dit kader het belangrijkst.
    Behalve de verantwoordelijkheid over das Heer, Luftwaffe en Kriegsmarine had de Wehrmachtbefehlshaber in den Niederlanden ook een rechtsprekende functie (Marinegericht, Luftgaugericht, Heeresgericht). Deze rechtspraak beperkte zich niet alleen tot Duitse soldaten. Nederlandse burgers die delicten tegen de belangen van de Wehrmacht hadden gepleegd, werden eveneens door Duitse militaire rechtbanken berecht.
    De Wehrmachtbefehlshaber was voorts verantwoordelijk voor de verzorging van in Nederland gelegerde troepen (huisvesting, transport, gedeeltelijk bevoorrading). Hij had echter geen operationele bevoegdheden over de legeronderdelen. Wel was hij belast met de kustverdediging en behoorde het tot zijn taak militair op te treden bij een invasie of luchtlanding.
    verwante archieven:
    Voor processtukken van het Marinegericht zie ook Collectie Personalakten uit tuchthuizen en gevangenissen (214). Zie ook: archief Schiffahrtsbeauftragter Gerlach-Schiffartstelle Rotterdam (91 a).
    Openbaarheid:
    Deze stukken zijn beperkt openbaar. Zij zijn slechts raadpleegbaar na verkregen toestemming van de directeur van het NIOD. Voor bezoekers die deze toestemming willen hebben, ligt een formulier bij de balie van de studiezaal van het NIOD.
    Omvang:
    8,6 meter (1017 inventarisnummers)
    Status:
    Bruikleencollectie Nationaal Archief
    Trefwoorden: