Uw zoekacties: Waterschap Oud-Vossemeer, 1627-1959

3420 Waterschap Oud-Vossemeer, 1627-1959 ( Zeeuws Archief )

Hulp bij uw onderzoek.
De informatie in deze website is zeer divers en bedoeld voor mensen met een belangstelling voor historisch of genealogisch onderzoek.
Wij trachten de informatie zo eenvoudig mogelijk te houden, maar beseffen ook dat de aard van de informatie soms wel enige studie of historische inzicht vereist.

Zoeken en bladeren

  • Bladeren
    De meest eenvoudige manier van werken is het zoeken te starten zonder zoekterm. U kunt dan bladeren door alle aanwezige toegangen.
  • Eenvoudig zoeken
    Wilt u een specifieker resultaat dan adviseren wij u te starten met één zoekterm. Het resultaat dat u krijgt voldoet aan de zoekterm. U kunt het resultaat verder verkleinen door meerdere zoektermen op te geven.
  • Uitgebreid zoeken
    Kiest u voor uitgebreid zoeken dan kunt u afhankelijk van de situatie meerdere zoekvelden invullen, waarna het resultaat zal voldoen aan de specifieke zoekactie. In iedere veld kunnen meerdere zoektermen worden ingevuld.
  • Zoektermen combineren
    Zoektermen worden gecombineerd De zoekfunctie voegt automatisch "en" toe tussen de verschillende zoekmogelijkheden die worden gebruikt. Zo kunnen 'zoeken met alle woorden' en 'zoeken met één van de woorden' worden gecombineerd.
  • Booleaanse operatoren
    Normaal worden meerdere zoektermen altijd gecombineerd met AND. U kunt bij het zoeken in een zoekveld ook gebruik maken van de Booleaanse operatoren: NOT en OR. De zoekacties met NOT beperken het zoekresultaat, terwijl OR veel meer resultaten oplevert.
    OR wordt vooral geadviseerd bij een bekende variatie op de schrijfwijze, bijvoorbeeld:
    - Den Haag OR ’s-Gravenhage
    - Vereeniging OR Vereniging
  • Woordcombinatie
    Wilt u zoeken met een woordcombinatie in een vaste volgorde (bijv. Vereniging tot behoud van natuurmonumenten), zet deze woorden dan "tussen aanhalingstekens".

Verfijnen
In de meeste gevallen zal naast het zoekresultaat een mogelijkheid tot verfijnen worden aangeboden. Verfijnen kan bijvoorbeeld op materiaalsoort, maar in andere gevallen op plaats en straat. Dit is afhankelijk van het archiefmateriaal dat geselecteerd is.

Sorteren
De resultaten staan gesorteerd in een standaard sortering. Dit kan per toegang verschillend zijn. In de meeste gevallen kan voor een andere sortering worden gekozen.

Digitaliseren op verzoek
Zie http://www.zeeuwsarchief.nl/over-ons/tarieven

beacon
 
 
Inleiding
Het vroegere waterschap Oud-Vossemeer bestond uit 7 polders, nl. Oud-Vossemeer-, Kerke- en Hikkepolder (de 3 grote polders) en Slabbecoorn-, Oud-Kijkuit-, Leguit- en Vogelsangpolder (de 4 kleine polders). Daar het eiland Tholen van het zuiden naar het noorden is bedijkt zijn deze polders beduidend jonger dan b.v. die van Scherpenisse en Poortvliet. De bedijkingen vonden plaats van 1411 tot 1567 in een gebied waar voorheen uitgestrekte gorzen en schorren lagen, aangeduid met de benaming Vriezendijkse Moeren, grenzende aan de oudere zeedijken van de Broek- en Roolandpolders en de 1500-Gemetenpolder met enkele der Vrije Polders onder Tholen. Vóór 1200 strekte zich het Vossemeer, zoals het werd genoemd, nog verder uit en wel zuidwaarts in de richting van Schakerloo. Vanaf 1411 werden dus de polders van Oud-Vossemeer ingedijkt binnen een tijdsbestek van ongeveer 150 jaren. Elke polder had zijn eigen beheer, hoewel gaandeweg bepaalde belangen en werken gemeenschappelijk werden geregeld en beheerd. Het waterschap als geheel stond tot de concentratie in 1959 onder leiding van een dijkgraaf en drie gezworenen en bestond als zodanig sedert 1874.
In de 17e, 18e en 19e eeuw werden ten noorden van de polders van Oud-Vossemeer nog bedijkt de Oost-, West- en Nieuw-Vrijberghepolders, de Hollare- en de Van Haaftenpolder.
Het beheer dezer polders is evenwel van het waterschap Oud-Vossemeer geheel gescheiden gebleven.
In november 1410 gaf graaf Willem VI de schorren in het Vossemeer ter bedijking uit aan Ph. van Dorp e.a. Als jaar der bedijking van de Oud-Vossemeerpolder wordt 1411 aangenomen. De aangelegde dijk liep van de Catteweel aan de Broeksedijk tot de Dalempolder bij de hofstede "De Laatste Stuiver" en had een lengte van 6400 meter.
Bij de bedijking werd een gedeelte van de zogenaamde Vosvliet mee-ingedijkt. Dit gedeelte van de polder lag lager dan het oostelijk deel. Het gedeelte van de Vosvliet langs de Broekpolder bleef nog lange tijd bestaan.
Voor rampen bleef de nieuwe polder niet lang gespaard, want ze werd door de Sint Elizabethsvloed van 1421 overstroomd. Herstel volgde, doch Oud-Vossemeer stond zeker gedurende enkele maanden onder water. Het is niet bekend of de polder bij de hevige storm in november 1530 is geïnundeerd, hoewel toon 5 der polders van Oud-Vossemeer dit lot ondergingen. Evenmin is er iets vermeld over schade door de Allerheiligenvloed van 1570. In 1671 vloeiden de Broek- en Roolandpolders in, Oud-Vossemeer bleef met moeite gespaard.
De vloed van 26 januari 1682 deed alle polders van Oud-Vossemeer onderlopen. Ze bleven bijna een jaar onder water en uit de rekeningen van 1682 en volgende jaren blijkt dat het herstel grote financiële offers van de ingelanden vergde.
Ook in maart 1715 brak de dijk door en wel bij de hoeve "De Laatste Stuiver". Tot dijkshoogte kwam de polder onder water te staan, welk lot de Slabbecoornpolder deelde. Nog ondervond Oud-Vossemeer schade in 1721 en 1808 toen de Slabbecoornpolder opnieuw inundeerde. In 1906, toen de 4 kleine polders overstroomden, liep ook veel water over de lage gedeelten van Oud-Vossemeer's dijk, die echter niet bezweek.
Bij de februariramp van 1953 bleven de polders van Oud-Vossemeer alle ongedeerd. De suatie van de polder was aanvankelijk geregeld door een zeesluis, die bij de bedijking van de Kerkepolder in 1415 tot een binnenduiker werd. Nadat ook de Hikkepolder tot stand kwam (1516) veranderde de situatie opnieuw en werd het overtollig water van de Oud-Vossemeerpolder nu ook door de Hikkepolder afgevoerd. De lagere ligging ten opzichte van de beide voorpolders bleef echter moeilijkheden veroorzaken, waarin verbetering kwam door de stichting van het stoomgemaal "De Drie Grote Polders" in 1900 bij de Hikse sluis. Dit gemaal deed tot 1957 dienst, toen het elektrisch gemaal "De Eendracht" werd gebouwd (zie inv.nr. 150).
Hierop sueerden alle polders aan de oostkant van Tholen, tot 1965 toen een nieuw gemaal gebouwd werd in de zeedijk van de Hikkepolder aan de Eendracht om de afwatering in de omgeving van Oud-Vossemeer, die in zeer regenrijke seizoenen toch niet voldoende bleek, verder te verbeteren. Tegen Oud-Vossemeer werd als volgende de Kerkepolder bedijkt. Volgens Hollestelle (bldz. 568) zou dat het geval geweest zijn in of kort na 1415. Daarvoor wordt verwezen naar een koopbrief van 9 februari 1414 waarin o.a. wordt genoemd "de slijken, schorren en aanwassen grenzend aan het water van de Vosvliet langs de landen van de Broek(polder) en de gorzen daaraan gelegen". Een andere mening is die van Wilderom (deel II bldz. 135) nl. dat deze gronden pas in 1433 ter bedijking zouden zijn uitgegeven aan Gilles van Wissekerke.
De benaming van de polder zou aanvankelijk Nieuw-Vossemeerpolder zijn geweest, en later, bij stichting van een kerk en dorp zijn gewijzigd in Kerkepolder.
De Kerkepolder heeft vermoedelijk in de eerste eeuw van zijn bestaan weinig schade van stroom of stormvloeden ondergaan.
Er moeten reeds bij de bedijking slikken, die spoedig tot rijpe schorren werden, voor de zeedijk hebben gelegen, welke in 1515/'16 aanleiding gaven tot de vorming van de Onze Lieve Vrouwenpolder (later Hikkepolder genaamd).
Bij de bedijking van de Kerkepolder is een gedeelte van de Vosvliet -langs de Broekpolder- nog lang open blijven liggen.
In later tijd werd de polder evenals de meeste andere door rampen getroffen. De stormvloed van 1530 richtte waarschijnlijk wel schade aan, doch leidde niet tot overstroming. Wel overkwam dat toen de Onze Lieve Vrouwe- of Hikkepolder en de 4 overige polders, waardoor de Kerkepolder weer zeepolder werd, die slechts met veel moeite behouden kon worden. In 1532 vloeide de Hikkepolder opnieuw in en bleef de westelijke dijk van de Kerkepolder zeewerend tot 1561.
Op 26 januari 1682 vloeide met de Hikkepolder ook de Kerkepolder in. De dijk langs de Vosvliet bezweek en een diepe weel ontstond. Deze werd binnen bedijkt en is nu als kronkeling in de Hiksedijk te herkennen aan de zijde van de Broekpolder.
Laatstgenoemde ramp veroorzaakte veel schade aan woningen en landerijen. De bewoners moesten tijdelijk de wijk naar elders nemen. Tenslotte kwam een herbedijking tot stand, zoals reeds vermeld om de weel heen, waarbij tevens de uitwateringsduiker moest worden herbouwd.
Een volgende inundatie vond plaats op 21 januari 1721. Toen vloeide de Hikkepolder in en ook de Kerkepolder kwam onder water te staan door overvloeiing van de te lage waterkering via Leguit- en Oud-Kijkuitpolders. Door een en ander ontstond daarin ook nog een breuk, zodat de polder geheel vol liep.
Na enige weken was men evenwel van de wateroverlast bevrijd. Van toen af bleef de Kerkepolder bijna twee eeuwen lang verschoond van verdere calamiteiten en het was niet eerder dan bij de stormramp van 12 maart 1906, dat de polder onderliep met oa. Leguit, Oud-Kijkuit, Oud-Vossemeer e.a. De schade was opnieuw zeer groot en andermaal moest de bevolking tijdelijk geëvacueerd worden.
De suatie van de Kerkepolder vond eertijds waarschijnlijk plaats door een eigen zeesluis. Na ontstaan van de voorliggende Hikkepolder verliep de afwatering naar een zeesluis in deze laatste. Deze sluis werd bij de storm ramp in 1682 vernield en vervangen door een iets noordelijker gelegen suatiesluis.
In 1900 werd een stoomgemaal in de Hikkepolder gebouwd ter bemaling van Hikke-, Kerke- en Oud-Vossemeerpolder. Dit eerste stoomgemaal op Tholen werd als laatste in Zeeland in 1957 gesloten. Vanaf 1957 geschiedde de afwatering via het elektrisch gemaal "De Eendracht", waaraan zoals hierboven reeds vermeld, in 1965 een tweede gemaal in de Hikkepolder is toegevoegd.
De Slabbecoornpolder is waarschijnlijk een strook gronden, die na bedijking van de polder Oud-Vossemeer als gorzen of schorren overbleef. De uitgifte tot bedijking vond plaats in 1433 door tussenkomst van Gilles van Wissekerke namens de ambachtsheren van Oud-Vossemeer. Voorwaarden tot bedijking waren o.a. "dat de gronden ten eeuwighen dage deel moesten uitmaken van de heerlijkheid Oud-Vossemeer en er geen derrie uit het nieuwe land zou worden gestoken".
De bedijking kwam tot stand in 1434 en de nieuwe polder was toen 120 gemeten groot. De dijk werd kort langs de stroom opgeworpen, hetgeen in 1461 Jan van Glimes, heer van Bergen op Zoom doet opmerken dat daardoor de oever van de Eendracht aan de kant van Brabant werd aangetast. Doordat in 1583 aan de overkant van de Eendracht de dijken uit militaire overwegingen (beveiliging van Tholen) werden doorgestoken, veranderde de getijstroom en tastte deze de dijk van de Slabbecoornpolder zwaar aan, waardoor deze werd ondermijnd, wegzonk en de polder onder liep. In 1585 ontstond opnieuw een doorbraak. In 1590 moet de toestand eveneens gevaarlijk zijn geweest daar toen de ambachtsheren van Vossemeer aan de ingelanden een kwart der tienden verleenden voor 4 opeenvolgende oogsten. De storm van 26 jan. 1682 was de volgende die voor de Slabbecoornpolder zwaar aankwam. De zeedijk begaf het en de polder inundeerde voor een periode van maanden. Het dijksgeschot moest sterk verhoogd worden en daarnaast werd een lening van 300 £ vl. gesloten om het herstel der zeewering te bekostigen. Een volgende inundatie vond plaats op 3 maart 1715 waarbij eveneens zware schade aan de dijkage werd aangericht. Verdere rampen bleven evenwel ook daarna niet uit. Op 1 januari 1721 vloeide de Slabbecoornpolder wederom in, derhalve op een moment dat men de financiële offers en materiële schade aan de gronden e.d. nog niet te boven was gekomen.
Men legde nu binnendijks een kade en de dijk werd met behulp van Hollandse werklieden weer gedicht. Oud-Kijkuit betaalde mee aan de afsluiting van het gat in de zeedijk en Oud-Vossemeer droeg tweevijfde deel der kosten wegens het verhogen van de binnendijk. Niet alleen de zee vroeg offers, ook de toenmalige militaire situatie veroorzaakte schade en kosten. In 1749 wendde het polderbestuur zich tot de Staten om ontheffing van "den extra ordinairen penning van vier schellingen per gemet", omdat de belegering van Bergen op Zoom schade aan de dijken had veroorzaakt (graafwerk en aanleggen van verschansingen), 's Lands inspecteurs Leonardus van Duin en Joost Sweemer brachten over deze aangelegenheid rapport uit en het verzoek werd toegestaan voor de tijd van vijf jaren. Ondanks dat bleef de toestand voor de polder lange tijd zorgelijk en meerdere malen moesten de Staten opnieuw voor subsidies worden aangeklampt, vooral omdat de waterkering door de stroom werd aangetast.
Aan het eind van de 18e eeuw brak een wat rustiger tijd aan, doch dan trof in 1808 bij de stormvloed van 14 op 15 februari een zware ramp de polder. De zeedijk bezweek op vijf plaatsen tot een totale lengte van ruim 300 meter. In de polder ontstonden daardoor diepe en brede geulen, terwijl ook de binnendijk van de Oud-Kijkuitpolder doorbrak en deze polder ook onder water kwam te staan. Na deze ramp deden zich gedurende bijna een eeuw geen grote tegenslagen meer voor, doch de storm van 12 maart 1906 deed de zeewering op drie plaatsen bezwijken, zodat het water in de polder steeg tot boven de binnendijk van de achterliggende polder.
De schade, die ook elders in Zeeland zeer groot was, werd nu echter middels een gemeenschappelijke regeling vergoed. Sedertdien is veel aan de zeedijk van de Slabbecoornpolder verbeterd, vooral in de jaren 1913 en 1914. De suatie van de polder moet kort na de bedijking door een zeesluis of op de Oud-Vossemeerpolder hebben plaats gevonden. Na aandijking van de Oud-Kijkuitpolder geschiedde de afwatering op die polder. Sedert 1957 wordt de polder met andere in oostelijk Tholen bemalen door het elektrisch gemaal "De Eendracht".
De Oud-Kijkuitpolder werd ongeveer 20 jaar na de Slabbecoornpolder tegen Oud-Vossemeer aanbedijkt. Met een klein gedeelte sloot de polder ook aan tegen Slabbecoorn. Hollestelle neemt aan dat de bedijking plaats vond omstreeks 1455, doch een nauwkeurige datering is niet vast te stellen.
De over de schorren langs de Eendracht gelegde dijk was ca. 2500 meter lang en met de totstandkoming daarvan werden twee belangrijke kreken afgedamd. Toen omstreeks 1470 de voorliggende polder Leguit werd bedijkt en aan de zuidoostzijde nog het zgn. Karnemelkspoldertje (thans reeds lang in zee verdwenen) was gewonnen, was de Oud-Kijkuitpolder tijdelijk geheel binnenpolder geworden. Door het verloren gaan van genoemd, poldertje werd Oud-Kijkuit weer door de Eendracht bespoeld in het zuidoostelijk gedeelte.
Gedurende vele jaren na de bedijking bleef de polder voor rampen gespaard en met zekerheid kan niet gezegd worden of de Allerheiligenvloed van 1570, die het genoemde Karnemelkspoldertje (ruim 14 gemeten) voor goed vernielde, schade aan de polder heeft veroorzaakt. Dat was wel het geval bij de storm van 25 januari 1682 toen de polder inundeerde, niet door dijkbreuk, doch door overvloeiing vanuit de Slabbecoornpolder, welks zeedijk het toen had begeven. De binnendijk had veel schade opgelopen, doch de herstelwerken daaraan vorderden geen al te zware extra lasten.
Vrijwel eenzelfde ongeval deed zich voor op 3 maart 1715, toen opnieuw de dijk van Slabbecoorn bezweek en het zeewater weer over de nog steeds zwakke binnendijk de Oud-Kijkuitpolder binnendrong. De schade was minder dan in 1682, hoewel de landerijen zeer onder het zoute water te lijden hadden. De Staten van Zeeland verleenden hierop enige steun aan de dijkage, terwijl de ingelanden werden genoodzaakt de waterkering met 0.70 meter te verhogen. Slechts vijf jaar na de laatstgenoemde inundatie voltrok zich de volgende ramp aan de polder.
Reeds in de zomer van 1720 had men besloten de zeesluis van de polder te vernieuwen. Het werk leed vertraging, zodat de oplevering eerst in de herfst kon plaats vinden. Tot zo lang had de aangelegde vingerling of nooddijk om de sluiswerken de zee te keren, hetgeen op 4 oktober teveel bleek voor de aanstormende zee. De polder schoot grotendeels onder water en de bijna voltooide sluis ging vrijwel verloren. De nooddijk werd hersteld, doch een storm op 1 januari 1721 vernielde ook deze, zodat de Oud-Kijkuitpolder opnieuw onder water kwam te staan. Ditmaal was dat voor geruime tijd, omdat wegens het ongunstige jaargetijde niet eerder dan in het komende voorjaar tot herdijking kon worden overgegaan. Eerst in april vond de aanbesteding van het werk plaats. De kosten waren voor die tijd hoog en opnieuw moesten de Staten bijspringen door kwijtschelding van verschillende belastingen. Tevens werd een lening van fl. 6000,- door de polder aangegaan. Deze ramp kan wel de zwaarste uit de geschiedenis van de polder genoemd worden. Het was evenwel niet de laatste. In 1808 brak bij een zware storm op 14/15 februari de dijk van de Slabbecoornpolder op vijf plaatsen en wederom stroomde ook Oud-Kijkuit onder via de binnendijk. Dit herhaalde zich nogmaals op 12 maart 1906. Ook toen weerstond de zeedijk van Slabbecoorn de beukende golven niet. De dijk brak op drie plaatsen en als gevolg daarvan bezweek ook de binnendijk weer.
Na de stormvloeden van 1808 en 1825 werden de zeedijken belangrijk verhoogd en in Hollestelle's tijd had de 807 meter lange zeedijk van Oud-Kijkuit een kruinhoogte van 5.50 meter boven N.A.P.
Bij de ramp van 1 februari 1953 werd geen der polders van Oud-Vossemeer getroffen.
De suatie van Oud-Kijkuit, groot ca. 69 ha, vond steeds plaats via een eigen zeesluis op de Eendracht. Deze werd in 1720 vernieuwd en in 1766 in steen herbouwd. De tegenwoordige suatie vindt sedert 1957 plaats op het gemaal "De Eendracht".
Vóór de Oud-Kijkuitpolder lagen schorren of gorzen, die van genoemde polder gescheiden waren door een smalle geul, welke aan beide uiteinden in verbinding stond met de Eendracht. Ook van deze gronden is de inpoldering niet met zekerheid vast te stellen, doch wanneer we ook hier Hollestelle's raming volgen, dan zou dat omstreeks 1470 kunnen zijn geweest. De polder die hier ontstond kreeg de naam Leguitpolder, met een aanvankelijke grootte van 190 gemeten, thans ca. 74 ha beslaand. De aangelegde dijk was bijna 2400 meter lang en liep van het westelijk gedeelte van de Kerkepolder tot de aansluiting op het zuidelijk eind van Oud-Kijkuit.
Hoewel Leguit nimmer van oever- of dijkvallen te lijden heeft gehad, heeft de polder ruim zijn deel gekregen in tegenslagen als gevolg van dijkdoorbraken en overvloeiingen. Bij elke overstroming van Oud-Kijkuit kwam ook Leguit onder water te staan. Het is waarschijnlijk dat de polder door de stormvloed van 5 november 1530 is ondergelopen, doch volledige zekerheid bestaat daaromtrent niet. Over de vloed van het jaar 1570 zijn ten aanzien van Leguit geen feiten bekend, doch de ramp van 26 januari 1682 trof de polder zwaar. De dijk brak door over een lengte van 122 meter, waardoor de zee met kracht de polder binnendrong en de landerijen ernstige schade leden. De volgende inundatie vond plaats op 3 maart 1715 toen de zeedijk van de Slabbecoornpolder het begaf en het water over de lage binnendijken de omliggende polders, w.o. Leguit binnenliep.
Een nieuwe ramp trof Leguit op 4 oktober 1720, toen bij het vernieuwen van de sluis van Oud-Kijkuit de daartoe gelegde vingerling bezweek, waardoor beide polders onder liepen. Drie maanden later, op 1 januari 1721, vloeide Leguit nogmaals in als gevolg van een doorbraak in de dijk van Slabbecoorn. Om de zware lasten waarvoor de ingelanden zich door een en ander zagen gesteld, stonden de Staten van Zeeland voor enkele jaren enige vermindering toe inzake betaling van de honderdste penning. De geschiedenis herhaalde zich ook hier enige malen en zoals ook op andere plaatsen het geval was, kwam dikwijls de schade voort uit de geringe hoogte der binnendijken. Zo was het opnieuw in 1808, toen de zeedijk van Slabbecoorn brak en Leguit mede onder water ging.
De storm van 12 maart 1906 deed de zeedijk van de Leguitpolder breken. Als gevolg daarvan en door overvloeiingen uit de omliggende polders (Oud-Kijkuit, Slabbecoorn en Vogelsang) kwam de polder gedurende een aantal weken diep in het water te staan. Zoals reeds eerder was geschied werd ook in de jaren daarna de zeedijk verder verhoogd. De suatie van de Leguitpolder vond steeds plaats via Oud-Kijkuit en de in de zeedijk daarvan zich bevindende zeesluis. Sedert 1957 geschiedt de afwatering van de polder op het elektrisch gemaal "De Eendracht".
In volgorde van tijd was het de Hikkepolder (voorheen Onze Lieve Vrouwepolder genoemd) die tegen de Kerkepolder en voor een kleiner deel tegen de Broekpolder tot stand kwam. De schorren, welke de polder vormden, werden doorsneden door de Vosvliet.
De bedijking is waarschijnlijk geschied in 1515 of het jaar daarna. Een rustig bestaan was daarna ook deze polder niet gegund. Op 5 november 1530 brak de dijk, als gevolg van de zware storm die toen woedde, door en moet de dijkage zwaar hebben geleden.
Ondanks grote kosten welke daarmede gepaard gingen werd de dijk hersteld, waartoe Keizer Karel V aanzienlijke bijdragen verstrekte. Nauwelijks was dit herstelwerk achter de rug of opnieuw voltrok zich een ramp aan de toen nog Onze Lieve Vrouwepolder genoemde bedijking. Het was op 2 november 1532 dat de zeedijk wederom doorbrak. De schade was zo groot dat men gedwongen was de polder te verlaten. Jarenlang kwam men niet verder dan het berekenen van de kosten van herbedijking en het werd 1561 alvorens de polder van een nieuwe zeedijk werd voorzien.
Sedertdien werd de naam gewijzigd in Hikkepolder. De nieuwe dijk had een lengte van 3450 meter en heeft waarschijnlijk de stormvloed van 1570 zonder ernstige gevolgen doorstaan. Zwaar werd de polder evenwel weer getroffen door de stormramp van 26 januari 1682, toen de dijk bezweek tegenover de uitloop van de Vosvliet. Sen enorme dijkbreuk ontstond, die grote schade in de polder veroorzaakte. Een zich daarin bevindende hofstede werd totaal verwoest. De in de zeedijk geslagen bres was zo breed en diep, dat het grote moeite kostte een afsluiting tot stand te brengen. Een groot aantal arbeiders uit alle dorpen op Tholen en vele vletters, zelfs uit Holland, waren bij het werk betrokken. Ondanks vele tegenslagen kwam in de herfst van 1682 een ringdijk tot stand.
Reeds in augustus was een kade tot stand gekomen, die in de volgende maanden tot dijkshoogte word opgewerkt. De totale kosten van het werk beliepen £ 4367.-Vl. doch met inbegrip van andere kosten aan de gehavende zeedijk werd dit £ 4920.-Vl. De lasten voor de ingelanden moesten sterk verhoogd worden en in het geheel werd per geniet £ 9.-Vl (fl. 56.-) bijgedragen voor het herstel van alle schade.
Enkele malen wendden bestuur en ingelanden zich tot de Staten van Zeeland om kwijtschelding of vermindering van verschillende lasten, voor het eerst in 1682, toen daarin werd tegemoet gekomen en nogmaals in 1689, waarvan het resultaat echter niet bekend is. Na de ramp van 1632 werd de zeedijk van de Hikkepolder, o.a. in 1699 en 1700, belangrijk verzwaard, terwijl ook na de storm van 12 maart 1906 afdoende verbeteringen werden aangebracht. Mede daardoor ondervond de polder sedert 1682 geen ernstige calamiteiten, zodat allengs het onderhoud tot normale en niet te kostbare werken beperkt kon blijven.
Omtrent de grootte van de polder bij zijn bedijking bestaat geen zekerheid. In 1627 bedroeg deze ca. 600 gemeten. Na de ramp van 1682 was daarvan 549 gemeten overgebleven. Thans is de polder ca. 231 ha groot. De suatie van de Hikkepolder vond steeds plaats door een sluis op de Eendracht. Deze sluis lag tegenover de zogenaamde Hikse Kreek, een uitloop van de Vosvliet. Bij de overstroming in 1532 ging de oorspronkelijke sluis verloren. Bij de herbedijking in 1561 werd ook een nieuwe sluis gebouwd, die in 1580 herbouwd werd. Het betrof hier houten sluizen en de laatstgenoemde werd bij de overstromingsramp in 1682 vernield. Men bouwde een nieuwe, wederom in hout, welke iets noordelijk kwam te liggen. In 1736 werd deze sluis (met een lengte van 27 meter) vernieuwd en in steen opgetrokken. Deze had een voldoende vermogen om het water van de drie grote polders van Oud-Vossemeer af te voeren.
Sedert 1900 vond de bemaling plaats door het toen in de nabijheid der sluis gestichte stoomgemaal (het eerste op Tholen). Het kreeg de naam "De Drie Groote Polders". Deze drie polders werden met de polders van Vrijberghe via dit gemaal van hun overtollig water verlost. In 1957 werd het gemaal buiten dienst gestald, daar toen het elektrisch gemaal "De Eendracht" de taak kreeg oostelijk Tholen te bemalen. Daar de waterafvoer in het gebied van Oud-Vossemeer daarna toch nog niet onder alle omstandigheden afdoende bleek, werd in 1964 door het waterschap besloten in de Hikkepolder aan de Eendracht een nieuw gemaal te bouwen (zie inv.nr 150).
Als laatste der polders van Oud-Vossemeer is de Vogelsangpolder bedijkt. Namens de ambachtsheren werd op 6 oktober 1567 ter bedijking uitgegeven 't gorseken van den Vogelsanck, gelegen bij de Stove'. Deze gorzen lagen voor de polders Kerke, Hikke en Leguit en waren grotendeels ontstaan in de monding van de kreek, die zich eertijds uitstrekte langs de noordelijke dijk van de Kerkepolder.
Onder de voorwaarden tot bedijking werden o.a. genoemd, dat de dijk zich zou moeten uitstrekken van ten zuiden van de haven aan de Hikkepolder tot aan de dijk van de polder Leguit; dat een weg aangelegd moest worden naar het veer over de Eendracht en verder dat aan de ambachtsheren zouden verblijven de tienden, de dijken en andere heerlijke rechten. De bedijker van Vogelsang was Jan Janss van Couwerve, dijkgraaf van Tholen. De bedijking vond plaats in 1568 door de aanleg van een dijk lang 1487 meter, zoals die ook nu nog bestaat. Daar geen latere bedijkingen ter plaatse werden uitgevoerd, bleef deze dijk door de eeuwen heen waterkerend, Hollestelle acht het niet onwaarschijnlijk dat de nieuwe bedijking reeds door de stormvloed van 1 november 1570 veel zal hebben geleden. Zekerheid daaromtrent is er niet en evenmin of de stormen van 1625 en 1671 aan de polder schade hebben berokkend. Wel zijn gegevens bekend omtrent de gevolgen voor de Vogelsangpolder van de stormramp op 26 januari 1682. Toen bezweek de waterkering door overvloeiing in de omgeving van het veer, terwijl ook over de dijk van de Hikkepolder water in de polder stroomde. Door een en ander kwam Vogelsang diep onder water te staan. Vooral door binnendijkse afschuivingen was de waterkering bezweken en het herstelwerk bestond voornamelijk uit het verhogen van de zeedijk met 2 voet, waarbij de kruinbreedte op 8 voet werd gebracht. Noch door de storm van 5 maart 1715 noch door die van 4 oktober 1720 leed de polder ernstige schade.
Eerst bij de vloed van 15 januari 1808 liep de polder weer geheel onder. Daar de dijk van de Slabbecoornpolder was doorgebroken bezweek ook het binnendijkje bij de hofstede 'De Karnemelkspot' hetgeen voor Vogelsang rampzalig werd. Het duurde bijna 100 jaar voor de Vogelsangpolder opnieuw inundeerde. Dat was bij de storm op 12 maart 1906. Het herstel geschiedde toen voor gezamenlijke rekening. Sedertdien troffen de polder geen verdere ernstige rampen meer.
De suatie van Vogelsang geschiedde steeds op de polder Leguit, waarvoor eenvijfde werd bijgedragen in de kosten van onderhoud van de zeesluis van de Oud-Kijkuitpolder. De huidige afwatering vindt plaats via het oostelijk poldergebied op het gemaal 'd'Eendracht' ten zuiden van de stad Tholen. De grootte van de Vogelsangpolder is vanaf het ontstaan vrijwel niet aan verandering onderhavig geweest en bedraagt thans ca. 36 ha.
Lit.
A. Hollestelle, Geschied- en waterstaatkundige beschrijving van de waterschappen on polders in het eiland Tholen, 1919, bldz. 606-614.
A. Hollestelle, Verslag van het onderzoek naar den toestand der afwatering van de polders van Oud-Vossemeer, enz. 1889. M.H. Wilderom, Tussen af sluitdammen en deltadijken, deel II, 1964, bldz. 136, 198
Inventaris

Kenmerken

Datering:
1627-1959
Andere namen:
Polder Oud-Vossemeer, Oud-Vossemeerpolder
Regio:
Tholen
Opheffing:
31-12-1958, opgegaan in Waterschap Tholen (toegang 3400-3401)
Openbaarheid:
Geen beperkingen
Toegankelijk:
Inventaris
Jaar bewerking:
1974
Titel publicatie:
W.E.P. van IJsseldijk, Gebundelde inventarissen van de oude archieven van het Waterschap Tholen (z.p. 1974) 114-132
Inzage:
Studiezaal, in origineel
Raadpleegvestiging:
Middelburg, Hofplein
Collectie:
Waterschap Scheldestromen