Uw zoekacties: Dijkschap Arnhemse en Velpse Broek, (1936) 1961 – 1994 (1995)

1360 Dijkschap Arnhemse en Velpse Broek, (1936) 1961 – 1994 (1995) ( Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers )

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de datering, omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere. Als de datering jaartallen tussen haakjes bevat, betekent dat dat er zich stukken in het archief bevinden die buiten de datering van het 'archiefblok' vallen.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Geschiedenis Arnhemse en Velpse Broek
Polder van 1515 - 1960
Vanaf 1960 voortlevend als Dijkschap
"Arnhemsche en Velpsche Broek"
1360 Dijkschap Arnhemse en Velpse Broek, (1936) 1961 – 1994 (1995)
Inleiding
Geschiedenis Arnhemse en Velpse Broek
Polder van 1515 - 1960
Vanaf 1960 voortlevend als Dijkschap
"Arnhemsche en Velpsche Broek"
Het overzicht van de polder "Het Arnhemsche en Velpsche Broek" is de inleiding, die het gemeentearchief van Arnhem heeft samengesteld over de polder, nadat het archief in het begin der zestiger jaren was overgedragen aan het gemeentearchief.
De bekrachtiging naar de polder op 6 december 1515 is overgenomen uit een niet gepubliceerd stuk van D.J.G. Buurman, die in de oorlogsjaren werkzaam bij de provincie, in de geschiedenis van de polder is gedoken. Zijn met de hand geschreven exemplaar is in 1991 door hem aan het gemeentearchief overhandigd.
De tekst tussen " " is afkomstig uit het boek "Gij beken eeuwig vloeijend" *  .
1515 December 6; Op Sinte Nyclaes' dach des Heyligen Byscops.
De geërfden van Arnhemer- en Velperbroekes sluiten een overeenkomst betreffende de bescherming en het beheer van die broeken, waarbij o.m. bepalingen worden opgenomen over het aanleggen van kribben in den Rijn en den IJsselstroom, het kiezen van heemraden en een dijkgraaf, het voeren van schouw, enz
Oorspronkelijk met het zegel van hertog Karel en een rest van het zegel van den dijkgraaf in roode was en de zegels van de stad Arnhem en twee niet nader genoemde heemraden (één der zegels is van het klooster Monnikenhuizen, zoals is gebleken uit een charter van 1500 van het Fraterhuis te Doesburg in het oud archief der gemeente Doesburg met het zegel van den prior van Monnikenhuizen Anthonius van den Graeff) in groene was.
De polder "Het Arnhemsche en Velpsche Broek" is eerst in het begin van de 16e eeuw ontstaan; de naam van het Arnhemsche Broek komt evenwel al in de Middeleeuwen voor.
Op 24 januari 1294 oorkonden richter en schepenen te Arnhem, dat Riquinus de Bruche aan Ghenekinus Birwisch een jaarrente geeft uit zijn goederen, genaamd "uten Bruche"(R.A.A., schepenkistoorkonden reg. No. 3). Het Arnhemsche Broek is dan, evenals het Velpsche Broek, nog gemeenschappelijk gebied. In 1364, op 11 april, geeft hertog Eduard van Gelre aan schepenen en raad van Arnhem toestemming om het "Arnhemer Broec", voor zover dit binnen het schependom ligt, onder de burgers van Arnhem te verdelen. (O.A.A., inv. no. 2330, reg. no. 208). De juiste datum van de verdeling van het Velpsche Broek is niet gevonden, maar de verdeling daarvan moet in dezelfde tijd als die van het Arnhemsche Broek hebben plaats gehad. Verschillende bronnen - o.a. de "Kroniek van Arnhem" door mr. J.W. Staats Evers - vermelden op 11 april 1364 de verdeling van het Velpsche Broek onder de burgers van Arnhem ter vergoeding van de schade, die zij geleden hebben door een zware brand in dat jaar, maar enig bewijs in de vorm van een akte is niet bekend. Hoe het ook zij, het Velpsche Broek moet op het eind van de 14e eeuw verdeeld zijn, daar verschillende stukken uit die tijd spreken van "enkele percelen grond in het Velpsche Broek".
Daar zowel het Arnhemsche als het Velpsche Broek laag zijn gelegen en aan de IJssel grenzen, ging men er al spoedig toe over, waarschijnlijk door de aanleg van dijken, de landerijen in de zomer tegen hoog water te beschermen. Iin de winter was overstroming gewenst vanwege het vruchtbare slib op de weilanden, waarom men op 11 november (sinds 1921 op 1 december) de sluizen openzette en op 22 februari weer sloot. Omdat het Arnhemsche en Velpsche Broek eigenlijk één gebied vormden en slechts gescheiden waren door de grens van het schependom Arnhem en omdat één groter gebied financieel sterker is dan twee kleine, gingen de geërfden van beide gebieden op 6 december 1515 een overeenkomst aan "met betrekking tot het beheer en de bescherming der beide Broeken" (inv. No. 50, reg. No 2). Door deze overeenkomst, meestal de "Dijkbrief" genoemd, was de eenheid voorgoed gevestigd en het gehele gebied tussen de stad Arnhem en het kasteel Biljoen, tussen het landgoed Presikhaaf en de IJssel, voor zover het de waterbeheersing betreft, onder één bestuur gekomen.
De afwatering van de polder geschiedde door middel van sloten, welke op weteringen uitmondden. Deze weteringen voerden het water naar de twee spuisluizen. Een van deze sluizen, de z.g. "Arnhemsche Sluis", lag oorspronkelijk vlakbij de Sabelpoort, maar is omstreeks 1910 vervangen door een duikersluis, welke ongeveer 100 m oostelijker ligt. De andere, de "Velpsche sluis", lag in de Overhagensche Dijk, tegenwoordig Lathumse Veerweg geheten. Bij deze sluis werd in 1738 een watermolen gebouwd, die in 1769 wegens te geringe capaciteit en grote onderhoudskosten werd verkocht. In de eerste helft van de 19e eeuw zijn er stemmen opgegaan om een nieuwe molen te bouwen, maar intussen had de techniek zulke vorderingen gemaakt dat men in 1872 besloot op de plaats van de vroegere molen een stoomgemaal te bouwen. In 1875 kwam dit gemaal, dat de naam "De Volharding" kreeg, tot stand. Al spoedig bleek dat de capaciteit ervan te gering was, zodat het in 1888 werd uitgebreid.
De bouw en de exploitatie van het gemaal brachten verhoudingsgewijs zulke hoge kosten mee, dat men besloot een aparte financiële verantwoordelijkheid hiervoor in te voeren. Dit geschiedde met ingang van het dienstjaar 1875 - 1976.
Intussen was het verkeer op de polderwegen aanzienlijk toegenomen en speciaal het onderhoud van de Westervoortsche Dijk, ook wel Arnhemsche Broekdijk genoemd, kostte veel geld, daar deze dijk een belangrijke schakel in de wegverbinding Arnhem - Duitsland vormde. Wel werd sinds 1700 de dijk door de stad Arnhem en de polder gezamenlijk onderhouden, maar de kosten voor het wegdek kwamen voor rekening van de polder. In verband met het onderhoud van de dijk als waterkering werd uit de gewone rekening een afzonderlijke rekening opgemaakt, waarin alleen de kosten voor de dijk werden vermeld. Van deze kosten betaalde Arnhem de helft. Maar ook de kosten van het wegdek raakte de polder kwijt. Tussen 1900 en 1930 werden alle wegen in het Arnhemsche Broek door de gemeente overgenomen.
Omstreeks 1925 was de wateroverlast, mede door de grotere afvoer van het omringende gebied, zo toegenomen dat de bestaande bemalingsinstallatie te weinig capaciteit had. Omdat tevens verschillende onderdelen dringend aan vernieuwing toe waren en de kosten voor de stoommachine steeds duurder werden, ging men over op elektrische bemaling. De hiertoe benodigde verbouwing van het bestaande gemaal kwam in 1928 gereed.
Nadat op het einde van de 19e eeuw Arnhem al enige gemeentelijke bedrijven (o.a. de gasfabriek) in het Broek had gevestigd, werd omstreeks 1930 een gedeelte van het Arnhemsche Broek door ophoging watervrij gemaakt en aan het beheer van het polderbestuur onttrokken. In 1942 verklaarde men de polderdijken tot bandijken, zodat men 's winters het binnendijkse land niet meer mocht bevloeien, zoals tot dat jaar de gewoonte was geweest. Nu werd het land geschikt geacht voor de huizenbouw. De gemeente Arnhem projecteerde hier uitbreiding van de stad op grote schaal, waarvoor op 26 juni 1952 het Arnhemsche en op 1 augustus 1960 het Velpsche Broek werd ontpolderd.
Het Arnhemsche en Velpsche Broek was een inundatiepolder, dat wil zeggen dat van 11 november tot 22 februari water kon worden ingelaten om de weilanden met rivierslib te bemesten. Dit inlaten van water geschiedde via een sluis in de Rijndijk. Pas in 1942 werden de dijken van de polder bandijken. Dit betekende dat het met het inlaten van water was gedaan.
Vanaf eind 19e eeuw werd de polder door de stad Arnhem steeds meer volgebouwd. Omstreeks 1900 werd de loop van de Rijn meer naar het zuiden verlegd om in de oude loop een industriehaven te maken. Verdere uitbreiding van het industrieterrein vond plaats na 1950. Dit had tot gevolg dat in 1952 het gehele westelijk gedeelte, het Arnhemse Broek, ontpolderd werd. Dit hield in dat de waterhuishouding hier een taak van de gemeente werd. In 1960 vond ontpoldering plaats van het oostelijk gedeelte, het Velpse Broek, in verband met de bouw van nieuwe woonwijken in Arnhem en Velp".
"Naar aanleiding van deze ontpoldering werd het polderdistrict 'Het Arnhemsche en Velpsche Broek' opgeheven en werd er in 1961 een nieuw waterschap gevormd, het dijkschap 'Het Arnhemse en Velpse Broek'. Zoals uit de naamgeving blijkt, hoefde dit waterschap slechts de bandijk langs Rijn en IJssel te onderhouden. Door structuurwijziging van een deel van het Arnhemse en Velpse Broek sinds 1945 van landelijk gebied naar stedelijke bebouwing is het noodzakelijk gebleken maatregelen te treffen ter verbetering van de bescherming van het gebied tegen eventuele wateroverlast van de rivier de IJssel".
Het dijkschap Arnhemse en Velpse Broek is op 31 december 1994 opgeheven, omdat het niet kon voldoen aan de bepalingen van de nieuwe Waterschapswet, en werd in 1995 toegevoegd aan het aan het Polderdistrict Rijn en IJssel.
Het waterschapsbestuur van het Arnhemsche en Velpsche Broek dateert uit 1515, toen de geërfden van beide broeken besloten een waterschap te vormen. De geërfden waren allen Arnhemse burgers. De dijkstoel werd door geërfden gekozen en bestond uit een dijkgraaf en vijf heemraden, "een dijkschrijver en een dijkmeester, welke laatste tevens de financiën beheerde. Gezamenlijk vormden zij de dijkstoel. De functies van dijkschrijver en dijkmeester werden sedert het midden der 18e eeuw door een persoon vervuld. Meestal had enkele malen per jaar een geërfdendag plaats, waarop alle geërfden tegenwoordig mochten zijn. De bestuursleden werden door de geërfden gekozen". De dijken werden onderhouden volgens het dijkrecht van de Overbetuwe.
Op 1 januari 1838 vonden belangrijke veranderingen plaats. Toen trad het "Reglement op het beheer der rivierpolders in de provincie Gelderland" in werking, waarbij het Arnhemsche en Velpsche Broek een polderdistrict van de 2e klasse werd. Dit reglement schreef o.m. voor op welke wijze de verkiezingen van de bestuursleden moesten geschieden, voorts dat het aantal heemraden werd teruggebracht van 5 op 3 en dat de geërfdendagen werden opgeheven.
"Het polderdistrict kende vrij hoge waterschapslasten als gevolg van het feit dat deze kleine rivierpolder een bemalingsinstallatie moest onderhouden en in verband met het doorgaande verkeer naar Arnhem ook hoge onderhoudskosten voor wegen te dragen had".
De titel van de dijkschrijver werd secretaris, die van de dijkmeester ontvanger. De laatste verloor tevens zijn functie van "polderingenieur". In plaats van de geërfdendagen kwamen de vergaderingen van het gecombineerd college, waarop aanwezig waren de dijkgraaf, de 3 heemraden, 5 hoofdgeërfden, die door de geërfden uit hun midden werden verkozen, en de secretaris-ontvanger. Alle bestuursleden moesten een, enige keren gewijzigd, aantal bunders land in de polder in eigendom hebben, behalve de secretaris-ontvanger, die er geen belangen mocht hebben.
Ook mochten de bestuursleden niet aan elkaar verwant zijn. Zo bleef de bestuursinrichting tot de ontpoldering van het Arnhemsche Broek op 26 juni 1952. Op die datum werd het aantal heemraden verminderd tot 2, terwijl tevens slechts 4 hoofdgeërfden zitting hielden.
Over de lotgevallen van het archief is weinig bekend. Het is bewaard geweest bij de secretaris thuis, daar men niet over een eigen gebouw beschikte. In de jaren 1886 - 1890 is het op last van Gedeputeerde Staten van Gelderland geordend door G.L. van der Helm. De beschrijving van de aanwezige charters is echter gebeurd door de Rijksarchivaris in de provincie Gelderland, mr. J.F. Bijleveld. Na 1900 is in het archief, mede door ruimtegebrek, een grote wanorde ontstaan. Bij de inspectie ervan in 1928 bleek dat de toenmalige secretaris onbekend was met het bestaan van de inventaris van Van der Helm.
Mede omdat hij het archief thuis niet kon bergen is het, met uitzondering van de stukken, die voor de administratie nodig waren, in 1930 overgebracht naar het Rijksarchief in de provincie Gelderland, maar in 1948 werd wegens ruimtegebruik aldaar het gedeelte van na 1900 weer in eigen beheer genomen.
Na de opheffing van het polderdistrict in 1960 is het archief in zijn geheel ondergebracht in het Gemeentearchief Arnhem krachtens besluit van het dijkschap "Het Arnhemse en Velpse Broek" op grond van de overweging dat het grootste deel van het grondgebied van het voormalige polderdistrict thans binnen de grenzen van deze gemeente ligt. In verband met het feit dat het in de toestand waarin het verkeerde, niet te raadplegen was, mede doordat de inventarisatie van Van der Helm slechts het gedeelte tot 1890 omvatte, is in 1964 begonnen met een herinventarisatie, welke in 1965 is voltooid. Bij deze gelegenheid is het, volgens de huidige begrippen der archivistiek volkomen onbruikbare, systeem van Van der Helm verlaten. In verband met diverse belangrijke gebeurtenissen in de geschiedenis van het Arnhemsche en Velpsche Broek zijn drie cesuren gemaakt en wel bij de jaren 1838 wegens de invoering van het rivierpolderreglement, 1875 wegens de scheiding van de financiën in een dienst district en een dienst gemaal en in 1952 wegens de ontpoldering van het Arnhemsche Broek. Terwijl de cesuren van 1875 en 1952 alleen op de financiën betrekking hebben, is die van 1838, voor zover mogelijk, ook doorgevoerd bij de bestuursstukken.
Rechtsvoorgangers en rechtsopvolgers
Reorganisatie van het Oost-Gelders waterschapsbestel
Waterschap Rijn en IJssel
Taakuitvoering Dijkschap Arnhemse en Velpse Broek
Archief en inventarisatie
Bijlagen
Bijlage 1. Kaart gebied Dijkschap Arnhemse en Velpse Broek
Bijlage 2. Namen watergraven en secretarissen Dijkschap Arnhemse en Velpse Broek

Kenmerken

Datering:
(1936) 1961 – 1994 (1995)
Raadpleegbaarheid:
Voor het inzien van stukken uit de archieven van het Waterschap Rijn en IJssel dient u de stukken vooraf te reserveren. Dat doet u door een stuk aan te vragen via de 'reactie-knop' bij de beschrijving. Binnen uiterlijk 2 werkdagen ontvangt u een reactie per mail waarin wordt aangegeven wanneer het stuk is in te zien in de studiezaal. In de regel zal dat ongeveer een week na de aanvraag zijn. Vragen? info@ecal.nu of tel. 0314 787078
Toegang:
Inventaris
Omvang:
2,00
Citeerinstructie:
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste eenmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
Information obtained from our archives can not be used without crediting the source and our archive must be mentioned at least once in full without abbreviations.
VOLLEDIG/Full:
Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers, Doetinchem. Toegang 1360 Dijkschap Arnhemse en Velpse Broek, (1936) 1961 – 1994 (1995)
VERKORT/Thereafter:
NL-DtcSARA 1360