Begin 17e eeuw werd een groot aantal protestantse en doopsgezinde families verdreven uit het Westfaalse bisdom Munster. Zij trokken met name naar de aangrenzende Republiek der Verenigde Nederlanden. Deels betrof dit vermoedelijk nazaten van vervolgde hervormingsgezinden uit de Gelderse Achterhoek en andere Nederlandse gewesten, die aldus terugkeerden uit ballingschap. Volgens overlevering vestigden zich toen de families Waliën en Willink vanuit Westfalen in Winterswijk. De Winterswijkse Willink's kwamen volgens overlevering uit de stad Bocholt, een andere tak uit Vreden.
De Waliën's heetten overigens oorspronkelijk Bröckers, maar werden genoemd naar de havezate Waliën, waar ze een bijgebouw bewoonden. De Waliën's komen voor op een lijst van families, die in 1625 uit Bocholt (D) werden verdreven. Generaties lang speelden beide families in Winterswijk een belangrijke rol in de plaatselijke handel op Amsterdam en het naburig Westfalen en namen een vooraanstaande plaats in binnen de doopsgezinde gemeenschap.
De Waliën's en Willink's waren door afstamming en huwelijk allen nauw aan elkaar verwant ten gevolge van hun gemeenschappelijke achtergrond, zowel kerkelijk (de zg. "binnentrouw") als zakelijk.

1) Hendrik Willink Azn. (1760-1842) werd te Deventer geboren als zoon van Abraham Willink & Aleida Waliën uit Winterswijk. Hij keerde terug naar Winterswijk, waar hij in 1789 huwde met zijn nicht Catharina Waliën, dochter van Jan Waliën & Anna Willink, en een eigen zaak begon. Evenals zijn verwanten voorzag hij in zijn levensonderhoud als koopman in allerlei grondstoffen en levensmiddelen, maar vooral in koloniale waren (tabak, thee, koffie, specerijen), lijnzaad en textiel. De nodige ervaring deed hij op in de firma van zijn oom Willem Willink, die hij vanaf 1790 assisteerde bij de in- en verkoop en de inning van achterstallige betalingen.

Hendrik was een groot deel van zijn leven aktief in bestuurlijke functies. In 1795 werd hij secretaris van de jonge municipaliteit Winterswijk en was in de jaren 1802-1810 lid van het ambtsbestuur van Bredevoort, daarnaast commissaris der Verponding in het rayon Lochem. In 1811 werd hij maire van Winterswijk en bleef sedertdien als burgemeester tot hoge ouderdom in functie. Hij trad af in 1837 en overleed vijf jaar later. Zijn nazaten speelden nadien generaties lang een belangrijke rol in de Winterswijkse textielindustrie tot ca. 1980.

2) De gebroeders Willem (1715-1794) & Hendrik Willink (1728-1780) waren zoons van Hendrik Willink Hzn. & Christina ten Cate. Deze ooms van vaderszijde van H. Willink Azn. dreven gezamenlijk een handelsfirma, een zg. 'compagnie'. Hendrik was gehuwd met Geetruid Waliën (1729-1810), een tante van moeders zijde van Hendrik Willink Azn. Willem bleef ongehuwd en zette na de dood van zijn broer de firma voort met diens weduwe. Vanaf 1790 liet hij zijn zaken waarnemen door zijn neef H. Willink Azn. Na Willem's dood in 1794 liet Hendrik's weduwe haar aandeel in de compagnie liquideren door haar neef Herman Willem Willink, een broer van Hendrik Willink Azn.

3) De gebroeders Jan (1737-1814) & Hendrik Waliën (1741-1820) waren zoons van Hendrik Waliën Hzn. & Christina Waliën. Deze ooms van moederszijde van H. Willink Azn. dreven eveneens gezamenlijk een "compagnie'. Jan was gehuwd met Anna Willink (1733-1793), dochter van Jurjaan Willink & Catrina Hoedemaker. Hendrik bleef ongehuwd. Jan was tevens Hendrik Willink Azn.'s schoonvader.