Uw zoekacties: Ambachtsgilden te Zierikzee, 1353-1929

5218 Ambachtsgilden te Zierikzee, 1353-1929 ( Zeeuws Archief )

Hulp bij uw onderzoek.
De informatie in deze website is zeer divers en bedoeld voor mensen met een belangstelling voor historisch of genealogisch onderzoek.
Wij trachten de informatie zo eenvoudig mogelijk te houden, maar beseffen ook dat de aard van de informatie soms wel enige studie of historische inzicht vereist.

Zoeken en bladeren

  • Bladeren
    De meest eenvoudige manier van werken is het zoeken te starten zonder zoekterm. U kunt dan bladeren door alle aanwezige toegangen.
  • Eenvoudig zoeken
    Wilt u een specifieker resultaat dan adviseren wij u te starten met één zoekterm. Het resultaat dat u krijgt voldoet aan de zoekterm. U kunt het resultaat verder verkleinen door meerdere zoektermen op te geven.
  • Uitgebreid zoeken
    Kiest u voor uitgebreid zoeken dan kunt u afhankelijk van de situatie meerdere zoekvelden invullen, waarna het resultaat zal voldoen aan de specifieke zoekactie. In iedere veld kunnen meerdere zoektermen worden ingevuld.
  • Zoektermen combineren
    Zoektermen worden gecombineerd De zoekfunctie voegt automatisch "en" toe tussen de verschillende zoekmogelijkheden die worden gebruikt. Zo kunnen 'zoeken met alle woorden' en 'zoeken met één van de woorden' worden gecombineerd.
  • Booleaanse operatoren
    Normaal worden meerdere zoektermen altijd gecombineerd met AND. U kunt bij het zoeken in een zoekveld ook gebruik maken van de Booleaanse operatoren: NOT en OR. De zoekacties met NOT beperken het zoekresultaat, terwijl OR veel meer resultaten oplevert.
    OR wordt vooral geadviseerd bij een bekende variatie op de schrijfwijze, bijvoorbeeld:
    - Den Haag OR ’s-Gravenhage
    - Vereeniging OR Vereniging
  • Woordcombinatie
    Wilt u zoeken met een woordcombinatie in een vaste volgorde (bijv. Vereniging tot behoud van natuurmonumenten), zet deze woorden dan "tussen aanhalingstekens".

Verfijnen
In de meeste gevallen zal naast het zoekresultaat een mogelijkheid tot verfijnen worden aangeboden. Verfijnen kan bijvoorbeeld op materiaalsoort, maar in andere gevallen op plaats en straat. Dit is afhankelijk van het archiefmateriaal dat geselecteerd is.

Sorteren
De resultaten staan gesorteerd in een standaard sortering. Dit kan per toegang verschillend zijn. In de meeste gevallen kan voor een andere sortering worden gekozen.

Digitaliseren op verzoek
Zie http://www.zeeuwsarchief.nl/over-ons/tarieven

beacon
 
 
Inleiding
Over de oprichting van de ambachtsgilden in Zierikzee weten we eigenlijk niets. Bekend is wel dat de stad in de 13e eeuw reeds een bloeiende zout- en lakenindustrie had; er was een lakenhal en een vleeshal.
Op 13 februari 1304 bepaalde Willem van Henegouwen in een keur dat ververs, vollers, touwers, scheerders en dergelijke, beoosten de Schelde in Zeeland, hun ambacht alleen mochten uitoefenen te Zierikzee. Dit bevorderde uiteraard de nijverheid in de stad. De lakenindustrie en aanverwante beroepen verdwenen te Zierikzee, evenals in vele andere plaatsen, in de loop van de 17e eeuw. Niettemin werd er hier tot in de 18e eeuw een overdeken van de lakenhal aangesteld. Naast de lakennering bloeide de handel. De schippers buitengaats waren verenigd in het Sint Jacobsgilde, dat veel invloed had.
In 1425 verenigden de Zierikzeese gilden zich en beloofden trouw aan de privileges en aan het stadsbestuur. Dit stuk werd bezegeld door de stad en 39 gilden (inv.nr. 268). Het aantal gilden was in 1750 geslonken tot 26.
Door verschillende oorzaken nam de welvaart in de stad in het laatst van de middeleeuwen sterk af; onder andere door grote stadsbranden, epidemieën en verlies van handelsschepen door storm. Tijdens de opstand tegen Spanje bleef de stad in de neergang en na het beleg van 1575-1576 kon met veel inspanning weer een zekere mate van welstand bereikt worden. Eén van de gevolgen van dit alles was, dat het aantal gilden sterk verminderde. veel gilden hadden te weinig leden om zelfstandig te blijven, zij gingen meestal op in een ander gilde. Sommige nieuwe beroepen werden ondergebracht in bestaande gilden. Zo werden de boekdrukkers ingedeeld bij het Sint Lucasgilde (schilders). Oók vond wel naamsverandering plaats; het Sint Vincentsgilde werd vóór 1602 het Hoveniers- en Fruittelersgilde genoemd, na 1602 heette het Groenselgilde.
Bij artikel 53 van de Staatsregeling van 1798 werden de gilden officieel opgeheven. Na de opheffing werden uit de stadsraad commissarissen over de gilden aangesteld. Zij beheerden de bezittingen en brachten jaarlijks rekening uit aan het stedelijk bestuur. De meeste gilden waren arm en hadden dan ook na enkele jaren geen financiële beheerder meer nodig, omdat het geld op was. Over de afwikkeling van deze zaken wordt weinig gezegd in de notulen van de vergaderingen van het stadsbestuur. In 1816 telde men nog 21 neringen en gilden, waarvan enkele landerijen en effecten in eigendom hadden. Krachtens een Koninklijk Besluit van 26 juli 1820 no. 74 kwam dit geld aan het Burgerlijk Armbestuur; dit gebruikte het voor het Burgerweeshuis. In het archief van het Burgerweeshuis bevinden zich daarover nog stukken.
Het bestuur van een gilde bestond uit een overdeken, een deken en ommegangers. De overdeken werd gekozen door het stadsbestuur; deken en ommegangers door de gildeleden. Deze vormden het dagelijks bestuur. Ommegangers zijn te vergelijken met busmeesters in andere plaatsen. Zij inden de gelden voor het gilde en controleerden of ieder lid zich aan de regels hield. Deken en ommegangers konden beschikken over een "knaape", een leerjongen, die als bode fungeerde en hiervoor soms een vergoeding kreeg.
De inkomsten van een gilde bestonden uit jaarpenningen - contributie die ieder lid jaarlijks moest betalen - en pachten van landerijen, die het gilde in eigendom had. Een andere bron van inkomsten was, vooral in de middeleeuwen, de renten op huizen en landerijen, meestal geschonken door overleden leden van het gilde. Van begrafenissen van meesters en hun echtgenotes kwam ook geld in kas; zogenaamde doodnobels en lijkboeten. Hield een gildebroeder zich niet aan de reglementen dan moest hij een boete betalen aan de kas. Voor het doen van een proef betaalde men ook een bedrag aan de gildekas.
Van de inkomsten werden gezamenlijk materialen en ook wel werktuigen gekocht. Vooral in de bloeiperiode kocht men effecten en landerijen. Uit de gildekas werden ook festiviteiten op de gildedag betaald, de maaltijd en de huur van het logement waar vergaderd werd.
Men kwam elk jaar bijeen op de grote gildedag - de dag van de patroon of heilige. Er werd vergaderd in de Grote - of Sint Lievens Monsterkerk, nadat daar eerst een mis was opgedragen. Ná de Reformatie werd vergaderd in een logement. De grotere gilden hadden hun eigen kapel in de immense Sint Lievens Monsterkerk. Er waren 29 kapellen. De kleinere gilden kwamen samen bij een pilaar in de kerk of deelden een kapel met een ander gilde. Het Dronkers- of Bierstekersgilde vergaderde niet in de Grote Kerk, maar kwam bijeen in de Kleine- of Gasthuiskerk aan de Oude Haven. Ook ná de Reformatie bleven de gilden hun gedeelte van de kerk onderhouden.
In de gilden kende men verschillende standen. De leerjongens, hoewel niet opgenomen als lid in de gilden, konden tóch profiteren van bepaalde rechten. Zij kwamen in de leer bij een meester en voor het verrichte werk kregen zij bij deze kost en inwoning. Eén meester mocht meestal niet meer dan twee leerlingen hebben. Na enkele jaren werd zo'n jongen na het afleggen van een proef gezel. De duur van de leertijd was afhankelijk van de moeilijkheid van het beroep.
De gezel leerde verder, en werkte soms ook een tijd in een andere stad. Na een bepaald aantal jaren kon hij wéér een proeve van bekwaamheid afleggen en daardoor meester worden. De kosten van zo'n proef waren in de 17e en 18e eeuw zeer hoog.
Was men geslaagd voor de proef, dan kon de vakman zich vestigen als meester, of blijven werken bij een meester als meesterknecht. Sommige gilden hadden een vastgesteld aantal vrijmeesters en daarvan werd niet afgeweken. Bejaarde meesters of hun weduwen konden vaak profiteren van een door hun gilde opgericht ondersteuningsfonds. Dergelijke fondsen bezaten huisjes of "kamertjes". Deze fondsen zowel als de huisjes gingen na de opheffing van de gilden over naar het Burgerlijk Armbestuur. De kamertjes werden gratis bewoond, waarbij oude gildeleden voorkeur kregen.
De gildearchieven, die toch wel belangrijk geacht mogen worden, zijn in de loop der jaren sterk uitgedund. Toen bij de opheffing in 1798 de archieven en gilde-eigendommen ingeleverd moesten worden, zijn er zeer waarschijnlijk gedeelten die men onbelangrijk achtte niet overgebracht. Vaak zijn van een gilde, dat later opgegaan is in een ander gilde, of dat door gebrek aan ambachtslieden werd opgeheven, maar enkele losse stukken bewaard gebleven. Er zijn gilden geweest, waarvan geen archivalia meer aanwezig zijn, maar waarvan we het bestaan kennen langs andere weg. Een voorbeeld hiervan is het Bakkerinnen ("Bakstregge") gilde van Sint Lucia waarvan nog enige penningen bekend zijn. Door Mej. M. de Man werden deze penningen beschreven; gildepenningen werden gebruikt door de leden bij vergaderingen en begrafenissen. Zij werden uitgereikt en moesten op de vergadering of bij de begrafenis weer ingeleverd worden. Zo kon men nagaan of iedereen aanwezig was. Een ander voorbeeld zijn drie huisjes in de Pieterseliestraat. Deze waren eigendom van het Sint Vitus- of Droogscheerdersgilde, waarvan evenmin nog archivalia aanwezig zijn . De huisjes zijn ná 1910 afgebroken. Andere bronnen zijn voorwerpen in het gemeentemuseum te Zierikzee.
Uit de vroegste tijden van de Zierikzeese gilden is nauwelijks meer bewaard gebleven dan het charter uit 1425. In de Rechtsbronnen van Zierikzee (Verspreide Keuren, blz. 301), wordt een keur uit 1475 vermeld op het dragen van toortsen door de gilden.
De archivalia van de ambachtsgilden zijn voornamelijk stukken uit de periode 1600-1820. Een enkele archief begint vroeger. Vaak werden van de gildevergaderingen geen notulen gemaakt. Wel bewaarde men alle verzoekschriften met beschikking en de extracten uit de raadsnotulen die betrekking hadden op hun gilde.
Zowel aan de historie van de Zierikzeese gilden, als aan de betrokken archivalia, is tot dusverre weinig aandacht geschonken. Slechts de vroegere archivaris P.D. de Vos (1866-1942) heeft, behalve enkele krantenartikelen over bepaalde gilden en een causerie voor de afdeling van het Algemeen Nederlandsch Werkliedenverbond te Zierikzee, een summiere lijst samengesteld van enige gildearchivalia. Dit betrof meestal de oudere stukken. De archieven bestaan voor het grootste gedeelte uit losse stukken.
Literatuur:
- W. Bezemer en A.S. de Blecourt, Rechtsbronnen van Zierikzee, 1908
- P.J. Block, Uit onzen bloeitijd, serie II nr. 7, de Gilden, 1910

- A.J.M. Brouwer Ancher, de Gilden, 1895
- I.H. van Eeghen, Inventarissen der archieven van de gilden en van het Brouwerscollege, Amsterdam, 1951
- Th. Keulemans, Het gildewezen, opkomst, bloei en verval, 1941
- J.C. van Ovenvoorde, Archieven van de gilden, Leiden, z.j.
- Register op de charters van Zierikzee, handschrift, 19e eeuw
- Register op de schepenakten te Zierikzee 1300-1800, handschrift, begin 20e eeuw

- W.S. Unger, Inventaris van de archieven van de gilden en beurzen, Middelburg, 1930
- P.D. de Vos, Artikelen o.a. in de Zierikzeesche Nieuwsbode
Lydia Sipman, 1971
Inventaris

Kenmerken

Datering:
1353-1929
Vestigingsplaats:
Zierikzee
Openbaarheid:
Geen beperkingen
Toegankelijk:
Inventaris (oud nr 218)
Jaar bewerking:
1971
Inzage:
Studiezaal, in origineel
Raadpleegvestiging:
Zierikzee, Laan van St. Hilaire
Collectie:
Gemeente Schouwen-Duiveland
Categorie: