Uw zoekacties: Bestuur der Visserijen op de Zeeuwse Stromen (BVZS), 1825-1969

17 Bestuur der Visserijen op de Zeeuwse Stromen (BVZS), 1825-1969 ( Zeeuws Archief )

Hulp bij uw onderzoek.
De informatie in deze website is zeer divers en bedoeld voor mensen met een belangstelling voor historisch of genealogisch onderzoek.
Wij trachten de informatie zo eenvoudig mogelijk te houden, maar beseffen ook dat de aard van de informatie soms wel enige studie of historische inzicht vereist.

Zoeken en bladeren

  • Bladeren
    De meest eenvoudige manier van werken is het zoeken te starten zonder zoekterm. U kunt dan bladeren door alle aanwezige toegangen.
  • Eenvoudig zoeken
    Wilt u een specifieker resultaat dan adviseren wij u te starten met één zoekterm. Het resultaat dat u krijgt voldoet aan de zoekterm. U kunt het resultaat verder verkleinen door meerdere zoektermen op te geven.
  • Uitgebreid zoeken
    Kiest u voor uitgebreid zoeken dan kunt u afhankelijk van de situatie meerdere zoekvelden invullen, waarna het resultaat zal voldoen aan de specifieke zoekactie. In iedere veld kunnen meerdere zoektermen worden ingevuld.
  • Zoektermen combineren
    Zoektermen worden gecombineerd De zoekfunctie voegt automatisch "en" toe tussen de verschillende zoekmogelijkheden die worden gebruikt. Zo kunnen 'zoeken met alle woorden' en 'zoeken met één van de woorden' worden gecombineerd.
  • Booleaanse operatoren
    Normaal worden meerdere zoektermen altijd gecombineerd met AND. U kunt bij het zoeken in een zoekveld ook gebruik maken van de Booleaanse operatoren: NOT en OR. De zoekacties met NOT beperken het zoekresultaat, terwijl OR veel meer resultaten oplevert.
    OR wordt vooral geadviseerd bij een bekende variatie op de schrijfwijze, bijvoorbeeld:
    - Den Haag OR ’s-Gravenhage
    - Vereeniging OR Vereniging
  • Woordcombinatie
    Wilt u zoeken met een woordcombinatie in een vaste volgorde (bijv. Vereniging tot behoud van natuurmonumenten), zet deze woorden dan "tussen aanhalingstekens".

Verfijnen
In de meeste gevallen zal naast het zoekresultaat een mogelijkheid tot verfijnen worden aangeboden. Verfijnen kan bijvoorbeeld op materiaalsoort, maar in andere gevallen op plaats en straat. Dit is afhankelijk van het archiefmateriaal dat geselecteerd is.

Sorteren
De resultaten staan gesorteerd in een standaard sortering. Dit kan per toegang verschillend zijn. In de meeste gevallen kan voor een andere sortering worden gekozen.

Digitaliseren op verzoek
Zie http://www.zeeuwsarchief.nl/over-ons/tarieven

beacon
 
 
Inleiding
1. Geschiedenis van het archiefvormend orgaan
17 Bestuur der Visserijen op de Zeeuwse Stromen (BVZS), 1825-1969
Inleiding
1.
Geschiedenis van het archiefvormend orgaan
Organisatie: Zeeuws Archief
Van ouds was de uitoefening van de visserij op de Schelde en Zeeuwse stromen vrij. Het plakkaat van de Staten van Zeeland van 2 juni 1707 verbood het vissen op Zeeuwse stromen aan anderen dan Zeeuwen, die anders op deze wateren zouden vissen, omdat in andere provincies de rivieren verpacht werden en de Zeeuwen benadeeld zouden worden in het bevissen van de Zeeuwse stromen, die ten voordele van de ingezetenen onverpacht waren gelaten. Op 25 oktober 1784 werd door de Staten van Zeeland een verzoek afgewezen om het vissen van oesters te verbieden en werd zelfs aan alle ingezetenen van Zeeland toegestaan op alle banken en platen oesters te vangen. Een uitzondering hierop is de resolutie van de Staten van Zeeland betreffende de verpachting of het verlenen van concessies aan de vissers van Bruinisse om op de banken te vissen onder Bommende, Ouwerkerk en Stavenisse. Het decreet van de Bataafse Republiek van 1 oktober 1799 verleende aan alle Bataafse burgers de vrijheid om op de Schelde en Zeeuwse stromen oesters te vissen en te rapen. In 1805 wordt een retributie van ? 1 ingevoerd voor de oestervisserij met vaartuigen. Dit in verband met de ? 150 waarvoor het Wetgevend Lichaam op 14 maart 1805 voor 10 jaar de uitoefening van de visserij op de Schelde en Zeeuwse stromen afstond aan het bestuur van Zeeland. Ingevolge het Koninklijk Besluit van 8 februari 1818 nr. 52 werden de visserijen op de Zeeuwse wateren ten algemene gebruike van de bewoners van beide oevers gelaten. Bij het KB van 27 juli 1820 nr. 70 werd bepaald dat de visserijen op de Schelde en Zeeuwse stromen onder het beheer der administratie der Domeinen zouden worden gebracht.
De Permanente Commissie uit het Amortisatie Syndicaat werd bij het KB van 26 augustus 1825 belast met het beheer der visserijen op de Schelde en Zeeuwse stromen. Hieraan werd een 'Kolegie' toegevoegd onder de naam van Bestuur der Visserijen op de Schelde en Zeeuwse stromen. Dit Bestuur bestond uit twaalf leden met een secretaris-penningmeester en een opziener der visserijen. Het Bestuur werd gevestigd te Tholen. Tevens werd er bij bovengenoemd KB een reglement vastgesteld.
Het reglement stelde voorop dat alle ingezetenen van het Rijk op de Schelde en Zeeuwse stromen, behorende tot het domein van de Staat, op de banken en in de wateren mochten vissen en rapen, met uitzondering van de buitendijkse gronden behorende tot het markiezaat van Bergen op Zoom en de Verdronken landen van Zuid-Beveland, welke visserijen bij bijzondere concessie aan de vissers in het land van Bergen op Zoom en van Tholen waren afgestaan.
Van 1830 tot en met 1839 werden aan de vissers van de oproerige provincies geen consenten verstrekt en werden de Belgische leden niet opgeroepen voor de vergaderingen van het Bestuur. Het reglement ter uitvoering van art. 9 van het tractaat van 19 apr. 1839 bracht hierin echter verandering. De visserijen en de vishandel zouden op voet van gelijkheid door de twee landen worden uitgeoefend. Dit betreft echter alleen de Westerschelde met alle daarop uitkomende wateren.
Bij het KB van 17 juli 1875 werd het gebied van het Bestuur verdeeld in districten, n.l. Middelburg, Goes, Tholen, Neuzen, Zierikzee, Bergen op Zoom en Goeree-Overflakkee. Het Bestuur bestond uit zeven leden, waaronder de voorzitter.
Het KB van 6 juli 1897 bracht hierin weer verandering. Er kwamen toen vijf districten n.l. Walcheren, Noord- en Zuid-Beveland; Zeeland bezuiden de Westerschelde; Tholen, Sint Philipsland en Goeree-Overflakkee; de gemeenten van Noord-Brabant, aan de Schelde en Zeeuwse stromen grenzende; Schouwen-Duiveland. De vijf leden van het Bestuur hadden zitting voor de bovengenoemde districten. De voorzitter was geen district toegewezen. Deze samenstelling bleef tot het KB van 23 juli 1956 hieraan een einde maakte. Men liet het districtenstelsel los. Eén lid, tevens voorzitter, werd voor onbepaalde tijd benoemd. De overige zeven leden werden sedertdien voor vijf jaar aangesteld. Voor de benoeming van vier leden werden door de minister enige representatieve organisaties van belanghebbenden aangewezen, die gezamenlijk een aanbeveling van twee kandidaten konden opmaken.
Na de opheffing van het Amortisatie-Syndicaat in 1840, kwam het Bestuur onder het Ministerie van Financiën wat tot de invoering van de Visserijwet in 1911 niet veranderd is. Het KB van 26 juni 1911 bepaalde dat het Bestuur ressorteerde onder de Minister van Financiën, maar dat het zich in betrekking stelt tot en handelt overeenkomstig ontvangen opdrachten van de Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel voor al hetgeen niet behoort tot het financieel beheer.
Ook werd in dat jaar de naam van het Bestuur veranderd in het Bestuur der Visserijen op de Zeeuwse stromen, ondanks de protesten van de toenmalige voorzitter die de Schelde niet als een Zeeuwse stroom beschouwde. In 1932 werd het KB van 1911 weer ingetrokken, zodat het Bestuur weer geheel onder het Ministerie van Financiën ressorteerde. Aan het Bestuur was een secretaris-penningmeester toegevoegd, die tot 1896 zijn kantoor te Tholen had, waarna het tot 1923 in Bergen op Zoom werd gevestigd. Hierna werd het kantoor definitief in Middelburg gevestigd. De functie van secretaris-penningmeester werd in verband met bezuiniging met ingang van 1 september 1935 opgeheven. Deze betrekking werd toen gecombineerd met die van voorzitter.
De vergaderingen van het Bestuur bestonden tot 1877 uit maandelijkse vergaderingen van de voorzitter, zijn plaatsvervanger en de leden uit Bergen op Zoom en algemene vergaderingen die bijgewoond werden door alle leden en één maal per jaar gehouden werden.
Op 1 april 1877 trad een Dagelijks Bestuur in werking bestaande uit de voorzitter en twee leden. Het vergaderde zo dikwijls mogelijk. De bevoegdheden waren o.a. de afkondiging van besluiten, kas- en boekencontole, het houden van verpachtingen, het maken van begrotingen en uitvoering van de besluiten van de algemene vergadering. Het Dagelijks Bestuur werd in 1877 opgeheven. Sindsdien moest het Bestuur minstens zes maal per jaar vergaderen. De gebieden waarover het Bestuur zeggenschap had, waren:
1. De buitendijkse en buiten de havenhoofden stromende water in de provincie Zeeland.
2. De tot de provincie Noord-Brabant behorende gedeelten van de Wester- en Oosterschelde, benevens de Eendracht en het Slaak.
3. De tot de provincie Zuid-Holland behorende gedeelten van het Brouwershavense gat, Springersdiep, de Vlieger, Hals, Bieningen of Grevelingen en de Krammer oostwaarts tot de verlengde oostgrens van Zeeland.
Dit laatste punt werd pas in het reglement van 1892 opgenomen. De taak van het Bestuur werd in het KB van 26 juni 1911 als volgt omschreven:
1. De handhaving van de op het stuk der visserijen in de Zeeuwse stromen, de daaraan gelegen open havens en zeegaten geldende voorschriften en met de zorg voor de veiligheid harer belangen.
2. Het beheer der tot het Domein van de Staat gehorende visserijen in die wateren.
3. De bevordering van de belangen der visserij in die wateren, in het algemeen, ook door het opsporen, bekendmaken en helpen invoeren van elders tot stand gebrachte verbeteringen.
In de taakomschrijving in het KB van 23 juli 1956 is het toezicht op de zuiverheid van de voor de consumptie bestemde schelpdieren opgenomen.
Het beheer vond onder andere plaats door het verloten en na 1870 ook door het verpachten/verhuren van visserijpercelen. Op 25 maart 1829 vond de eerste verloting plaats door het Bestuur, n.l. die van de mosselbanken in de Braakman en Westerschelde. De eerste verpachting van visserijpercelen vond veel later plaats. Hoewel het Bestuur sterk tegen verpachten was,-het beriep zich zelfs op een plakkaat van de Staten van Zeeland van 27 april 1584 -, heeft het toch moeten zwichten voor de Minister van Financiën. In 1870 vond de eerste verpachting van een deel van de oesterbank bij Yerseke (de Yersekebank) plaats en sindsdien werden geleidelijk steeds meer banken aan de publieke visserijen onttrokken. De percelen in de Westerschelde en de Braakman werden ingevolge het tractaat van 1839 echter steeds verloot.
In de Eerste Wereldoorlog heeft men naast de publieke verpachtingen ook de mobiele pacht ingevoerd (de pachtsom was hierbij een percentage van de opbrengst). De mobiele pacht was echter alleen voorbehouden aan de leden van de Coöperatieve Vereniging 'Centraal Oesterbureau', ook wel Coczo genoemd. Na twintig jaar werd deze vereniging opgeheven na een moeizaam bestaan door het ontduiken van de pacht en het uittreden van leden. Tijdens de Tweede Wereldoorlog is de publieke verpachting geheel verdwenen. Het Pachtbesluit Visrecht 1941 bepaalde dat de verpachting van een visrecht aan een ander dan de vroegere pachter slechts mogelijk was na goedkeuring van de secretaris-generaal van het Departement van Landbouw en Visserij. De hoogst toelaatbare pacht was de prijs die op 9 mei 1940 gold. Publieke verpachting werd daardoor in feite onmogelijk. In plaats hiervan kwam een systeem van geschatte huurwaarde met toewijzing naar behoefte. Sedertdien sprak men van verhuring.
Het Bestuur stond nu voor het probleem om de cultuurwaarde van een oester- of mosselperceel vast te stellen en de schaarse goede visserijpercelen zo billijk mogelijk onder de vele gegadigden te verdelen. Hiervoor werden twee commissies in het leven geroepen bestaande uit leden van Bestuur en personeel.
In 1877 werd in verband met de verpachtingen en de daaruit voortkomende werkzaamheden en het nodige politietoezicht, op voorstel van het Bestuur, door de Minister een hoofdopziener aangesteld. Op 1 maart 1877 aanvaardde deze de betrekking. Ook werd in dat jaar een stoomboot gehuurd, om diefstal op de verpachte visserijpercelen tegen te gaan. Later werd dit schip vervangen door het patrouillevaartuig Argus.
Het politietoezicht werd geleidelijk aan verbeterd en het aantal vaartuigen van de visserijpolitie uitgebreid. In 1900 werd de functie van hoofdopziener opgeheven en verwierf de voorzitter deze functie. Deze werd ter zijde gestaan door een technisch opziener. Na het overlijden van de voorzitter mr A.J.F. Fokker was men van oordeel dat de taak van de visserijpolitie te veel zou worden voor de nieuwe voorzitter. In 1929 werd toen in een ander vorm de functie van hoofdopziener opnieuw ingesteld.
Van 1909 af tot 1924 was een groot deel van de Zuid-Hollandse visserijen, wat de politie betrof, onder toezicht van de voorzitter. Hiertoe werden twee vaartuigen, de Isis en Osiris, te Moerdijk en Willemstad geplaatst.
Toen in Engeland zich ernstige typhusgevallen hadden voorgedaan na het eten van oesters, heeft het Bestuur op grond van een topografisch- en bacteriologisch onderzoek, dat door de toenmalige voorzitter mr A.J.F. Fokker in rapporten is neergelegd, voor het eerst in 1903 certificaten van onbesmetheid verstrekt. De eerste certificaten verklaarden dat de oesters door hun topografische ligging niet met rioolwater in aanraking konden komen. In 1906 werd voor het bacteriologisch onderzoek in Bergen op Zoom een laboratorium ingericht en een bacterioloog aangesteld.
Om op naleving van alles wat met certificaten te maken had toe te zien, werden sinds 1908 controleurs benoemd in Tholen, Bruinisse en Yerseke. In 1937 werd voor de controleurs te Yerseke een kantoor gehuurd. Het bacteriologisch laboratorium werd na de pensionering van de bacterioloog met ingang van 1 juni 1967 overgenomen door her Rijksinstituut voor Visserijonderzoek (RIVO). Hierna draagt deze instelling de verantwoordelijkheid voor het bacteriologisch onderzoek van de schelp- en schaaldiervisserijen.
Door afsluiting van de zeegaten in het kader van de Deltawerken krompen de taken van het Bestuur allengs in. Na de afsluiting van de zeegaten behoren deze wateren niet langer tot de gebieden der kustvisserij, maar gaan zij deel uitmaken van de gebieden van de binnenvisserij. De logische consequentie hiervoor in het raam van de wettelijke regeling van de visserij en de normale uitoefening van het domeinbeheer ten aanzien van de binnenvisserij op staatwateren is, dat de publiekrechtelijke taak dan wordt vervuld door de Directie van de Visserijen van het Ministerie van Landbouw en Visserij en het privaatrechtelijke beheer overgaat naar de Inspectie der Domeinen te Goes. Deze ontwikkeling heeft zich reeds voltrokken ten aanzien van het Veerse Meer dat in 1961 ontstaan is na de afsluiting van de Zandkreek en het Veerse Gat en in 1971 haar beslag kreeg voor het Grevelingenbekken na afsluiting van het Brouwershavense Gat. Een soortgelijke regeling valt te verwachten na afsluiting van de Oosterschelde.
Los van de Deltawerken heeft de taak van het Visserijbestuur reeds belangrijk aan betekenis ingeboet door de teruggang van de oestercultuur als gevolg van de ernstige vorstschade in begin 1963, welke aanleiding gaf tot de vervroegde wettelijke regeling ter uitvoering van artikel 8 van de Deltawet bij de wet van 16 september 1966 (Stb. 399), houdende tegemoetkoming in de schade van oesterkwekers. Ook de aanleg van het Schelde-Rijnkanaal grijpt op de schelpdiervisserij in.
Na het tot stand komen van de Deltawet in 1958 werd het personeel en het aantal patrouillevaartuigen van de visserijpolitie geleidelijk aan verminderd. Het Bestuur werd bij KB van 12 augustus 1968 nr. 83 opgeheven met ingang van 1 maart 1969 (de voorzitter werd met ingang van deze datum gepensioneerd i.v.m. het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd). De taken van het Visserijbestuur werden overgenomen door de Dienst der Domeinen, de Rijkspolitie te Water en voor wat betreft het Ministerie van Landbouw en Visserij door de Algemene Inspectie Dienst (AID) en de Inspecteur der Visserijen in algemene dienst ressorterende onder de Directie der Visserijen. Het bacteriologisch onderzoek was zoals gezegd reeds met ingang van 1 juni 1967 door het RIVO overgenomen.
2. Geschiedenis van de archieven en verantwoording van de bewerking
3. Aanwijzingen voor de onderzoeker
4. Bronnen

Kenmerken

Datering:
1825-1969
Andere namen:
Bestuur der Visscherijen op de Zeeuwsche Stroomen, Visserijbestuur, Visserijpolitie
Omvang:
95 meter
Openbaarheid:
Geen beperkingen
Toegankelijk:
Inventaris
Jaar bewerking:
1974
Titel publicatie:
J.P.B. Zuurdeeg, Inventaris van de archieven van het Bestuur der Visserijen op de Zeeuwse Stromen, 1825-1969 (Middelburg 1974)
Inzage:
Studiezaal, in origineel
Raadpleegvestiging:
Middelburg, Hofplein
Collectie:
Rijksarchief in Zeeland