Uw zoekacties: Geneeskundig Staatstoezicht in Noord-Holland

87 Geneeskundig Staatstoezicht in Noord-Holland ( Noord-Hollands Archief )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Bij besluit van het Uitvoerend Bewind van de Bataafse Republiek van 3 januari 1801 nr. 35 wordt vastgesteld, dat in elk departement twee departementale commissies van Geneeskundig Bestuur zullen zijn, met uitzondering van het departement van de Amstel, dat slechts één commissie zal hebben. Deze laatste zal gevestigd worden te Amsterdam; voor het departement Texel te Leiden en Haarlem. Al deze maatregelen zijn echter provisioneel. Nader wordt de zaak geregeld bij publicatie van het Staatsbewind van 20 maart 1804 nr. 7; hierbij krijgt elk departement een departementale commissie van Geneeskundig Onderzoek en Toevoorzicht, Holland echter drie, in Den Haag, Amsterdam en Dordrecht, "of op zoodanige andere plaatsen van het departement, als het bestuur van hetzelve zulks zal goedvinden". Aan elk van de drie commissies zal een bepaald district worden aangewezen, op voordracht van de commissies goed te keuren door het departementaal bestuur. Bij publicatie van het Staatsbewind van 23 april 1804 nr. 40 is een en ander geregeld, maar voor Holland is de zaak niet tot uitvoering gekomen; vergelijk hiervoor Index 1804 en 1805 op de besluiten van het departementaal bestuur genaamd Geneeskundig Toevoorzicht. Bij publicatie van Hun Hoog Mogenden, vertegenwoordigende het Bataafse Gemenebest, van 7 maart 1806 nr. 6, houdende Additionele artikelen tot de verordeningen van 20 maart 1804, wordt in art. 2 bepaald, dat elk departement één commissie zal hebben, Holland echter vier, behalve die in Den Haag, te Amsterdam, Haarlem en Dordrecht; ieder zal een bepaald district krijgen volgens verdeling, die door de commissies binnen drie maanden na deze organisatie, aan de secretaris van Staat voor de Binnenlandse Zaken voorgedragen en door deze met overleg van het departementaal bestuur gearresteerd zal worden.
Bij staatsbesluit van de Bataafse Republiek van 28 april 1806 nr. 5 is dit nader geregeld, terwijl uit het verbaal van het verhandelde bij de secretaris van Staat van 6 mei 1806 blijkt, dat de eerste vergadering van de departementale commissies, o.a. te Amsterdam en Haarlem op 28 mei 1806 zal worden gehouden, wat blijkens de notulen ook is geschied. Uit het verbaal van het verhandelde bij de minister van Binnenlandse Zaken van 29 augustus 1806 nr. 5 blijkt de districtsverdeling als volgt: "Het district van Amsterdam zal bepaald worden door de Zuiderzee met de eilanden Marken en Urk tot aan den Wijzenhorn, en vandaar door de Lange Reis, de Ringslooten en de Zaan van het district van Haarlem afgescheiden de Mijzencoog, de Beemster en Knollendam daaronder begrepen, voortgaan langs de brug van Halfwegen Haarlem, en het Zuidergedeelte van de Haarlemmermeer tot aan Leijmuiden inclusive, en voorts in zich bevatten alles wat ten Noorden van de Drecht en het Stichtsche territoir gelegen is tot aan de Zuiderzee. Tot het district van Haarlem behooren de eilanden Terschelling, Vlieland, Texel en Wieringen en dat gedeelte van Noord-Holland, 't welk door de Lange Reis, de Ringslooten en de Zaan van het district van Amsterdam wordt afgescheiden, Winsche (lees Winckel), Nieuwe-Niedorp, de Heer-Huijgenswaard, de Schermer en Sterremeer daaronder begrepen, hetzelve vervolgd langs de brug van Halfwegen Haarlem en de Haarlemmermeer tot aan Leijmuiden, en vandaar langs de Drecht en het Stichtsche territoir voortgaande tot aan Woerden bevat hetzelve dat gedeelte van Zuid-Holland, 't welk ten Noorden van den Rijn gelegen is, van Woerden af tot aan Catwijk aan Zee toe, de steden en dorpen, die door den Rijn worden doorsneden, of daaraan onmiddellijk gelegen zijn, daaronder begrepen".
Door het inlijvingsdecreet van 9 juli 1810 werd aan de oude toestand langzamerhand een einde gemaakt, waarover de dozen 183 "Jury de médecine" en 191 "Police médicale", in het archief van de Préfecture alhier, verdere opheldering geven. Bij Keizerlijk en Koninklijk decreet van 18 oktober 1810 art. 215 (Fortuijn III blz. 215) is bepaald, dat het geneeskundig toezicht zal worden uitgeoefend "op voet volgens de verordeningen en door de thans bestaande personen". Bij decreet van 8 november (Fortuijn I Inleiding blz. 13) zijn de Franse wetten ingevoerd, waaronder verschillende geneeskundige enz. (Fortuijn blz. 61-62.) Volgens aanschrijving van de minister van Binnenlandse Zaken van 15 december 1810 nr. 15 aan de commissie te Haarlem is bepaald, dat vanaf de ontvangst van de aanschrijving het ressort van elke commissie zich zal bepalen tot het departement, waarin deze gevestigd is; dat de Haarlemse zal hebben alles wat behoort tot het tweede kwartier van het departement Amstelland behalve de eilanden Urk en Marken, met bijvoeging van het territoir vanaf Halfweg tot aan de Noordzee; de Amsterdamse krijgt het eerste kwartier met de beide bovengenoemde eilanden, met uitzondering van hetgeen verder dan Halfweg ligt.
N.B. De indeling in departementen is vastgesteld bij publicatie van 13 april 1807, de omschrijving der kwartieren bij publicatie van 20 april 1807; zie Verzameling van Wetten enz. II p. 45; eerste kwartier Amstelland omvat het gebied zuidelijk van Amsterdam, Haarlem en omstreken tot en met Velsen, dus alles bezuiden het IJ; het tweede kwartier alles benoorden het IJ. Wegens inkortingen van het gebied krijgt de Amsterdamse commissie een schadeloosstelling aan de kant van Utrecht; vgl. verderop de correspondentie in januari 1815.
Bij decreet van 6 januari 1811 (Fortuijn I Inleiding blz. 69) wordt bepaald, dat de wetten enz. van kracht door de decreten van 22 juni en 22 november 1810 (lees 8 november) in enige departementen vanaf 1 maart ook voor de zeven Hollandse zullen gelden. Blijkens schrijven van de indendant d'Alphonse aan de Prefect De Celles (doos 191) deelt deze hem het decreet van 6 januari mede. De indendant deelt de prefect 15 juni mede (doos 191), dat hij de minister van Binnenlandse Zaken gevraagd heeft, nu de wet van 19 Ventôse An II van kracht is verklaard door de decreten van 8 november en 6 januari ll., of de departementale commissies geacht worden te zijn opgeheven en vervangen door de jury médical, bij die wet ingesteld; de minister heeft juist geantwoord, de departementale commissies tot januari te handhaven, maar onafhankelijk van de "commissaire général de la police médicale", die zijn functie op 1 januari neerlegt. Volgens minuten nr. 915, 3de division d.d. 18. juni schrijft De Celles de commissies te Utrecht, Amsterdam en Haarlem aan die ministeriële last uit te voeren. Blijkens minuten nr. 1; 3de division d.d. 2 januari antwoordt De Celles de Amsterdamse commissie op haar brief van 1 januari, dat hij haar verzoekt in functie te blijven tot de nieuwe orde van zaken. Bij decreet van 2 april (doos 183, 191) wordt bij art. 3 de Jury de médecine in de verschillende Hollandse departementen ingesteld voor de tijd van vijf jaar, te rekenen vanaf 1 januari 1812. Voor het departement van de Zuiderzee worden de heren Vrolik en Haakman benoemd met professor Brugmans te Leiden als voorzitter van de jury's in de departement de l'IJssel supérieur, du Zuijderzee, des Bouches de l'Escaut en des Bouches du Rhin.
Blijkens minuut 3de division nr. 1735/589 d.d. 27 juni zijn bij arrêté van deze dag vier apothekers in de jury benoemd. Blijkens minuut 3de division 2477/716bis d.d. 23 september is bij arrêté van deze dag bepaald, dat de archieven van de voormalige departementale commissies aan de prefect moeten worden gezonden, wat deze blijkens de minuut aan de sous-prefecten van Haarlem en Utrecht en de maire van Amsterdam gelast; na enige briefwisseling over en weer, blijkens doos 191 en de minuten van De Celles, is dit geschied. De voorzitter van de departementale commissie te Utrecht zendt De Celles 16 oktober (doos 191) het archief met inventaris, welke nog aanwezig is. De maire van Amsterdam zendt De Celles 21 Oktober (doos 191) de archieven van de departementale commissies te Amsterdam van 1801-1806 en 1806-1812 met inventarissen d.d. 20 oktober in het Hollands en Frans, welke nog aanwezig zijn. De sous-prefect van Haarlem zendt De Celles (doos 191) het archief van de Haarlemse commissies met dubbele inventaris, waarvan een nog te vinden is. De Celles zendt de Jury de médecine blijkens minuut nr. 3096/789 3de division d.d. 16 november de bovengenoemde archieven. De jury bericht de ontvangst van de archieven (doos 191). Na de Franse tijd is alles weer op de oude voet geregeld. Bij Koninklijk besluit van 29 januari 1814 nr. 72 Staatsblad nr. 22 zijn volgens:
art. 1. de Franse wetten en inrichtingen afgeschaft, de leden der jury's ontslagen; art. 2 de departementale en plaatselijke commissies hersteld, op voet als voor de inlijving; art. 3 moeten deze zich richten naar de publicatie van 20 maart 1804 en de additionele artikelen van 7 maart 1806 enz.; art. 7 zullen de notulen, boeken, papieren, instrumenten enz., door de jury's overgenomen, worden teruggegeven. Bij missive van 7 januari 1815 verzocht de Staatsraad gouverneur, van Noord-Holland aan de Amsterdamse en Haarlemse commissies o.a. de verdeling der provincie tussen de beide commissies. In haar antwoord van 9 januari geeft de commissie te Amsterdam haar misnoegen te kennen over de verdeling van 15 december 1810, geeft de oude verdeling op van 1806; in 1810 is aan de Utrechtse kant schadeloosstelling gegeven, omdat Noord-Holland haar ontnomen is, behalve Urk en Marken. (De commissie bedoelt blijkbaar Noord-Holland benoorden het IJ).
De Gouverneur gelast, dat de bepalingen van 15 december 1810 in stand zullen blijven totdat er andere komen, en dat de gemeenten Abcoude, Vinkeveen, Baambrugge, Vreeland, Kortenhoef, Nederhorst den Berg en Uithoorn weer thans onder de provincie Utrecht zijn gebracht en derhalve voor het geneeskundige tot de commissie van die provincie behoren. Bij de wet van 12 maart 1818 Staatsblad no. 10 en volgende Koninklijke besluiten is het geneeskundig staatstoezicht definitief geregeld. Bij de wet van 1 juni 1865 Staatsblad no. 58 is een geheel nieuwe verandering ingetreden en zijn de oude provinciale commissies van geneeskundig onderzoek en toevoorzicht volgens de wet van 12 maart 1818 opgeheven en is het geneeskundig staatstoezicht volgens art. 2 opgedragen aan: a. inspecteurs en adjunct-inspecteurs. b geneeskundige raden; art. 27 houden de provinciale en plaatselijke commissies op te bestaan. Volgens ministeriële aanschrijving van 1 juni aan de Amsterdamse en Haarlemse commissies treden de wetten, regelende het geneeskundig staatstoezicht, op 1 november in werking. Blijkens ministeriële aanschrijving van 27 oktober aan de Amsterdamse en Haarlemse provinciale commissies worden deze gelast de archieven over te dragen aan dr. J. Penn te Amsterdam, inspecteur van het Geneeskundig Staatstoezicht, opgeroepen om op 1 november 1865 zijn functie te aanvaarden en heden beëdigd.
Deze archieven zijn blijkbaar in 1878 naar het raadhuis van Amsterdam overgebracht; ze zijn in 1893 en volgende jaren door het gemeentebestuur geschonken aan het Rijksarchief in Noord-Holland vgl. Verslagen omtrent 's-Rijks oude Archieven over 1893, blz. 193, 1894, blz. 176, 1896, blz. 206, 1901, blz. 180, 1904, blz. 170, 1912, blz. 253, 255. Het archief van de Inspecteur 1865-1902 berust thans te Utrecht in het laboratorium van de Gezondheidsraad. Van Zeeland verscheen in bovengenoemde Verslagen over 1899 reeds een inventaris van de archieven van het geneeskundig staatstoezicht aldaar 1801-1890 van de hand van mr. Fruin.
Inventaris
6. Provinciale Commissie van Geneeskundig Onderzoek en Toevoorzicht te Haarlem (1814-1865)
146-147 Jaarverslagen, uitgebracht aan de minister van Binnenlandse Zaken, 1814-1864
87 Geneeskundig Staatstoezicht in Noord-Holland
Inventaris
6. Provinciale Commissie van Geneeskundig Onderzoek en Toevoorzicht te Haarlem (1814-1865)
146-147
Jaarverslagen, uitgebracht aan de minister van Binnenlandse Zaken, 1814-1864
Uiterlijke vorm:
2 pakken
NB:
Vanaf 1824 zijn de verslagen van de commissies voor de winkelvisitaties als bijlage bij het jaarverslag opgenomen. Zie ook inv.nr. 165
Organisatie: Noord-Hollands Archief
Erfgoedstuk

Kenmerken

Datering:
1801-1871
Omvang in meters:
17,00
Periode documenten:
1801-1871
Openbaarheid:
openbaar
Raadpleegmogelijkheid:
Haarlem, Jansstraat, raadpleging mogelijk na transport
Gebruiksinformatie:
Inventaris inv. nrs. 1-192.
Categorie: