Uw zoekacties: Geuns, Jan van, te Haarlem

3629 Geuns, Jan van, te Haarlem ( Noord-Hollands Archief )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Jan van Geuns is op 10 augustus 1799 in Haarlem geboren als zoon van de doopsgezinde predikant Matthias van Geuns en van Trijntje Cornelis Sijtsis (of Sytses). Hij huwde in 1827 met Johanna Petronella van der Wissel (1806-1854) en overleed op 23 oktober 1865 in Haarlem.
Van Geuns begon zijn loopbaan als apotheker, maar zocht in 1828 zijn heil in het produceren van voorwerpen van veerkrachtige gom (ook wel rubber of caoutchouc genoemd). In zijn fabriek aan de Doelstraat, sinds 1839 aan het Zuider Buiten Spaarne, vervaardigde hij bijvoorbeeld vloeibare gom, chirurgische instrumenten van rubber, met vloeibare gom gedoubleerde stoffen voor regenjassen en brandspuitslangen, die zowel bij felle kou als bij zomerhitte waterdicht en buigzaam bleven. Hij behoorde daarmee tot één van de eersten die zich hierop toelegden. In de eerste helft van de 19e eeuw werden weliswaar verschillende fabrieken ter verwerking van veerkrachtige gom opgericht - onder andere in Amerika - maar de tegenslag van het hard worden van de voorwerpen in de kou en het kleverig worden in de zon deed vele fabrieken al snel de das om. Dat de fabriek van Van Geuns succesvol bleek was te danken aan het feit dat Van Geuns zich al voor 1837 bezig hield met het vulkaniseren van rubber, verscheidene jaren vóór het Amerikaanse bedrijf Goodyear in 1840 waarnam dat door bij zekere temperatuur zwavel toe te voegen aan rubber de elasticiteit en sterkte toenemen. Van Geuns is dus een pionier geweest.
Nadat de fabriek aan het Zuider Buiten Spaarne was gevestigd associeerde Van Geuns zich met de heer H. de Clercq, die na het overlijden van Van Geuns in 1865 de zaak alleen voortzette. In 1876 deed De Clercq de zaak over aan de heer A. Merens welke samen met zijn broer de zaak als firma Gebr. Merens voorzette.
In zijn hoedanigheid als fabrikant van voorwerpen van veerkrachtige gom heeft Van Geuns een bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van de duikerkunst. Aanvankelijk werd vaak gebruik gemaakt van een duikerklok: een stolpvormig toestel waarin men onder water kon werken. Een niet in alle opzichten praktisch apparaat omdat men aan de plaats daarbinnen gebonden was. In Engeland had de Nederlandse regering een duikertoestel volgens de laatste constructie aangekocht. Zo werd in 1836 het zgn. helmduiken bij de Nederlandse marine ingevoerd. Van Geuns werd - in opdracht van de regering - belast met de vervaardiging van de benodigde toestellen voor de marine conform het uit Engeland meegebrachte model. Dankzij de toepassing van veerkrachtige gom was de duiker door dichte en toch buigzame kleding beschermd met behoud van zijn natuurlijke warmte in staat zich meer naar willekeur te bewegen en werk te verrichten, daarbij geregeld voorzien van verse lucht voor de ademhaling. Echter bij gebrek aan voortzetting van de zaak van regeringswege en teleurgesteld in hun verwachting tot verdere levering hebben de beide fabrikanten geprobeerd de belangstelling van particulieren te wekken. Toen deze poging mislukte zijn Van Geuns en compagnon zelf gaan experimenteren met de nieuwste door hun vervaardigde verbeteringen aan de duikertoestellen. Men is er bovendien in 1845 toe gekomen om beletselen onder water, zoals rotsen, verzandingen enz., door kruidmijnen uit de weg te ruimen. De kruidmijnen werden met behulp van isolerende gom door galvano-elektrische batterijen aangestoken. Een tot dan niet eerder in Nederland gebruikte methode.
De experimenten werden aanvankelijk beperkt tot de binnenwateren: de sluis van Spaarndam werd onderzocht met behulp van het duikertoestel en een steen bestemd voor de spoorbrug over het Spaarne werd van de bodem gehaald. Het grote werk diende zich aan toen in het najaar van 1842 het tjalkschip De Jonge Pieter geladen met Engels aardewerk en staven lood zonk voor de kust van Zandvoort. Na vele duikpogingen lukte het Van Geuns en zijn duiker Van den Bronk om een niet onbelangrijke hoeveelheid aardewerk en 50 staven lood te bergen. Op 15 december 1842 moest de operatie vanwege de kou gestaakt worden.
Aangemoedigd door het succes van deze berging viel de aandacht van de fabrikanten op de hun sinds jaren bekende Lutine. Zij zochten contact met de commissie uit deelhebbers in de onderneming tot berging van de lading uit het wrak van The Lutine. Het Engelse fregatschip, onder commando van kapitein Lancelot Skinner, was in 1799 bij Terschelling gezonken met aan boord een grote hoeveelheid goud en zilver. Er werd een contract gesloten waarbij Van Geuns & Co. aanspraak konden maken op een zesde deel van de zuivere waarde van al hetgeen dat door hun zou worden geborgen. In 1843 zijn diverse bergingspogingen ondernomen helaas zonder noemenswaardig succes. Het onophoudelijk slechte weer en geldgebrek waren daar oorzaken van. Van Geuns bleef echter geloven in de berging van de schat van The Lutine en probeerde de publieke opinie meer voor de zaak te winnen. Hij werd daarin gesterkt door zijn succesvolle bergingen van ladingen van andere schepen gezonken in de omgeving van Texel, Terschelling en in het IJsselmeer. Geldgebrek bleef hem helaas parten spelen. Ondertussen had Van Geuns een lening genomen om een Naamloze Vennootschap op te kunnen richten onder de naam 'Duiker Reederij' waarvan de termijn eindigde. Deze lening was gelijktijdig geopend met andere leningen nodig om zijn fabriek in stand te houden. Nu bleek de financiële druk te zwaar. Teneinde raad richtte hij een adres aan de koning met het verzoek om een commissie van deskundigen te benoemen om te oordelen over de zaak. Dit adres werd in februari 1848 afgewezen. Hiermee kwam een einde aan zijn duikavontuur waarin hij zich met hart en ziel had gestort. Zelf schreef hij: "Verdrietig over naar mijn inzien onverdiende teleurstelling, was ik al half en half van plan er nimmer iets weder aan te doen."
1. Geschiedenis van het archief
2. Geraadpleegde literatuur en bronnen
Inventaris1842-1849, 1865(1866)
3. Stukken betreffende overige bergingswerkzaamheden
3629 Geuns, Jan van, te Haarlem
Inventaris1842-1849, 1865(1866)
3.
Stukken betreffende overige bergingswerkzaamheden
Organisatie: Noord-Hollands Archief
Erfgoedstuk

Kenmerken

Datering:
1842-1849
Omvang in meters:
0,05
Periode documenten:
1842-1849, 1865 (1866)
Openbaarheid:
openbaar
Raadpleegmogelijkheid:
Gebruiksinformatie:
Inventaris in band 44.9 inv. nrs. 1-13. Het archief is fragmentarisch. Als fabrikant van voorwerpen van veerkrachtige gom heeft Jan van Geuns (1799-1865) een bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van de duiksport. Het archief bevat onder andere stukken betreffende de poging van Van Geuns tot berging van de lading van het, in 1799 bij Terschelling gezonken, Engelse fregatschip The Lutine.
Gemeente:
Haarlem