Uw zoekacties: Weeskamer Veere, (1394) 1463-1811 (1851)

2030 Weeskamer Veere, (1394) 1463-1811 (1851) ( Zeeuws Archief )

Hulp bij uw onderzoek.
De informatie in deze website is zeer divers en bedoeld voor mensen met een belangstelling voor historisch of genealogisch onderzoek.
Wij trachten de informatie zo eenvoudig mogelijk te houden, maar beseffen ook dat de aard van de informatie soms wel enige studie of historische inzicht vereist.

Zoeken en bladeren

  • Bladeren
    De meest eenvoudige manier van werken is het zoeken te starten zonder zoekterm. U kunt dan bladeren door alle aanwezige toegangen.
  • Eenvoudig zoeken
    Wilt u een specifieker resultaat dan adviseren wij u te starten met één zoekterm. Het resultaat dat u krijgt voldoet aan de zoekterm. U kunt het resultaat verder verkleinen door meerdere zoektermen op te geven.
  • Uitgebreid zoeken
    Kiest u voor uitgebreid zoeken dan kunt u afhankelijk van de situatie meerdere zoekvelden invullen, waarna het resultaat zal voldoen aan de specifieke zoekactie. In iedere veld kunnen meerdere zoektermen worden ingevuld.
  • Zoektermen combineren
    Zoektermen worden gecombineerd De zoekfunctie voegt automatisch "en" toe tussen de verschillende zoekmogelijkheden die worden gebruikt. Zo kunnen 'zoeken met alle woorden' en 'zoeken met één van de woorden' worden gecombineerd.
  • Booleaanse operatoren
    Normaal worden meerdere zoektermen altijd gecombineerd met AND. U kunt bij het zoeken in een zoekveld ook gebruik maken van de Booleaanse operatoren: NOT en OR. De zoekacties met NOT beperken het zoekresultaat, terwijl OR veel meer resultaten oplevert.
    OR wordt vooral geadviseerd bij een bekende variatie op de schrijfwijze, bijvoorbeeld:
    - Den Haag OR ’s-Gravenhage
    - Vereeniging OR Vereniging
  • Woordcombinatie
    Wilt u zoeken met een woordcombinatie in een vaste volgorde (bijv. Vereniging tot behoud van natuurmonumenten), zet deze woorden dan "tussen aanhalingstekens".

Verfijnen
In de meeste gevallen zal naast het zoekresultaat een mogelijkheid tot verfijnen worden aangeboden. Verfijnen kan bijvoorbeeld op materiaalsoort, maar in andere gevallen op plaats en straat. Dit is afhankelijk van het archiefmateriaal dat geselecteerd is.

Sorteren
De resultaten staan gesorteerd in een standaard sortering. Dit kan per toegang verschillend zijn. In de meeste gevallen kan voor een andere sortering worden gekozen.

Digitaliseren op verzoek
Zie http://www.zeeuwsarchief.nl/over-ons/tarieven

beacon
 
 
Inleiding
1. Regelingen
2030 Weeskamer Veere, (1394) 1463-1811 (1851)
Inleiding
1.
Regelingen
Organisatie: Zeeuws Archief
De voogdij over onmondige kinderen was al vroeg in de geschiedenis een punt van aandacht. Na overlijden van één van beide ouders ging aanvankelijk, in de vroege middeleeuwen, de voogdij alleen over op een mannelijk familielid. In de Lex Saxonum ging na het overlijden van de vader de titula, de voogdij, over op een mondige broer, en bij afwezigheid daarvan op een broer van de vader. Indien ook die niet aanwezig was, ging de titula over op de naaste mannelijke bloedverwant van vaderszijde. In de loop van de middeleeuwen verbeterde de rechtspositie van de vrouw en mocht zij een beperkte voogdij uitoefenen over haar kinderen na het overlijden van haar echtgenoot. In de praktijk betekende dit dat de langstlevende ouder de voogdij kreeg. Maar vrouwen kregen alléén de voogdij indien zij moeder of grootmoeder van de nagelaten kinderen waren. Zij konden geen voogdij voor verdere familieleden of vrienden of zich nemen. Na de langstlevende ouder werden de naaste bloedverwanten het eerst tot de voogdij geroepen. Men kon de voogdij testamentair regelen, de wettelijke bepalingen ondergaan of de benoeming van voogden door het openbaar gezag -de weeskamer- opgelegd krijgen. Vooral bij de elite werd eigenlijk steeds tevoren bij testamentaire beschikking de voogdij geregeld.
Sinds de vijftiende eeuw bezat Veere een weeskamer. Wanneer die precies werd opgericht, is niet bekend. Uit 1454 dateert het oudste reglement waaruit blijkt dat de weeskamer toen al enige tijd functioneerde. Later volgde een nadere ordonnantie in 1483. In het archief bevinden zich ordonnanties uit 1454, 1600, gewijzigd in 1615 en in 1616. De eerste ordonnantie was nog heel summier, maar vanaf 1483 werd het aantal regelingen meer dan verdubbeld. De ordonnantie van 1600 ging vervolgens veel exacter in op de veelvuldige kleine, maar noodzakelijke afspraken. De essentie van het oogmerk van de weeskamer was dat het bezit van en de voogdij over onmondige kinderen correct geregeld werden. Binnen zes weken na het overlijden van een van beide ouders moest er een staat en inventaris van de boedel overgeleverd worden bij de weeskamer. Deze termijn was met opzet redelijk kort gehouden om de kans op achterhouden of vervreemden van de weeskinderenboedel zo klein mogelijk te houden. In het 'weeskinderboek' noteerden de weesmeesters de staat en inventaris van de boedel.
Indien zowel vader als moeder overleden waren, moesten vier van de oudste en meest nabije familieleden de boedel opnemen en overgeven aan de weeskamer. Vervolgens beschikte men over de voogdij en over de uitbesteding van het kind. Wie het bezit van de kinderen beheerde, diende twee borgen te stellen tot tevredenheid wat gegoedheid betreft van de burgemeesters. Het gebeurde regelmatig dat men te laat was met het overbrengen van de boedel. In dat geval had de baljuw het recht de nalatige te gijzelen. Er zijn echter geen berichten overgeleverd dat dit in Veere daadwerkelijk is gebeurd. Woonde de nalatige buiten Veere, dan kon men hem slechts te in hechtenis nemen wanneer hij zich -nietsvermoedend- in Veere vertoonde. De noteringen van het eigendom van wezen in het weeskinderenboek had juridische bewijskracht, waarmee zij naderhand bij hun meerderjarigheid hun bezittingen ook daadwerkelijk konden opeisen. Bij het bereiken van hun meerderjarigheid kreeg een kind zijn bezit terug, in aanwezigheid van de klerk van de weeskamer en burgemeesters.
Kon men in 1454 nog met negen artikelen volstaan, later had men er veel meer nodig. Het was nodig gebleken dat de regelingen exacter en preciezer werden. De speelruimte was te groot. Nu werd de aanstelling van de weesmeesters niet meer aan het toeval van de aanwezigheid in de burgerij van 'goede mannen' overgelaten, maar werden ze uit het stadsbestuur gekozen. Ook de vergoeding voor hun diensten werd exact geregeld. Kennelijk verliep het een en ander niet vlekkeloos, want nu werden maar liefst vier verschillende artikelen opgenomen die handelden over een straf voor voogden bij het niet nakomen van de verplichting tot overbrenging van de boedel binnen zes weken na overlijden.
De ordonnantie van 1600 besloeg zelfs dertig artikelen en werd op verzoek van het stadsbestuur officieel geratificeerd door prins Maurits, als markies van Veere. Toen werd een minimumleeftijd van 36 jaar gesteld voor de weesmeesters: personen van aanzien, consciëntie en 'goede gestaetheyt'. Niet alleen wezen, maar ook krankzinningen en 'quistgoeden', verkwisters, vielen nu onder de zorgen van deze oppervoogden. Ook in deze ordonnantie werd veel aandacht geschonken aan het kennelijk vaak voorkomende geval dat de boedel niet binnen zes weken werd aangemeld. Dit punt was essentieel voor de weesmeesters. Het was altijd een grote angst dat familieleden de bezittingen ontvreemdden of buren met de goederen wegliepen, en de vele vorderingen en kostennota's van de begrafenis oncontroleerbaar werden. Dat had tot gevolg dat de kinderen zonder enig goed achterbleven en ten laste kwamen van de armencolleges. Daarom voerde het stadsbestuur boetes in op het niet nakomen van deze verplichting. Deze boetes werden steeds verhoogd, tot 30 schellingen bij het voor de derde keer na oproep niet verschijnen om opening van zaken te doen. De voogden hielden een behoorlijk toezicht, wendden 'alle vlijt' aan om achter alle bezittingen te komen, 'opdat de weesen daarbij noch ook bij testamente in heur legitime portie niet vercort en werden'. Eveneens belangrijk was de zorg dat de boedel na het overlijden niet alsnog met vele schulden van oncontroleerbare declaraties werd belast.
De kinderen hadden zelf uiteraard ook enige zorg nodig. Het gevaar van uitbesteding van weeskinderen bestond daarin dat de aannemer een kind nam om er nog aan te verdienen. Het toch al niet zo florissante kostgeld beschouwde men als een welkome aanvulling op de eigen karige inkomsten. Het werd dan niet gebruikt om de kinderen een goed onderwijs te geven of een ambacht te laten leren, maar de kinderen werden juist gebruikt als hulpkrachten in het eigen bedrijf. Vooral voor het verzuim van scholing en het gebrek aan arbeidsopleiding waakten de weesmeesters. Zonder een vak geleerd te hebben, zouden de kinderen later niet in staat zijn in hun bestaan te voorzien. Jongens onder de achttien jaar en meisjes onder de vijftien jaar vielen onder de zorgen van de weeskamer, evenals de onnozelen en verkwisters. Uiteraard moesten alle regelingen genoteerd worden. Ook dit punt werd in de ordonnantie van 1600 geregeld. Al vanaf de eerste ordonnantie van 1454 hield men de zogenaamde weeskinderboeken bij, waarin de staten van de boedels en de namen van vaders en moeders genoteerd stonden. De verplichting tot notuleren van de vergaderingen werd pas in 1600 vastgelegd.
Ook het zakelijk beheer van alle weesgoederen kwam ten laste van de weesmeesters. In de regel werden alle bezittingen van de wezen verkocht -niet in het geval er slechts één ouder was overleden- en de gelden werden belegd in veilige, niet sterk renterende maar dus ook weinig risicodragende waardepapieren. Jongens kregen bij hun 25e jaar en meisjes bij hun 20e jaar hun bezittingen in eigen handen. Overigens kregen de kinderen niet altijd letterlijk hun geld mee. Tegen de tijd dat een kind zijn meerderjarige leeftijd bereikte, riepen de weesmeesters alle belanghebbenden samen, waarbij men de voogden of familieleden van de weeskinderen om advies vroeg. Moesten de kinderen hun eigendom wel of niet in handen krijgen; konden ze het zelf beheren, deed de familie het of moesten de weesmeesters het nog voor hen (laten) regelen?
De kinderen zelf konden bij hun minderjarigheid geen zakelijke transacties aangaan met betrekking tot hun vermogen. Degenen met wie zij dat toch deden, waren zelfs strafbaar. Die lieden kregen een boete en een schadevergoeding opgelegd, tenzij de transactie ten voordele van het weeskind was geweest. Hoewel de weesmeesters zelf de weesgelden konden gebruiken in hun ondernemingen of transacties, waarover zij uiteraard rente zouden uitkeren, werd bepaald dat zij de gelden slechts aan anderen zouden uitgeven om ieder vermeend eigenbelang te vermijden en geen verstrengeling van belangen te krijgen. Zij zouden geen enkel zakelijk belang hebben bij het beheer van de uitstaande gelden. Vanouds hebben de wezen in Veere altijd het recht gehad dat zij hun uitstaande penningen binnen een half jaar na wettelijke insinuatie mochten opnemen, ook na hun meerderjarigheid. De kinderen leefden van de rente van hun eigen vermogen. Dat werd van ieder kind apart bijgehouden, zodat niet het ene broertje op de zak van een zuinig zusje leefde. De vele boetes gingen voor de helft naar de weesmeesters, voor de helft naar de magistraat. Bovendien ontvingen de weesmeesters ettelijke kleine geldelijke vergoedingen voor het vele werk; de administrateur ontving van het zuiver inkomen per jaar de twintigste penning (5%), de weesmeesters ontvingen drie groten te ponde (1,25%) van wat jaarlijks meer was ontvangen dan uitgegegeven; van het aanleggen van geld, de koop van obligaties, ontvingen de weesmeesters eveneens 1,25% en tenslotte kreeg men voor het schrijven van de staat en inventarisrekeningen één schelling per bladzijde.
Na 1600 zijn de reglementen op kleine punten nog wel wat bijgesteld., maar veranderde de grote lijnen niet meer en werden ook niet veel nieuwe bepalingen meer toegevoegd. Dat betekende overigens niet dat alles vlekkeloos verliep. Toen in 1768/1769 één van de weesmeesters afscheid nam, deed hij een boekje open over alle ongerechtigheden. Het verloop onder de weesmeesters was veel te groot; er waren extra krachten nodig om de inventarissen te kunnen opmaken. Het grootboek van 1754 begon met de tekst 'dat men na een stilstand van ettelijke jaren weder begonnen heeft op der weesen saeken acht te slaan'. Toen was men al begonnen het herstel ter hand te nemen. Burgemeester Nebbens en pensionaris Reijnouts vergaderden enkele malen en stelden een inventaris op van wat zich ter weeskamer bevond, van alle voorwerpen en waardepapieren die men vaak zonder een eigenaar te kennen, nog in de weeskist bewaarde. Daartoe hoorde ook de vergulde beker van Maximiliaan van Bourgondië, die sinds 18 augustus 1703 in de kist ter weeskamer bewaard werd. Ook de boeken met de boedelaantekeningen, de rekeningen en documenten, met de obligaties en losse penningen werden daarin bewaard. Het totaal van de waarde bedroeg £ 300. Vervolgens saneerden de beide heren deze 'verouderde' waardepapieren. Zij verkochten de oude obligaties en kochten er nieuwe voor, ten laste van de provincie Zeeland. In 1768 bevonden zich zo obligaties voor een waarde van £ 698 in de weeskist, maar kennelijk was het herstel nog niet voldoende.
De weeskamers hebben gefunctioneerd tot 1811 toen een nieuwe rechterlijke organisatie in het leven werd geroepen. Het weeskamerarchief werd verzegeld na de brief van 18 mei 1811 van de prefect van het departement van de Monden der Schelde. Maar een nieuwe voorziening was nog niet getroffen, waardoor al snel de behoefte werd gevoeld de organisatie te verlengen. Wel waren er familieraden in het leven geroepen en kon de vrederechter die ambtshalve bijeen roepen. De administratie werd ook bij de vrederechter ondergebracht. Maar die zette de zaken gewoon voort zodat eigenlijk de weeskamers werden bestendigd. Ook na de Franse tijd functioneerden de weeskamers als tevoren, totdat de wet van 1852 aan deze instellingen een einde maakte. Daarna kwamen de zakelijke belangen van de wezen definitief bij het gerecht.
2. Mogelijkheden tot nader onderzoek
3. Het archief
4. Literatuur
5. Bijlage: Eed

Kenmerken

Datering:
(1394) 1463-1811 (1851)
Vestigingsplaats:
Veere
Omvang:
9 meter
Openbaarheid:
Geen beperkingen
Toegankelijk:
Inventaris
Jaar bewerking:
1995
Titel publicatie:
J.L. Kool-Blokland, 'Inventaris van het archief van de Weeskamer van de stad Veere, 1469-1813'. [Veerse Inventaris 4] (Veere 1995)
Opmerking:
Voor een index op inv.nrs 104-105 en 120-122 zie Genealogische Afschriften nrs 276-277
Inzage:
Studiezaal, in origineel
Raadpleegvestiging:
Middelburg, Hofplein
Collectie:
Gemeente Veere