Uw zoekacties: Stads- en Gemeentebestuur van Beverwijk (Gemeente Beverwijk)

3769 Stads- en Gemeentebestuur van Beverwijk (Gemeente Beverwijk) ( Noord-Hollands Archief )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
1. Ontstaan van de stad
2. Stad en stadsheren
3. Stadsbestuur tot 1573
4. Stadsbestuur 1573-1795
3769 Stads- en Gemeentebestuur van Beverwijk (Gemeente Beverwijk)
Inleiding
4.
Stadsbestuur 1573-1795
Organisatie: Noord-Hollands Archief
Tot 1629 bleef het dagelijks bestuur in handen van twee burgemeesters, die voor één jaar werden gekozen door de schepenen, met de mogelijkheid van verlenging van ten hoogste nog een jaar. In de praktijk betekende dit dat nieuwe burgemeesters de besluiten van hun afgetreden voorgangers weer veranderden of terugdraaiden. In 1629 was men tot het inzicht gekomen dat deze wijze van besturen niet effectief was. Daarom vroeg het gehele 'corpus' van de stad, namelijk burgemeesters, schepenen, kiesmannen, thesauriers, weesmeesters, kerkmeesters, gasthuismeesters en leproosmeesters, dus alle bekleders van regentenfuncties, aan de Staten van Holland toestemming om een vroedschap in te stellen om de continuïteit van het bestuur te waarborgen. Blijkbaar was de middeleeuwse vroedschap geleidelijk in het niets verdwenen.
Op 29 maart 1629 bepaalden de Staten van Holland het volgende. Er zou een vroedschap van 12 personen ingesteld worden. Voor de eerste keer zou de Prins van Oranje uit een door de stad voorgedragen dubbeltal kiezen voor het leven. Aanvulling van de vroedschap zou verder door coöptatie geschieden. Deze vroedschap koos voortaan jaarlijks de vijf kiesmannen, die we nog kennen van de regeling in 1497, en deze benoemden dan weer zeven nieuwe schepenen. De schepenen benoemden op hun beurt twee burgemeesters. Een van de burgemeesters kwam voort uit de vroedschap, de ander uit het schepencollege. Blijkens het 'electieboek', dat in 1754 begint, werden de kiesmannen toen overigens niet door de vroedschap, maar door de aftredende schepenen gekozen. In de praktijk kwamen in de achttiende eeuw beide burgemeesters voort uit de vroedschap. Van de schepenen moesten tenminste drie van de zeven uit de vroedschap afkomstig zijn, maar ook hier was het aandeel van vroedschapsleden in de praktijk hoger.
Afbakening van taken tussen burgemeesters en vroedschap was niet vastgelegd. Bij andere Hollandse steden bogen de vroedschapscolleges zich met name over landszaken, dus over zaken die bij de Staten van Holland aan de orde waren. Maar dit was in Beverwijk niet het geval, want Beverwijk was geen stemhebbende stad meer en dus niet vertegenwoordigd in de Staten van Holland.
De vroedschap kwam een of tweemaal per maand bijeen, met of zonder de burgemeesters, zoals het uitkwam. Burgemeesters stemden mee in de vergaderingen. Het zijn van vroedschapslid of burgemeester was eigenlijk niet te verenigen met het schoutambt, maar Jacob Gool van Bosvelt was hoofdschout van Beverwijk, baljuw van Blois (1692-1733), vanaf 1716 vroedschapslid, en in 1717 burgemeester.
Hoewel het officieel aan niet-hervormden verboden was overheidsfuncties uit te oefenen, was het met speciale dispensatie in de zeventiende eeuw wel mogelijk: zo had Beverwijk als vroedschapsleden en burgemeesters de katholieke Jacob Jansz. Slommer en Willem Barthelmyess. In de achttiende eeuw komt het niet meer voor dat katholieken vroedschap, schepen of burgemeester zijn.
Het schoutambt moest de stad na de verwoestingen in de jaren 1572-1576 en de daaruit volgende armoede als onderpand voor een flinke geldlening geven aan de heren van Assendelft, samen met het recht om enkele functionarissen te benoemen. Rond 1650 was de stad niet bij machte gebleken de geldlening af te lossen, terwijl de heer van Assendelft eigenlijk wel graag contanten wou zien. Daarom werd de lening met onderpand overgenomen door de Rekenkamer van de Domeinen van Holland in 's-Gravenhage.
In praktijk werd het schoutambt en de functie van baljuw van Blois vaak door een en dezelfde persoon uitgeoefend. In het Beverwijkse raadhuis hield deze baljuw van Blois ook zijn zittingen. In 1730 werd het schoutambt gesplitst in twee functies: de schout-civiel die de lage rechtspraak had en de hoogschout of hoofdofficier die de schepenbank voorzat als zwaardere delicten berecht moesten worden.
De lagere regenten als weesmeesters, thesauriers, kerkmeesters, gasthuismeesters en regenten van het weeshuis werden ieder jaar op Goede Vrijdag aangesteld door burgemeesters, schepenen en vroedschap. Zij konden zowel vanuit de vroedschap als daarbuiten komen.
Het thans afgebroken raadhuis, waar het stadsbestuur zetelde en schout en hoogschout/baljuw recht spraken, lag aan de Breestraat en bestond uit drie gebouwen. In de vijftiende of eerste helft van de zestiende eeuw bestond het nog maar uit één gebouw en was gelegen naast het gasthuis. Dit gasthuis was in 1399 uitgebreid met het terrein van de toen afgebroken lakenhal. Na de verwoestingen in 1572-76 was er zowel van het raadhuis als van het gasthuis weinig overgebleven. Het gasthuis werd niet meer opgebouwd, maar het goederenbezit werd gebruikt om armen te ondersteunen. Het gehele complex werd weer opgebouwd als raadhuis, in 1775 en 1868 verbouwd en in 1984 gesloopt. Voor dit raadhuis stonden als symbool voor het feit dat daar de hoge rechtspraak werd uitgeoefend een kaak en een geselpaal, beide zijn, zoals ook overal elders, in 1795 verwijderd.
5. Intermezzo: van stad naar ambachtsheerlijkheid
6. Stadsbestuur 1795-1817
7. Functionarissen
8. De Commanderij en andere geestelijke goederen
9. Economische ontwikkeling
10. Kerkelijk leven
11. Gasthuis
12. Schutterij
13. Archief
14. Verantwoording van de werkwijze en aanwijzingen voor de gebruiker
15. Geraadpleegde literatuur
Erfgoedstuk

Kenmerken

Datering:
1298-1817
Omvang in meters:
19,00
Periode documenten:
1298-1817
Openbaarheid:
openbaar
Raadpleegmogelijkheid:
Gebruiksinformatie:
Inventaris inv.nrs. 1-210, 213-214, 223-513, 536-634. Inv.nr. 115 ontbreekt. Regestenlijst en lijsten van leden van het stadsbestuur, 1642-1817, secretarissen, 1630-1867, ambachtsheren en -vrouwen, 1730-1834, in de inventaris.
Gemeente:
Beverwijk