Uw zoekacties: Ridderschap van Noord-Holland

22 Ridderschap van Noord-Holland ( Noord-Hollands Archief )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
De Grondwet van 1814 herstelde het stelsel van de standenvertegenwoordiging in de Provinciale Staten en daarmee ook de Ridderschappen (art. 77), die in 1795 waren afgeschaft. Bij Soeverein Besluit (SB) van 28 augustus 1814 nr. 14 werden de leden van de Ridderschappen benoemd. In Holland constitueerde het college zich op 30 maart 1815 (ingevolge SB van 17 februari 1815). In hetzelfde jaar werd een reglement ontworpen, dat bij KB van 3 juli 1816 nr. 106 werd goedgekeurd (vgl. de gedrukte notulen van Provinciale Staten 1817, p. 291 e.v.). Om voor benoeming of toelating tot de Ridderschap in Holland in aanmerking te komen, moest men aan verschillende eisen voldoen, onder meer ofwel het bezit in volle onbezwaarde eigendom van vaste goederen, heerlijkheden of tienden (in Holland gelegen) ter waarde van f20.000,- ofwel f2000,- aan rente op het Grootboek van de Werkelijke Schuld; een combinatie van beide was ook mogelijk.
De belangrijkste bevoegdheid van de Ridderschap was het kiezen van een deel van de leden van Provinciale Staten: in Holland 14 van de 90 leden, tegen de steden 49 en de landelijke stand 27. Ook in het uit de Provinciale Staten gekozen college van Gedeputeerde Staten had een vertegenwoordiger van de Ridderschap zitting. Om aan het vereiste aantal leden voor de Ridderschap te kunnen voldoen, moest in Holland een aantal personen in de adelstand worden verheven. Artikel 12 van het reglement van 1816 stelde uitdrukkelijk vast, dat het college zich diende te onthouden van 'alle zaken van algemeen bestuur'. Wel hield men zich bezig met huishoudelijke zaken als de advisering over toelating van nieuwe leden en het beheer van het Fonds van de Ridderschap, dat diende tot ondersteuning van weduwen en wettige afstammelingen van leden van de Ridderschap.
Na de scheiding van Noord- en Zuid-Holland in 1840 kwamen er in beide provincies afzonderlijke Ridderschappen. In de Staten van Noord-Holland kreeg de Ridderschap nu 6 van de 72 leden, tegen de steden 44 en de landelijke stand (het platteland) 22. In de jaren 1840 nam de kritiek op de standenvertegenwoordiging in de Staten toe; zo stelde Thorbecke, dat de grondslag voor het kiesrecht van de Ridderschappen vervallen was, aangezien deze niet meer (als vóór 1795) het platteland vertegenwoordigden. De Grondwet van 1848 schafte de standenvertegenwoordiging af: de leden van Provinciale Staten werden nu bij rechtstreekse verkiezingen door de stemhebbende burgers gekozen. Aan de Ridderschappen was dus na 1848 hun belangrijkste functie, die van kiescollege, ontnomen. In Noord-Holland rekte de Ridderschap, die als regel elk jaar eenmaal te Amsterdam bijeenkwam, zijn bestaan tot 1860, in welk jaar het college zich besloot op te heffen.
In het archief van de Ridderschap (omvang 0,5 meter) ontbreken de in enkelvoud opgemaakte en ontvangen stukken uit de jaren 1815-1840; deze berusten in het archief van de Ridderschap van (Zuid-)Holland, in het Nationaal Archief te Den Haag (gedrukte inventaris in: Inventarissen I (1928), p. 209-211). In de laatste vergadering van de Ridderschap van 10 mei 1860 is besloten, dat het archief zou worden geplaatst op de provinciale griffie, wat in 1863 is gebeurd door toedoen van de secretaris Jhr. H. Hoeufft van Velsen (zie inv.nr. 12). In 1931 zijn de stukken tegelijk met het archief Provinciaal Bestuur 1814-1850 overgedragen aan het Rijksarchief in Noord-Holland (zie archief Rijksarchief in Noord-Holland, inv.nr. 81). In een voorlopige inventaris van deze archieven waren de stukken van de Ridderschap beschreven onder de nrs. 50-59 van de zogenaamde 'Verzameling', die voornamelijk bestond uit buiten verbaal gehouden stukken van de Gouverneur en van Gedeputeerde Staten. Bij de herinventarisatie van het archief Provinciaal Bestuur 1814-1850 is het archiefje van de Ridderschap weer afgescheiden. Omdat het slechts om een twaalftal nummers gaat, is afgezien van een nadere onderverdeling en is de oude volgorde gehandhaafd.
Inventaris
12 Oude inventarissen van het archief, z.j. en 1863
22 Ridderschap van Noord-Holland
Inventaris
12
Oude inventarissen van het archief, z.j. en 1863
Omvang:
2 stukken
Organisatie: Noord-Hollands Archief
Erfgoedstuk

Kenmerken

Datering:
1814-1860
Periode documenten:
1814-1860
Openbaarheid:
openbaar
Raadpleegmogelijkheid:
Haarlem, Jansstraat, raadpleging mogelijk na transport
Gebruiksinformatie:
Inventaris inv. nrs. 1-12. De in enkelvoud opgemaakte en ontvangen stukken uit de jaren 1815-1840 bevinden zich in het archief van de Ridderschap van Holland, sinds 1840 van Zuid-Holland, 1814-1850, toegangsnummer 3.02.24, in het Nationaal Archief te Den Haag.
Gemeente:
Provincie Noord-Holland