Het college van curatoren bestond uit ten minste drie en ten hoogste vijf leden, met een mogelijkheid tot verdere uitbereiding. Ieder jaar trad op 1 september een lid volgens rooster af, het lid was terstond herkiesbaar. Het college koos uit zijn midden een voorzitter en een secretaris. Indien de burgemeester deel uitmaakte van het college, was hij ambtshalve voorzitter. In vacatures werd voorzien door de gemeenteraad via een schriftelijke aanbeveling van twee personen.
Besluiten werden uitsluitend genomen met volstrekte meerderheid van stemmen. Tot de taken van het college behoorden het bezoeken van de school, het overleg plegen met de gemeente en het doen van voorstellen welke in het belang van het onderwijs waren. Een enkele keer is het college afgetreden of uitgebreid. Zo diende op 25 juli 1904 het voltallige college ontslag in bij de gemeenteraad als gevolg van de kwestie-DerMouw *  . Een geheel nieuw college trad aan. In 1905 werd het college zonder vermelding van redenen met twee leden uitgebreid.
Op 1 januari 1920 werden Stad en Ambt Doetinchem samengevoegd. Door dit gebeuren moest de verordening worden bijgesteld. Hierdoor zou het bestaande college per 1 januari 1921 worden ontbonden en vervolgens, vrijwel ongewijzigd, worden herbenoemd.
In 1954 werd het aantal curatoren vastgesteld op een minimum van vijf leden, terwijl in 1960 werd bepaald, dat de benoeming geschiedde voor de tijd van vijf jaar.
In 1968 trad het college af in verband met de Mammoetwet.