Uw zoekacties: Polder Walcheren 1511-1870, 1511-1870

3000 Polder Walcheren 1511-1870, 1511-1870 ( Zeeuws Archief )

Hulp bij uw onderzoek.
De informatie in deze website is zeer divers en bedoeld voor mensen met een belangstelling voor historisch of genealogisch onderzoek.
Wij trachten de informatie zo eenvoudig mogelijk te houden, maar beseffen ook dat de aard van de informatie soms wel enige studie of historische inzicht vereist.

Zoeken en bladeren

  • Bladeren
    De meest eenvoudige manier van werken is het zoeken te starten zonder zoekterm. U kunt dan bladeren door alle aanwezige toegangen.
  • Eenvoudig zoeken
    Wilt u een specifieker resultaat dan adviseren wij u te starten met één zoekterm. Het resultaat dat u krijgt voldoet aan de zoekterm. U kunt het resultaat verder verkleinen door meerdere zoektermen op te geven.
  • Uitgebreid zoeken
    Kiest u voor uitgebreid zoeken dan kunt u afhankelijk van de situatie meerdere zoekvelden invullen, waarna het resultaat zal voldoen aan de specifieke zoekactie. In iedere veld kunnen meerdere zoektermen worden ingevuld.
  • Zoektermen combineren
    Zoektermen worden gecombineerd De zoekfunctie voegt automatisch "en" toe tussen de verschillende zoekmogelijkheden die worden gebruikt. Zo kunnen 'zoeken met alle woorden' en 'zoeken met één van de woorden' worden gecombineerd.
  • Booleaanse operatoren
    Normaal worden meerdere zoektermen altijd gecombineerd met AND. U kunt bij het zoeken in een zoekveld ook gebruik maken van de Booleaanse operatoren: NOT en OR. De zoekacties met NOT beperken het zoekresultaat, terwijl OR veel meer resultaten oplevert.
    OR wordt vooral geadviseerd bij een bekende variatie op de schrijfwijze, bijvoorbeeld:
    - Den Haag OR ’s-Gravenhage
    - Vereeniging OR Vereniging
  • Woordcombinatie
    Wilt u zoeken met een woordcombinatie in een vaste volgorde (bijv. Vereniging tot behoud van natuurmonumenten), zet deze woorden dan "tussen aanhalingstekens".

Verfijnen
In de meeste gevallen zal naast het zoekresultaat een mogelijkheid tot verfijnen worden aangeboden. Verfijnen kan bijvoorbeeld op materiaalsoort, maar in andere gevallen op plaats en straat. Dit is afhankelijk van het archiefmateriaal dat geselecteerd is.

Sorteren
De resultaten staan gesorteerd in een standaard sortering. Dit kan per toegang verschillend zijn. In de meeste gevallen kan voor een andere sortering worden gekozen.

Digitaliseren op verzoek
Zie http://www.zeeuwsarchief.nl/over-ons/tarieven

beacon
 
 
Inleiding
[Woord vooraf]
1. Het eiland Walcheren
2. Het bestuur
3000 Polder Walcheren 1511-1870, 1511-1870
Inleiding
2.
Het bestuur
Organisatie: Zeeuws Archief
Van de onderscheidene veranderingen, die in den loop van tijd in het Walchersche dijksbestuur hebben plaats gehad, zijn er twee, samenvallende met de groote veranderingen op staatkundig gebied in het laatste kwartaal der 16de en in het begin der 19de eeuw, van de verste strekking. Er moeten dus drie tijdperken toegelicht worden.
De geschiedenis van het grafelijk tijdvak begint voor ons eerst met de 14de eeuw; daarin zien wij twee, naar mijne meening van elkander volkomen onafhankelijke, besturen, nl. het gewone polder- of administratieve bestuur van de breede geërfden, en het bestuur omvattende het dijkrecht en de rechtspraak (politie en justitie) van wege het landsheerlijk gezag. Wel is waar, zijn beide besturen theoretisch ook nog na de reformatie naast elkander blijven bestaan-immers er wordt van de dijkgraafschappen van Walcheren nog tot het einde toe, dat is tot 1805, in de rekeningen van de grafelijke domeinen van Bewesten Schelde melding gemaakt *  -doch feitelijk zijn zij dan in ééne hand vereenigd. De landsheer laat zich in het dijksbestuur vertegenwoordigen door zijn rentmeester Bewesten Schelde, in 1529, voor zooverre blijkt, voor het eerst met den titel van opperdijkgraaf; hij (de landsheer) vergeeft, verpandt of verpacht het dijkgraafschap van zekere gedeelten van het eiland, dat zich in vier groote wateringen of waterschappen ontwikkelt (zie Bijlage VI g), aan aanzienlijke heeren, met recht om te mogen stellen een substituut, en 6 a 8 gezworenen. Deze overdijkgraven worden beëedigd door den rentmeester van Bewesten Schelde (opperdijkgraaf) *  ; de gezworenen door den overdijkgraaf.
Voor de rekenkamer in Holland wordt "van allen boeten bruecken ende vervallen" rekening gedaan, waarvan er slechts enkele bewaard zijn gebleven. [Voetnoot:] Mr. R. Fruin, t. a. p., Nos. 733-735. Merkwaardig is in de eerste dier rekeningen (1496/1500) eene verklaring van den rendant: Van den ontvang van de "ommeslagen, die men doet om die costen ende onderhoudenisse van den lande, gelegen binnen den dijckgraefscippe van de Vijfambachten in Walcheren voors., dairaff werdt rekenynghe ende bewijs gedaen int openbair nair vercondigen eerst ende alvoeren dairop gedaen, aldair een yegelick, diet aengaet oft belieft, commen mach in precencie ende tegewoirdicheyt van den Staten van den lande van Zeellant (sic) als mijnheer de prelaet van Middelburch, de vrauwe duwagiere van Ravesteyn, den heer Van Beveren ende van der Veere, ende der stadt van Middelburch, ende anderen, dien dat behoirt, twelck gesciet ende aldus gedaen werdt upter stedehuys van Middelburch, zoe dat men hier gheen mencie daeraff en maict, dairom hier ... niet".
[Vervolg voetnoot:] Op den kant van deze verklaring staat:
"Loq. Bij gebreke van der rekenynghe van des voors. gemeen lands oncosten, dat alhier wel sculdich wair omme te commen in bewairnisse van mijns genadichs heeren ende een ygelijcx recht"; waaronder geschreven is: "De voirn. dijcgrave heeft zynt gerelateert ter auditie deser rekenynghe, dat hy zijn uuterste deligentie ende neersticheyt gedaen heeft, soe an den geswoeren clerck van den dijcgraefscip als an den heemraden ende geswoeren van den lande om de voirn. rekenynghe of copie autentyck daeruut te hebben ende die over te brengen hier in der cameren, mer wat deligentie hy dairom me heeft connen gedoen, soe an hemluyden als oick an den prelaet, edelen ende andere van de Staten van den voirn. lande, hy en heeft dairtoe niet connen geraken, mer hebben him ten andwoirde gegeven, dat geen gewoente en is, mer een nyeuwicheyt, die men niet sculdich en waer op him voirt te stellen, mer was (e)en gewoente, dat men sulke ende gelyke rekenynghe jairllcx dede voir de Staten ende geërfden van denselven lande ende voirder niet, na uutwysen huer privilegiën, mer geliefde yemant by derselyer rekenynghe te commen, als men die openbair doet voir de Staten van den voirs. lande alle jaer ten dage geaccostumeert, zy waeren des wel te vreden, ende voirder en meynden zy geen rekenynghe dairof te doen". Het administratieve bestuur van het eiland zegt dus met zoovele woorden aan de Rekenkamer: bemoeit u niet met mijne zaken. Ook later heeft het de inmenging in geldelijke zaken van de zijde der grafelijkheid met succes weten af te weren (zie Bijlage I, nrs. 211 en 221).[einde voetnoot]
Door gelijkheid van personen bestond er een direct verband tusschen het bestuur van wege het landsheerlijk gezag en de twee derde deelen van het administratieve bestuur; zooals wij aanstonds den abt van Middelburg zullen leeren kennen als het eerste lid van het laatste bestuur, was diezelfde abt ook overdijkgraaf van de Vijfambachten, en van de edelen, het tweede lid, waren er ook overdijkgraaf in de andere wateringen, allen met een gunsteling als substituut, waardoor de dienst in de wateringen niet altijd aan geschikte personen was opgedragen. Alleen de stad Middelburg, als derde lid van het administratieve bestuur, was langen tijd van het grafelijk bestuur buitengesloten. In deze eigenaardige formatie lag een oorzaak van veel misnoegen tusschen den abt en de edelen eener- en Middelburg anderzijds, en in de eerste helft van de 16de eeuw ontwaren we dan ook een streven van die stad om in den bestaanden toestand verandering te brengen, zeker ter wille van de zaak zelve, maar toch ook wel om haar gezag in het dijksbestuur van Walcheren te versterken, dat haar inderdaad ook gelukt is: van af 1533 was het dijkgraafschap van de Zuid- en Westwateringen in hare hand *  .
Alvorens de verdere ontwikkeling van het Dijksbestuur na te gaan, moet nu eerst het administratieve bestuur in het bijzonder besproken worden. In de ordonnantie van Philips van Bourgondië, d.d. 18 September 1466, worden genoemd als "die vier, die geordonneert ende gelast zijn d'ooge te hebben op de dijckaige van denselven onsen lande": de rentmeester "in onse name", de abt van Middelburg, de heer van der Vere, en de stad Middelburg. Een brief van den landsheer, waarbij aan deze heeren het bestuur van het eiland wordt opgedragen, is noch in deze archieven noch elders aangetroffen, en het mag wel zeer betwijfeld worden, of zulk een lastbrief wel ooit gegeven is; in elk geval zeker niet precies in den zin als boven. Uit de rekeningen van 1411 en 1412 (Inv. nrs. 674-676) blijkt het maar al te duidelijk, dat niet de heer van Vere alleen, maar met hem alle andere ambachts-heeren van Walcheren recht van medezeggen hadden. Het schijnt niet twijfelachtig, dat zij dit recht ontleenden aan hunne positie van ambachtsheer, tevens de voornaamste geërfde en verantwoordelijk voor de opbrengst van het geschot. De ambachtsheer was het hoofd der opgezetenen en vertegenwoordigde in het dijksbestuur de grondeigenaars van het platteland. Deze laatste vormden een der Staten van Walcheren; alle ambachtsheeren van het eiland te zamen waren de gecommitteerden van dien Staat-den tweeden-met, hoe sterk in getale ook al aanwezig, slechts ééne stem.
Zoo was het ook gesteld met den abt, die een anderen Staat, dien der geërfde geestelijke stichtingen en personen, den eersten Staat, vertegenwoordigde *  , gelijk de regeering van Middelburg zulks haar geërfden poorters, den derden Staat, deed. Wel is waar, lezen wij enkele malen van den abt, van de edelen, en van de stad Middelburg alsof zij persoonlijk de Staten waren, maar in dergelijke gevallen heeft men te doen met eene verkorting in de omschrijving van de titulatuur, waarbij het woord "gecommitteerden" is weggelaten. Ook spreekt men in het begin van de 16de eeuw, toen Philips van Bourgondië een der grootste ambachtsheeren van Walcheren was, wel eens van de "vier Staten", doch ook weder ten onrechte; het schijnt mij niet meer dan eene bijzondere beleefdheid tegenover den bloedverwant van den landsheer, admiraal van de zee en later bisschop van Utrecht, te zijn. Er konden slechts drie Staten wezen en zelfs de rentmeester van Bewesten Schelde "in onsen name" kon de vierde niet worden, omdat de graaf niet geland was in Walcheren (later wel). De rentmeester kon tegenwoordig zijn in alle vergaderingen, meen ik, maar het recht van onderteekening van stukken is hem steeds onthouden (zie onder meer Bijlage I nrs. 157, 211 en 22(1). In deze archieven berusten onderscheidene stukken, waaraan de gronden van het vorenstaande zijn ontleend (zie onder meer Reg. nrs. 3, 4, 18, 39, 40, 190).
Na het overlijden van Philips van Bourgondië (den bisschop van Utrecht), verneemt men van de andere Bourgondiërs, heeren van Souburg en Brigdamme, weinig meer. De loopende zaken schijnen nu uitsluitend door den abt, den heer van Vere en de regeering van Middelburg te worden afgedaan, waarbij de laatste tegenover de meestal samengaande abt en hooge edelen dikwijls in de minderheid blijft. Men houde dit in het oog ter verklaring van de twee volgende feiten, die zich na den dood van Maximiliaan van Bourgondië, markies van Vere, in 1558, in het Walchersche dijksbestuur voordoen. In het begin van 1559 brengen de poorters van Middelburg en andere gelanden van het eiland de grieven, die zij tegen het bestuur meenden te hebben, in geschrift *  , dat aan den koning wordt overgegeven. Het laat zich eenigszins begrijpen, dat er door de beide groote heeren van Walcheren, abt en markies, niet bijzonder veel op de belangen van de geërfden was gelet, en dat deze wilden trachten zelf rechtstreeks aandeel in het bestuur te krijgen, maar het blijkt toch ook voldoende, dat Middelburg de hand in deze zaak gehad heeft.
Na re- en dupliek wordt in Mei 1559 bij tusschenspreken van 's konings commissarissen een overeenkomst aangegaan tusschen de drie Staten van Walcheren en de breede geërfden, waarbij bepaald wordt, dat twee gecommitteerden van de laatsten, samen met één stem, voortaan zouden worden toegelaten bij het maken van de ramingen en het afhooren der rekeningen, waarna door partijen eene nieuwe ordonnantie voor de dijkage van Walcheren werd opgesteld, die 4 October 1559 door den koning is bekrachtigd. 19 December d.a.v. zien we de eerste gecommitteerden van de breede geërfden in de vergadering van dien dag aanwezig. Het waren twee poorters van Middelburg. Ook hier weder is te constateeren een verschil tusschen voorschrift en praktijk; niet alleen bij het ramen en rekenen, maar bij alle besluiten heeft men van stonde af aan aan de gecommitteerden van de breede geërfden een stem gegund. Officieel is dat gebruik erkend in de notulen van 3 Juni 1606: "Is alsnoch by de voorschreven Heeren gestatueert, dat de gecommitteerde van de Breede geërffde nu voortaen mede voysen ende stemmen zullen in alle voorvallende saecken tlandt ende dijckaige van Walcheren raeckende, gelijck tot date deser altijt by hun gedaen ende gepleeght is geweest".
Het andere feit betreft de toelating tot het bestuur van Walcheren van Philips Willem, graaf van Buren, heer van St. Maartensdijk, in 1563. Het is belangrijk, omdat hij daarbij den titel aanneemt van eersten edele van Zeeland, die te voren zelfs door den markies van Vere niet was gevoerd; omdat hij vertegenwoordigd wordt door den baljuw van Middelburg; en vooral omdat hij in 1563 geen duim grond noch in leen noch in eigendom op Walcheren bezat. Immers men kan overal elders in Zeeland gegoed zijn, zonder dit nog op Walcheren te zijn, hetgeen toch voor aandeel in het bestuur van het eiland een vereischte was. Eerst in 1567 werd de graaf van Buren met goederen op Walcheren verleid, zoodat m.i. dan ook terecht de heer van Fontes, een afstammeling der heeren van Souburg, meen ik, beweerde, dat de prins van Oranje (als voogd van zijn zoon) niet ter auditie van de rekeningen behoorde te zijn (zie hieromtrent Reg. nrs. 184, 189, en van Bijlage I nrs. 186, 208).
Wij kunnen de verdere bijzonderheden, die in het bestuur van het eiland ten gevolge van het overlijden van Maximiliaan van Bourgondië en van de troebelen plaats grepen, als van tijdelijken aard, voorbij gaan, om even te wijzen op de groote verandering, die na den overgang van Middelburg aan 's prinsen zijde ook in het dijksbestuur van Walcheren kwam. In de plaats van den geestelijken staat werden door den prins van Oranje bij de bekende ordonnanties van 2 en 11 Maart 1574 *  resp. de steden Vlissingen en Vere gesteld; deze ordonnanties zijn door Zijne Excellentie geïnterpreteerd bij brief van 8 Maart 1578 *  in dien zin, dat de beide steden zullen komen in de plaats van den prelaat van Middelburg, en te zamen zullen uitmaken het derde en laatste lid der Staten van Zeeland en van het eiland Walcheren. Vlissingen en Vere hebben van de verduidelijkte bedoeling van den prins weinig willen weten en zich liever willen houden aan de bewoordingen resp. van art. 25 en art 15 der ordonnanties van 1574. Tevergeefs echter; eenerzijds de twee bedoelde steden en anderzijds de eerste edele, de stad Middelburg en de Gecommitteerden van de Breede geërfden hebben volstaan met een woord van protest en contra protest betreffende de intitulatie der rekeningen (zie b.v. Bijlage I, nr. 514), en dit hebben partijen volgehouden tot 1656, toen eene nieuwe wijziging in het bestuur aan dit vruchteloos over en weer praten een einde maakte.
Sinds 1574 bestaat dus het bestuur van Walcheren, dat gelijk wij dadelijk nader zullen zien, meer gecentraliseerd wordt, uit den eersten edele, als vertegenwoordiger van het platteland, met een stem, de stad Middelburg als van ouds hare poorters representeerende, met een stem, en de steden Vlissingen en Vere, tezamen met een stem; dat waren de Staten, waarbij nog komen twee gecommitteerden van de breede geërfden, die met hun beiden een stem uitbrengen; totaal vier stemmen. De wijze van verkiezing dezer laatsten is niet in eenig voorschrift bepaald, en van de practijk blijkt niet veel. Het Bestuur nomineert 4 à 8 personen, waarbij in deze periode het platteland niet vergeten wordt, en daaruit doen de breede geërfden eene keuze "met erten en boonen". In belangrijke zaken, b.v. in 1632 bij gelegenheid van de aan den Westkapelschen dijk bekomen schade, plegen de gecommitteerden van de breede geërfden overleg met de notabelste gelanden, maar deze worden als achterraden niet erkend.
Men kan de beteekenis van de nieuwe bestuursregeling niet licht overschatten. Het optreden van de steden Vlissingen en Vere, om andere redenen dan die van grondbezit, was in strijd met de eerste beginselen van dijksbestuur, en wijzigde de partijverhouding ten nadeele van het platteland, waarvan de geërfden nu alleen vertegenwoordigd worden door den eersten edele en de beide gecommitteerden van de breede geërfden. In de vergadering van het Bestuur stond het stemmental wel gelijk, maar daarbuiten, in de wateringen, kregen de drie steden door verschillende bestuursfunctiën een sfeers van invloed-nog versterkt door de burgerlijke rechtspraak over het platteland van Wal-cheren, die onder hen verdeeld was -, die hun een belangrijk overwicht schonk. Het Dijksbestuur werd in 1574 vervormd in denzelfden geest van het Provinciaal bestuur-de opneming in 1563 van den graaf Van Buren was er de introductie van geweest -, dat weldra eene macht zou krijgen, die prelaat en edelen te voren niet bezeten hadden.-Was de nieuwe regeling in alle opzichten ten nadeele van het eiland? Als de meest invloedrijke leden van de Souvereine Staten konden de eerste edele en de drie Walchersche steden daarin de belangen van den noodlijdenden polder krachtig voorstaan, en werden deze ook bijna oppermachtig in het Dijksbestuur, vooral in den eersten tijd der Republiek, waardoor met weinig moeite een reeks van hervormingen in het beheer van Walcheren tot stand kwam. Na het vertrek van den rentmeester van Bewesten Schelde uit Walcheren, benoemde de prins van Oranje 11 Februari 1574 *  Glaude Willems zoon tot dijkgraaf-generaal van het eiland; zijn traktement werd bij akte van 12 Maart 1574 op 800 gulden 's jaars bepaald, te betalen uit de tienden van Walcheren.
Als nu eenige jaren later een der nieuwe rentmeesters, als grafelijk officier, op het officie van opper-dijkgraaf aanspraak maakt, besluiten de Staten van Walcheren 22 Januari 1579 om hangende het geschil tusschen Jacop Wijnrich, rentmeester van Bewesten Schelde, en Glaudijn Willems zoon, zich noemende (opper)dijkgraaf, geen van beiden in het dijkgraafschap te erkennen, of op de dijkage toe te laten (zie Bijlage 1, nr. 476). Zoo wisten zij ook het recht der grafelijkheid op de benoeming der dijkgraven-hoewel niet geheel zonder moeite-tot zich te nemen, behalve de benoeming van den dijkgraaf der Oostwatering, die aan den markies van Vere (den prins van Oranje) is gebleven. Alle vier de dijkgraven moesten echter den eed doen, in plaats van, gelijk vroeger, in handen van den opperdijkgraaf, in die der Staten "als gesuccedeert in de plaetse van den voornoemden rentmeester" (notulen 8 December 1603). Zij, en niet meer de dijkgraven, benoemden en beëedigden ook de gezworenen (zie o.a. Bijlage I, nr. 609). Instructiën van alle ambtenaren werden door hen belangrijk uitgebreid en gewijzigd, dat feitelijk met reglementswijziging gelijk stond. Het persoonlijk onderhoud van den dijk werd in het laatst der 16de eeuw achtereenvolgens in alle wateringen vervangen door eene geldelijke contributie (dijkpenningen), gelijk hiervóór blz. 28 reeds is gezegd.
In vele opzichten echter waren de belangen van de steden van anderen aard dan die van het platteland, en als na den dood van Willem II de Staat van eersten edele tot de meerderjarigheid van zijn zoon wordt geschorst en daardoor de invloed van de steden nog vermeerdert, dan zal het zaad van ontevredenheid, in de regeling van 1574 nedergelegd, spoedig ontkiemen. Uitbreiding van invloed der direct-belanghebbenden in bestuurszaken lag nu eenmaal ook in den ontwikkelingsgang. Meer behoeven we hier van de oorzaken der oproerige bewegingen op Walcheren in 1655 en 1656 niet te zeggen. De gelanden, in grooten getale te Middelburg in de Voetboog op de Balans vergaderd, formuleerden hunne eischen en namen de leiding in handen. Nog in 1656 zagen zij hunne wenschen bevredigd in de aanneming van het Nader verdrag door de steden, dat 8 Mei 1657 door de Staten van Zeeland werd bekrachtigd (Inv. nr. 137). Het dijksbestuur wordt bij dit Reglement uitgebreid tot negen stemmen: een aan den eersten edele, twee aan de stad Middelburg, een aan elk der steden Vlissingen en Vere, en vier aan 8 gecommitteerden van de breede geërfden, die voortaan naast de Staten zitting zullen nemen. Bovendien zou er voortaan zijn een permanent College van 24 commissarissen (achterraden), vertegenwoordigende alle gelanden van Walcheren. Bij ampliatie op het Nader verdrag, d.d. 1704, (Inv. nr. 148) werden aan dit College ook zekere medewerkzaamheden in het bestuur toegestaan.
De Staten van Zeeland verleenden bij besluit van 10 December 1676 aan den eersten edele toestemming om in het bestuur van Walcheren twee gedeputeerden, ieder met een stem, of een gedeputeerde met twee stemmen te zenden, waardoor het totaal der stemmen op tien werd gebracht. En zoo is het bestuur gebleven-met uitzondering van den stadhouderloozen tijd-tot 1795, toen de Staat van eersten edele vernietigd is, en de Staten en Gecommitteerden van de Breede geërfden op acht stemmen werden teruggebracht. Nog eenmaal kwam daarin verandering: het Departementaal bestuur van Zeeland besloot 10 Maart 1803 in de directie van Walcheren een president aan te stellen, waartoe het den 29sten daaraanvolgende door de benoeming van mr. Johan Willem Schorer uit eene door genoemde directie voorgedragen drietal overging.
Bij mr. Schorer moeten wij enkele oogenblikken stilstaan, omdat door hem een nieuwe bestuurstoestand, in 1812 ingetreden, aan den ouden wordt verbonden. Sedert 1787 lid van het College van 24 commissarissen uit Middelburg, werd hij het volgende jaar door de regeering dier stad aangewezen als een harer vertegenwoordigers in het Polderbestuur en was als zoodanig na de afschaffing van den Staat van eersten edele voorzittend lid in de vergadering van Walcheren; bovendien van 1801 tot 1811 waterklerk van de Vijfambachten. Maar ook buiten Walcheren maakte mr. Schorer deel uit, zoowel van het Gewestelijk als stedelijk bestuur. Een man van invloed en kennis, en vooral van groote werkkracht, die hij geheel aan de openbare zaak schonk. Niet het minst wijdde hij zijne bijzondere gaven aan Walcheren, welk eiland juist in dezen overgangstijd, toen het in zoovele opzichten werd. aangevallen, behoefte had aan een sterken arm, die naar boven en naar beneden kon afhouwen.
Geen wonder, dat de President een alles overheerschenden invloed kreeg en daarvan gebruik maakte om zijne persoonlijke denkbeelden omtrent den nieuwen koers van bestuur in een ontwerp-reglement neder te leggen. Buiten hem om, naar het schijnt, had men kort na de omwenteling reeds de hervorming van Walcheren ter hand genomen, maar noch het door het Gewestelijk bestuur in Mei 1798 aan het Uitvoerend Bewind der Bataafsche Republiek toegezonden Reglement *  noch het onder toezicht van den Agent bij het Departement van inwendige politie op den staat van dijken, wegen en wateren der Bataafsche Republiek in 1800 vervaardigde "Concept Renovatie Ampliatien en Alteratien op het Reglement voor de dijkagien binnen het voormalig gewest Zeeland" (van 179(1) mochten de goedkeuring van het Uitvoerend Bewind verwerven: de hervorming van Walcheren moest wachten, totdat het groote plan van bestuur van 's Lands waterstaat zou afgewerkt zijn.
Voorloopig kwam er dus in de samenstelling van het Polderbestuur geene verandering, doch de uitbreiding van regeerings-collegiën en ambtenaren deden onder meer de moeilijkheden steeds toenemen, zoodat de President zelf in 1809 een Reglement ontwierp en aan den Minister over den Waterstaat in Holland toezond (Inv. nr. 975). Wie uit de stukken van deze archieven eenigszins in het bijzonder met den gang van zaken bekend raakt, zal er zich niet over verwonderen, dat het ontwerp-uitermate beknopt-den invloed van hoogere lichamen beperkt, en dien van de gelanden tot een minimum terugbrengt, terwijl het daarentegen de macht van den President belangrijk uitbreidt. Het ontwerp van mr. Schorer is de reactie op de overgroote bemoeiingen van de verschillende met de locale toestanden meestal onbekende regeeringscolleges en ambtenaren, en de nuttelooze bedillingen van het College van 24 commissarissen, waarvan niemand meer dan hij het lastige en onhoudbare gevoeld moet hebben. De inlijving van het eiland bij het Fransche keizerrijk nog in hetzelfde jaar 1809 verijdelde deze poging en bracht de zaak der hervorming van Walcheren's bestuur in een nieuw stadium, waarin het Fransche element zich ook zou laten gelden. Toch waren de omstandigheden mr. Schorer niet ongunstig; eene door den Franschen regeeringscommissaris Charles De Maillard-denzelfde, die later bij Keizerlijk decreet van 11 Januari 1811 tot rekestmeester, directeur-generaal der polders bij den Staatsraad te Antwerpen benoemd werd-in Juli 1810 over de zeewerken van het eiland gehouden inspectie had een hoogst bevredigenden afloop, die den grond legde voor de vriendschappelijke verhouding, die uit de correspondentie tusschen den rekestmeester en den president van Walcheren blijkt. Reeds kort na het onderzoek der zeewerken zond mr. Schorer zijn ontwerp van 1809 den heer Maillard toe, dat echter voorloopig bleef rusten.
Vooraf gaat het keizerlijk decreet van 11 Januari 1811, waarbij werden vastgesteld algemeene voorschriften voor het bestuur van waterschappen, die ten aanzien der verschillende polders door bijzondere reglementen moesten worden aangevuld. De rekestmeester zond bij dit decreet eene toelichtende circulaire, waarin hij ook verzocht, dat de te ontwerpen nieuwe reglementen met de ingelanden besproken zouden worden. Bij schrijven van 6 Maart 1811 bracht de President hiertegen bedenking in, waarop de rekestmeester besloot om nu zelf een reglement van administratie voor Walcheren te ontwerpen, met gebruikmaking van het ontwerp van mr. Schorer. Hierop volgt dan de vrij uitvoerige correspondentie tusschen beide heeren, waarbij het mr. Schorer gelukt is nog verschillende wijzigingen in het reglement te doen aanbrengen. Daarna werd het 28 December 1811 door den Keizer bekrachtigd en 6 Augustus 1812 ingevoerd. Mr. Schorer was den 3den Maart van dat jaar overleden.
Wij hebben nu alleen nog maar te wijzen op eenige van de groote veranderingen, die het Fransche reglement in het bestuur van Walcheren's dijkage bracht. De afzonderlijke besturen in de wateringen, bestaande uit dijkgraaf en gezworenen, bode en waterklerk, worden opgeheven; de rechtspraak gaat over op den vrederechter, de politie-en technische diensten op den in iedere watering gehandhaafden commies met een aan te stellen dijkwachter, terwijl de financiëele administratie (inning van geschot etc.) overgaat op een te benoemen (generalen) ontvanger. In de plaats van de Staten en Gecommitteerden van de Breede geërfden zal nu te Middelburg gevestigd zijn eene Centrale directie, bestaande uit een Voorzitter, "door ons te benoemen op voordragt van onzen Minister van Binnenlandsche Zaken", en vier raden, door denzelfden Minister aan te stellen. Geheel overeenkomende met den toestand, zooals die in de laatste jaren was geschapen, worden aan den Voorzitter vele van de belangrijkste diensten opgedragen.
Het College van 24 commissarissen, dat vooral sedert het meer uitgebreide toezicht en de bemoeiingen van hooger hand zoo belemmerend op den gang van zaken werkte, is afgeschaft; in plaats daarvan wordt vastgesteld eene Algemeene Vergadering, die samengesteld zal zijn: 1°. uit de Centrale directie; 2°. uit twaalf commissarissen, gekozen door grondeigenaars, ten minste 50 gemeten lands in eigendom hebbende, en 3°. uit den Hoofdingenieur van het Departement. Het voorzitterschap zal worden bekleed door den rekestmeester directeur-generaal der polders, of door den prefect van het Departement. Hare werkzaamheden bepalen zich tot het onderzoeken van de jaarlijksche begrooting en dito rekening, alsmede tot het mededeelen harer beschouwingen over het stelsel van verdediging van het eiland, en over de verbeteringen in de administratie en in de loozing der binnenwateren. En tot hoever strekt zich nu uit de invloed, dien de gelanden op de benoeming van de Centrale directie en op de verkiezing van de twaalf commissarissen kunnen uitoefenen? Zij gaat niet verder dan tot de 20 grootste hunner; de benoeming van den Voorzitter gaat geheel buiten hen om, voor de aan te stellen raden mogen de bedoelde 20 een dubbeltal voordragen, en de verkiezing van de twaalf commissarissen geschiedt door dezelfde 20, en is onderworpen aan de goedkeuring van den prefect. De verkiezing dezer commissarissen is nog in tweeërlei opzicht beperkt: overeenkomende met eene dergelijke bepaling in het reglement van 1559, moeten zij eigenaar zijn van 25 gemeten lands, terwijl er vier van de twaalf uit de leden van de stedelijke raden (2 van Middelburg, 1 van Vlissingen en 1 van Vere) genomen moeten worden, zoodat er slechts 8 uit den landelijken stand overblijven.-De 16 hoogste ingelanden benoemen onder goedkeuring van den Minister van Binnenlandsche Zaken den ontvanger.
Alzoo was het Fransche reglement een groote stap terug in de ontwikkelingsgeschiedenis van het eiland Walcheren, en het was bovendien in verschillende opzichten onvolledig, waaraan later door aanvulling eenigszins is tegemoet gekomen (men zie o.a. daarvoor het in 1850 in de Nederlandsche taal gedrukte Reglement, vermeld onder Inv. nr. 1145), en toch is het bijna 60 jaren van kracht gebleven, wel een bewijs, dat het bij een voorbeeldig bestuur van de Centrale directie zoo slecht nog niet was; allerminst uit een financieel oogpunt. Speciaal gemaakt voor de calamiteuse dijkage van Walcheren, is er in vastgesteld een maximum bedrag van 9 francs per gemet, dat als dijkgeschot mocht geheven worden. Wat in 1811 een vrij hoog geschot kon worden genoemd, werd later door de waardevermeerdering der landerijen eene matige heffing, veel lager dan in andere gesubsidieerde polders werd geheven; een aantal suppletoire middelen, bij het Reglement van 1791 voorwaardelijk toegestaan, zijn wettig toegekend geworden. Bijzonder gelukkig mag genoemd worden de onvoorwaardelijke invordering van geschot van de zoogenaamde vrije landen; helaas, dat men toen aan dat verouderde en niet meer te verdedigen recht niet geheel en al een einde heeft gemaakt: er mocht slechts van de vrije landen 2 francs 25 centimes of 1/4 van het bedrag der schotbare landen ingevorderd worden, waarmede intusschen het recht op dat punt, als men het zoo nog genoemd wil hebben, toch evenzeer verbroken is, als bij eene geheele gelijkstelling, waartoe de tijdsomstandigheden zoo uitermate gunstig waren. Niet in het Reglement was opgenomen eene bepaling, dat het tekort op de gewone middelen door het Rijk zou worden bijgepast, dat echter als een noodzakelijk gevolg van de geheele financieele regeling toch geschied is, en wel tot 1847, na welk jaar de uitgaven-behoudens buitengewone rampen-door de reglementaire inkomsten konden worden gedekt.
De herstelling van het evenwicht in de ontvangsten en uitgaven in 1848 was het begin van het einde. Wanneer we de geschiedenis van het ontstaan der reglementen voor het eiland Walcheren van af 1527 nagaan, dan kunnen we daaromtrent deze regel vaststellen, dat die voorschriften door de ingelanden of het Bestuur, dat hen vertegenwoordigde, werden ontworpen en door de Overheid bekrachtigd, zeker wel, omdat er bij het beheer van Walcheren en trouwens bij dat van iederen polder een dubbel belang betrokken is. Vooral vinden we dat terug in het Reglement van 1811, waarin een financieele regeling is vastgelegd, die aan de ingelanden een maximum geschot waarborgt en het Rijk de verplichting tot het geven van suppletoire middelen oplegt. Toen door de meerdere welvaart van het landbouwbedrijf het oorspronkelijke evenwicht verbroken was, behoorde dat hersteld te worden, hetgeen in dat geval reglementswijziging beteekende. Daartoe-het laat zich begrijpen-maakten de ingelanden geen haast, maar eindelijk liet het Provinciaal bestuur de opcenten op de in Walcheren geheven wordende directe belastingen, zijnde het eerste der suppletoire middelen, niet meer invorderen, en verviel daardoor in 1865 de tot dusverre uit die opcenten gedane uitkeering. Verhooging van dijkgeschot, maar dan ook uitbreiding van den invloed der gelanden waren niet langer tegen te gaan. Het in 1869 ontworpen nieuwe reglement werd 23 April 1870 door de Provinciale Staten van Zeeland vastgesteld, bij Kon. Besluit van 13 Mei 1870, No. 21, goedgekeurd, en 6 November d.a.v. ingevoerd *  .
Bijlage VI a-l bevat een zooveel mogelijk volledig overzicht van het Bestuur van af den vroegsten tijd tot aan laatstgenoemden datum. Voor de samenstelling is ook van enkele andere Zeeuwsche inventarissen en archiefstukken gebruik gemaakt.
3. De archieven
[Verantwoording van de bewerking]
Regestenlijst
Bij hetgeen reeds in de inleiding (blz. 72 vlg.) over de vervaardiging van de regesten is gezegd, wordt hier nog het volgende opgemerkt. Ten einde alles, wat de samenstelling en den titel van het bestuur van het eiland Walcheren betreft, voor den dag te brengen, zijn alle bijzonderheden, die de stukken daaromtrent bevatten, in de regesten opgenomen. Het scheen echter niet noodig de vermelding van de namen en ambten der Gecommitteerden van de Staten en der Breede geërfden verder dan tot 1574 uit te strekken. Van af het beginman de reformatie is volstaan met de vermelding van de benaming van het bestuur in zijn geheel.-Het weglaten van den datum in onopgelosten vorm aan het einde van een regest, dagteekenende na de invoering van den Gregoriaanschen kalender (1582), schijnt mij niet wenschelijk.
Indices
In deze indices zijn vierderlei nummers onderscheiden, nl. die van de bladzijden, aangeduid door Blz., van den Inventaris door I, van de gewone regesten door R, en van de regesten van Bijlage I door A.

Kenmerken

Datering:
1511-1870
Andere namen:
Staten en Breede Geërfden van Walcheren, Centrale Directie van Walcheren
Regio:
Walcheren
Vestigingsplaats:
Middelburg
Omvang:
90 meter
Openbaarheid:
Geen beperkingen
Toegankelijk:
Inventaris
Jaar bewerking:
1903-1914
Titel publicatie:
C. de Waard, Inventaris van de archieven der besturen van het eiland Walcheren 1511-1870. De archieven berustende onder het Polderbestuur te Middelburg [1] (Middelburg 1914)
Inzage:
Studiezaal, in origineel
Raadpleegvestiging:
Middelburg, Hofplein
Collectie:
Waterschap Scheldestromen