Uw zoekacties: Waterschap Sint Maartensdijk, 1571-1959

3425 Waterschap Sint Maartensdijk, 1571-1959 ( Zeeuws Archief )

Hulp bij uw onderzoek.
De informatie in deze website is zeer divers en bedoeld voor mensen met een belangstelling voor historisch of genealogisch onderzoek.
Wij trachten de informatie zo eenvoudig mogelijk te houden, maar beseffen ook dat de aard van de informatie soms wel enige studie of historische inzicht vereist.

Zoeken en bladeren

  • Bladeren
    De meest eenvoudige manier van werken is het zoeken te starten zonder zoekterm. U kunt dan bladeren door alle aanwezige toegangen.
  • Eenvoudig zoeken
    Wilt u een specifieker resultaat dan adviseren wij u te starten met één zoekterm. Het resultaat dat u krijgt voldoet aan de zoekterm. U kunt het resultaat verder verkleinen door meerdere zoektermen op te geven.
  • Uitgebreid zoeken
    Kiest u voor uitgebreid zoeken dan kunt u afhankelijk van de situatie meerdere zoekvelden invullen, waarna het resultaat zal voldoen aan de specifieke zoekactie. In iedere veld kunnen meerdere zoektermen worden ingevuld.
  • Zoektermen combineren
    Zoektermen worden gecombineerd De zoekfunctie voegt automatisch "en" toe tussen de verschillende zoekmogelijkheden die worden gebruikt. Zo kunnen 'zoeken met alle woorden' en 'zoeken met één van de woorden' worden gecombineerd.
  • Booleaanse operatoren
    Normaal worden meerdere zoektermen altijd gecombineerd met AND. U kunt bij het zoeken in een zoekveld ook gebruik maken van de Booleaanse operatoren: NOT en OR. De zoekacties met NOT beperken het zoekresultaat, terwijl OR veel meer resultaten oplevert.
    OR wordt vooral geadviseerd bij een bekende variatie op de schrijfwijze, bijvoorbeeld:
    - Den Haag OR ’s-Gravenhage
    - Vereeniging OR Vereniging
  • Woordcombinatie
    Wilt u zoeken met een woordcombinatie in een vaste volgorde (bijv. Vereniging tot behoud van natuurmonumenten), zet deze woorden dan "tussen aanhalingstekens".

Verfijnen
In de meeste gevallen zal naast het zoekresultaat een mogelijkheid tot verfijnen worden aangeboden. Verfijnen kan bijvoorbeeld op materiaalsoort, maar in andere gevallen op plaats en straat. Dit is afhankelijk van het archiefmateriaal dat geselecteerd is.

Sorteren
De resultaten staan gesorteerd in een standaard sortering. Dit kan per toegang verschillend zijn. In de meeste gevallen kan voor een andere sortering worden gekozen.

Digitaliseren op verzoek
Zie http://www.zeeuwsarchief.nl/over-ons/tarieven

beacon
 
 
Inleiding
De polders van het waterschap Sint-Maartensdijk behoren ten dele tot de oudste bedijkingen ten westen van de Pluimpot. Ze ontstonden vanaf het zuiden naar het noorden in de periode van ca 1200-1445. In het westen grensden ze voor een deel aan de Oosterschelde en aan het eerder verloren gegane gebied van het oude Stavenisse. Aan de oostkant bleef de Pluimpot tot in 1556 de scheiding tussen Sint-Maartensdijk en de polders van Scherpenisse, Poortvliet en Malland. Lange tijd was Sint-Maartensdijk een eiland, dat in noordelijke richting met nieuwe polders uitbreidde en waaraan tenslotte het Oudeland van Sint-Annaland werd gehecht, doch dat voor het eerst met oostelijk Tholen verbonden werd door de bovengenoemde afsluiting in 1556.
De oudste polder is het zgn. Oudeland (ca 494 ha), waarvan de bedijking vermoedelijk omstreeks 1200 of iets vroeger tot stand kwam. Het is vrij zeker dat dit gebied bij gedeelten is bedijkt, waarvan echter nog slechts vage aanwijzingen zijn overgebleven. De bedijkingen van dit Oudeland zijn volgens Reigersberg door de heren van Borssele tot stand gekomen, doch Hollestelle meent dat de Van Overbordene's er verantwoordelijk voor waren. Om Sint-Maartensdijk was eertijds een ringdijk aangelegd. De Hugoweg vormt de zate van het zuidelijk gedeelte daarvan. Een buitenste ringdijk (De Eerste Dijk) dient voor een groot gedeelte thans als tweede waterkering, terwijl 1.5 km als hoogwaterkering langs de Oosterschelde fungeert.
Het Oudeland heeft gedurende zijn eilandbestaan weinig van rampen te lijden gehad, hoewel toch volgens Hollestelle sporen van overstromingen uit de oudste periode aanwijsbaar zijn. Aangenomen moet worden - volgens genoemde schrijver - dat tijdens de storm van 5 februari 1288 met grote delen van Zeeland ook de polder het Oudeland een prooi der golven werd. Wilderom memoreert de stormvloed van 14 december 1287, waarbij geheel Tholen moet zijn overstroomd. Op 2 november 1532 heeft de waterkering van het Oudeland zwaar geleden en mogelijk is de polder toen ingelopen. Bij de stormvloed van 1 november 1570 werd zware schade aangericht en kon inundatie met moeite worden voorkomen.
Sedertdien wist de waterkering van het Oudeland tal van zware stormen te weerstaan. Ook op 15 januari 1808 bleven de dijken intact, doch doorbraken in de dijk van de polder Slabbecoorn veroorzaakten mede overstroming van 450 gemeten Land in het Oudeland. Tenslotte werden bij de februariramp van 1953 de vier polders van Sint-Maartensdijk geïnundeerd, ten dele door de grote dijkbreuken in het gebied van Stavenisse en voor wat het Oudeland betreft via de havenkade en de dorpsstraten van Sint-Maartensdijk en door overslagwater aan de zeedijk.
De suatie van het Oudeland vond na de bedijking plaats door de zgn. "Platte Sluis" in de eerste dijk. Toen de Middellandpolder was ontstaan verliep de waterafvoer via een sluis bij de haven in het Sint-Maartensdijkse Gat. In de 1e helft der 18e eeuw loosde de polder zijn water door de sluis van de polder De Noord, doch de algemene afwateringstoestand was verre van bevredigend. Veel beter werd dat toen in 1757 een schepradwatermolen werd gebouwd in het Oudeland. Hiermee kon het water der vier polders worden afgevoerd naar de suatiesluis en op de Pluimpot. In 1869 werd nagegaan of een stoomgemaal niet goedkoper en doelmatiger zou zijn. Tot uitvoering der plannen kwam het evenwel niet. Na veel studie ging men in 1910 over tot de plaatsing van een motor in de windwatermolen. Deze combinatie bleef dienst doen tot in 1921 ten noorden van de haven aan de Pluimpot een dieselgemaal werd gebouwd, met twee motoren, waarvan er één in 1941 door een electromotor werd vervangen. De watermolen werd in 1922 afgebroken.
In 1958 trad het electrisch gemaal "De Noord" in werking, waarop sedertdien o.a. alle polders van Sint-Maartensdijk lozen. De Middellandpolder (ca 274 ha) is een aandijking tegen het Oudeland. Deze dateert van omstreeks 1300. Uit een charter van 1515 blijkt dat toen enkele Vlamingen een gedeelte van de polder in bezit hadden. Deze gronden werden verbeurd verklaard omdat de eigenaars zich tijdens de inval der Vlamingen (omstreeks 1303) aan hun zijde hadden geschaard. De bedijking vond dus waarschijnlijk reeds enige tijd voor genoemd jaar plaats. De zeedijk van het Middelland is ongeveer 4900 meter lang en heden nog ongewijzigd aanwezig, al zijn op oude kaarten de sporen van dijkdoorbraken en overstromingen goed te onderscheiden. Tot 1556, toen de Pluimpot werd afgedamd, bleef de polder nog aan de oostkant zeewerend. Eén der oudste stormvloeden, welke de polder heeft geteisterd is de Tweede Sint-Maartensvloed van 11 november 1368. Hieraan herinnert nog de Sint-Maartensweel aan de oostzijde van de polder. Ook aan de westzijde bevindt zich een weel, welke op een vroegere doorbraak wijst.
Na de reeds genoemde afdamming van de Pluimpot kwamen geen overstromingen van het Middelland voor tot op 1 februari 1953, toen de polder onder water kwam door dezelfde oorzaken als onder "Het Oudeland" vermeld. Omtrent de suatie van het Middelland kan worden gezegd, dat aanvankelijk de waterafvoer door een sluis in de zeedijk geschiedde. Toen de polder Noord aangedijkt werd is zeer waarschijnlijk de suatie verlegd naar de Pluimpot en na 1556 vond de afwatering plaats op het Oudeland. Vanaf 1958 vindt het overtollig water van het Middelland zijn weg naar zee via het electrisch gemaal "De Noord".
Aansluitend aan het Middelland werd de Noordpolder bedijkt. Omtrent de tijd van zijn ontstaan heerst geen eensgezindheid. Wilderom bericht in zijn nagenoemd werk dat Frank van Borssele in 1369 vergunning kreeg om schorren aan de noordwestzijde van het Middelland te bedijken, welke later de Woordpolder genoemd zouden worden. Hollestelle vermeldt in zijn bekende werk over het eiland Tholen verschillende feiten, die een eerdere bedijking zouden doen vermoeden. Zo komt in de domeinrekening van 1339 het grafelijk geschot van de polders Oudeland, Middelland en Nieuwland of Noordpolder voor, hetgeen op een bedijking nog voor dat jaar duidt. Zelfs acht Hollestelle de mogelijkheid van bedijking van de Noord omstreeks 1320 niet uitgesloten.
De Noordpolder is de grootste in het waterschap Sint-Maartensdijk (ca 545 ha). Bij de bedijking werd het Middelland aan de noord- en westzijde geheel ingesloten. De lengte van de nieuwe zeedijk was omstreeks 7600 meter, hetgeen voor een werk in de Middeleeuwen geen geringe zaak was. Door de latere bedijkingen, o.a. van het eerder verloren gegane gebied van Stavenisse, is tenslotte een hoogwaterkering langs de Oosterschelde overgebleven van 2800 meter.
Voorzover bekend is de Noordpolder in het verleden betrekkelijk weinig door rampen getroffen. Wel schijnen dikwijls de uitgaven tot instandhouding van de zeewering hoog geweest te zijn en moesten de omringende polders daarin bijdragen, bijvoorbeeld van 1562-1567. De stormvloed van 14 februari 1566 schijnt schade veroorzaakt te hebben en in de kosten van herstel werd toen door de Prins van Oranje steun verleend.
De stormramp van 1 november 1570 werd voor de polder noodlottig. De zeedijk bezweek en inundatie was het gevolg. Nog in datzelfde en het volgende jaar moesten de overige polders van Sint-Maartensdijk bijdragen in het geschot. In de bijna 4 eeuwen tussen 1570 en 1955 kwamen aan de Noord geen dijkdoorbraken en overstromingen meer voor. Ook van de stroom had de zeewering weinig te lijden omdat de voorliggende slikken van de Dortsman steeds voldoende broed zijn gebleven. Bij de watersnoodramp van 1 februari 1953 kwam evenwel ook deze polder onder water te staan.
De suatie vond na de bedijking plaats aan de noordzijde op een kreek in de gronden, welke later het Uiterst Nieuwland vormden. Ter plaatse is nu nog de Sluishoek bekend. Toen omstreeks 1440 laatstgenoemde polder werd bedijkt moest afvoer van het polderwater op de Oosterschelde geschieden, waartoe een houten sluis met 2 paar deuren werd gebouwd. Ondanks aangelegde spuiwerken bleek dit geen ideale oplossing te zijn en men verkreeg toen toestemming om op het Middelland te lozen. Ook dit leidde tot mislukking en in 1721 herstelde men de sluis en de spuiwerken voor afvoer op de Oosterschelde. Hier bleef echter het grote bezwaar van verzanding der buitenkil bestaan, waardoor het binnenwater moeilijk af te voeren was.
Eerst in 1757 toen de watermolen in het Oudeland gereedkwam, kon ook de polder Noord in het afvoersysteem der overige polders van het waterschap worden opgenomen. Daarna vond de suatie van de Noordpolder plaats op de wijze als bij de polder het Oudeland is aangegeven. De polder Uiterst Nieuwland (ca 396 ha) werd gevormd in een tijd dat zich ten noorden van de Noord uitgebreide slikken on schorren bevonden in de richting van het reeds vroeger bedijkte Moggershil en Oud-Kempenshofstede, Het uitgestrekte gebied van Anna Vosdijk en Sint-Annaland was toen eveneens niets anders dan slikken en geulen.
In 1416 werd door graaf Willem VI aan Floris van Borssele vergunning verleend tot inpoldering van een schor genaamd "de Stroyck" en Ravensoord. Dit gebied grensde in het zuiden aan de polder Noord en in het westen en noorden aan de Hals en het zgn. Jan-Hughen-Gat. Er was echter reeds eerder in 1369 aan Frank van Borssele octrooi tot bedijking dezer gronden verleend, doch daaraan is destijds geen uitvoering gegeven. In elk geval ging het hier om de latere polder Uiterst Nieuwland, waarvoor het jaar 1443 als het meest waarschijnlijke als dat der bedijking wordt aangenomen.
De oorspronkelijke buitendijk ter lengte van ongeveer 6400 meter is nog geheel aanwezig. Zowel in 1475 bij de inpoldering van Sint-Annaland, als in 1560 bij de afdamming van de Breedenvliet, werd een groot gedeelte van die dijk tot binnendijk, terwijl in 1599 toen Stavenisse herbedijkt werd, ook het laatste zeewerende deel van de oorspronkelijke dijk van de zee werd afgesloten.
Het Uiterst Nieuwland is voorzover bekend nimmer door stormvloeden overstroomd. Buitengewone lasten drukten dus zelden de ingelanden. Wel moest in bepaalde perioden worden bijgedragen aan het calamiteuze waterschap Stavenisse en aan het eveneens calamiteus verklaarde Oud-Kempenshofstede (1903). Na 1904, toen Stavenisse werd vrijverklaard, kwam daarin verandering. De suatie van het Uiterst Nieuwland geschiedde vanaf de aanvang op de geul, genaamd De Hals.
Toen deze ging verzanden en in 1599 Stavenisse werd herbedijkt, was een afvoer op de polder Noord de enige oplossing. De wijzigingen van de suatie in laatstgenoemde polder waren steeds van invloed op de afwatering van het Uiterst Nieuwland, dat evenals de overige polders van het waterschap sedert 1959 zijn water loost via het elektrisch gemaal "De Noord". Tot het waterschap Sint-Maartensdijk behoorden naast de reeds genoemde polders een viertal kleine poldertjes, waaromtrent hierna nog enkele bijzonderheden volgen. Ze zijn gelegen in de vroegere Pluimpot, die vanaf 1556 in gedeelten werd afgedamd en bedijkt.
De Molenpolder, die thans in het terrein niet meer te herkennen is en voorheen ook als Alteklein bekend stond, was de kleinste polder van het hele eiland Tholen (3 ha). Het poldertje lag direct ten zuidoosten van Sint-Maartensdijk en moet in of omstreeks 1520 zijn ontstaan. De naam is ontleend aan de windkorenmolen die vroeger op de dijk van het Oudeland stond. De Molenpolder lag aan het Sint-Maartensdijkse Gat en had door de eeuwen heen weinig van de zee te lijden. Toch schijnt hot poldertje door de vloed van 3 maart 1715 te zijn geïnundeerd. In 1808 en 1825 toen de polder Slabbecoorne onder water ging, geraakte ook de Molenpolder geïnundeerd door het over het veel te lage binnendijkje vloeiend getij.
Na 1825 werd de waterkering verhoogd. Het poldertje bleef waterkerend tot in 1957 het nog open zuidelijk gedeelte van de Pluimpot werd afgedamd. Daarna werd de zuidelijke dijk van de Molenpolder en Slabbecoorne afgegraven. De Molenpolder had aanvankelijk zijn eigen beheer. Sedert 1808 behoorde deze tot het waterschap Sint-Maartensdijk en wel tot het jaar der polderconcentratie, t.w. 1959.
De Slabbecoornepolder is eveneens gelagen in het zuidelijk deel van de Haast-Ee of Pluimpot. De bedijking wordt door Hollestelle op grond van mededelingen in de kroniek van Reigersberg, gesteld in het jaar 1494. Tot 1957 (afdamming van de zuidelijke Pluimpot) werd Slabbecoorne nog over een lengte van ruim 1300 meter door de zee bespoeld.
Ondanks een gunstige ligging werd de polder toch bij verschillende stormvloeden overstroomd. Zo op 26 januari 1682, toen door een doorbraak in de noordelijke afsluitdam van de Pluimpot onder Sint-Annaland het zeewater binnendrong en over de tussendijken ook Slabbecoorne bereikte, evenwel zonder dat dijkbreuk plaats vond. Ook op 17 november 1775 kwam de polder onder water te staan ter diepte van een voet als gevolg van overvloeiing van de Houwerdijk. De schade aan de waterkering bleef ook nu gering.
Een volgende ramp deed zich voor bij de vloed van 15 januari 1808. Toen ontstond een doorbraak bij de Veerweg tot een diepte van 6 meter. Het herstel daarvan vergde fl. 2.500,-. Nog erger verging het de polder in 1825, toen de dijk op vijf plaatsen brak. De binnendijk aan de noordzijde begaf het eveneens, waardoor aldaar ook de Pluimpot inundeerde. De schade was zeer groot en de polder moest vrijwel opnieuw bedijkt worden.
In volgende jaren werd de polder voor verder onheil gevrijwaard. De suatie van de Slabbecoornepolder geschiedde voorheen op het Sint-Maartensdijkse Gat. De noordelijke Pluimpot voerde zijn water op de polder af sinds zijn bedijking. De Houwer eveneens sedert 1827. Thans is de binnendijk tussen Slabbecoorne en De Houwer afgegraven en sedert 1957 is dit ook met de zuidelijke dijk langs de vroegere Pluimpot het geval.
Ravensoord is ontstaan uit schorren, gelegen ten oosten van het Uiterst Nieuwland en grenzend aan de Winkel-Ee. De gronden behoorden tot het ambacht Sint-Maartensdijk, doch werden na de bedijking van Sint-Annaland tot dat waterschap gerekend. Later werden ze beschouwd tot genoemd ambacht (gemeente) te behoren. De grootte van Ravensoord is 126 ha. De dijk die Ravensoord scheidde van het Oudeland van Sint-Annaland werd in het kader der herverkaveling evenals andere afgegraven.
Tot het waterschap Sint-Maartensdijk werden dan verder nog gerekend een gedeelte van de Pluimpot na de afdamming in 1556 en de zgn. Groote en Kleine Landekens, die ook gelegen zijn in de genoemde scheidingsgeul, die Tholen voor 1556 in een westelijke en een oostelijke helft verdeelde. Mogelijk zijn deze smalle stroken grond (Pluimpot ruim 11 ha en Gr. en Kl. Landekens eveneens ca 11 ha) reeds voor de bedoelde afdamming bedijkt. Hun iets hogere ligging zou voor die mening kunnen pleiten. De vroegere binnendijken in de gehele oorspronkelijke loop van de Pluimpot zijn nu afgegraven, zodat de oorspronkelijke vorm dezer kleine polders nog slechts op de wat oudere kaarten zijn na te gaan.
1. Literatuur

Kenmerken

Datering:
1571-1959
Andere namen:
Polder Sint Maartensdijk, Sint Maartensdijkpolder
Regio:
Tholen
Opheffing:
31-12-1958, opgegaan in Waterschap Tholen (toegang 3400-3401)
Openbaarheid:
Geen beperkingen
Toegankelijk:
Inventaris
Jaar bewerking:
1974
Titel publicatie:
W.E.P. van IJsseldijk, Gebundelde inventarissen van de oude archieven van het Waterschap Tholen (z.p. 1974) 215-233
Inzage:
Studiezaal, in origineel
Raadpleegvestiging:
Middelburg, Hofplein
Collectie:
Waterschap Scheldestromen