Uw zoekacties: Arbeidsinspectie Breda, 2e district, 1890 - 1959

824 Arbeidsinspectie Breda, 2e district, 1890 - 1959 ( Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC) )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Historisch overzicht
Arbeidsinspectie 1890-1959
824 Arbeidsinspectie Breda, 2e district, 1890 - 1959
Inleiding
Historisch overzicht
Arbeidsinspectie 1890-1959
De Arbeidsinspectie heeft haar ontstaan te danken aan de onvoldoende naleving van het Kinderwetje van Van Houten en de uitkomst van een in 1886 gehouden parlementaire enquête naar de arbeidsomstandigheden in fabrieken en werkplaatsen. De beperking van de kinderarbeid, het beoogde doel van het Kinderwetje, bleek niet te worden bereikt. De wantoestanden op dit gebied bleven bestaan. De regering zag zich genoodzaakt om in te grijpen. Op voorstel van de minister van Justitie, Ruys de Beerenbrouck, kwam in 1889 de eerste Arbeidswet tot stand. Naast het verbod van arbeid door kinderen beneden de 12 jaar, kwamen er regels voor vrouwen en jeugdigen beneden de 16 jaar. Voor deze groepen schreef de wet het verbod van werken op zondag voor en daarnaast het verbod om op werkdagen langer dan 11 uur te werken. Er werden inspecteurs benoemd, die toezicht moesten houden op de naleving van de wet.
Het land werd verdeeld in 3 districten en in ieder district startte op 1 maart 1890 een inspecteur met zijn werkzaamheden. De 3 inspecteurs ressorteerden rechtstreeks onder het ministerie van Justitie. Al zeer spoedig bleek dat 3 inspecteurs bij lange na niet voldoende waren om zorg te dragen voor een optimale naleving van de Arbeidswet. Bij deze taak kwam in 1895 ook het toezicht op de naleving van de Veiligheidswet 1895, die bepalingen bevatte voor een veilig verblijf van personen in fabrieken en werkplaatsen. De Veiligheidswet bracht een zodanige taakverzwaring met zich mee, dat uitbreiding van het personeelsbestand onontkoombaar was. Dientengevolge werd het personeelsbestand en het aantal districten in 1896 en 1900 uitgebreid.
Inmiddels was de Arbeidsinspectie sinds 1893 komen te ressorteren onder de afdeling Arbeid (en Fabriekswezen) van het ministerie van Waterstaat, Handel en Nijverheid. Van 1901 tot 1905 ressorteerde de afdeling Arbeid onder het ministerie van Binnenlandse Zaken en vanaf 1905 tot 1918 onder het ministerie van Landbouw, Nijverheid en Handel. De taak van de Arbeidsinspectie werd verder verzwaard doordat de dienst ook het toezicht op de naleving van de Phosphorluciferswet (1901), de Caissonwet (1905) en de Steenhouwerswet (1911) toebedeeld kreeg.
Rond 1910 zag de organisatie van de dienst er als volgt uit: ten behoeve van de coördinatie van de inmiddels 9 districten was een Centrale Dienst ingesteld met aan het hoofd een Directeur-Generaal. Onder hem vielen een medisch adviseur, een elektrotechnicus en een scheikundig ingenieur. In ieder district waren naast een districtshoofd (inspecteur) werkzaam een adjunct-inspecteur, een adjunct-inspectrice, een aantal technisch ambtenaren en controleurs en een administratie.
Het toezicht op de naleving van de Arbeidswet van 1911 en de Veiligheidswet van 1915 brachten opnieuw een belangrijke vermeerdering van het werk voor de inspectie.
De normale werkzaamheden van de dienst stagneerden tijdens de eerste wereldoorlog (1914-1918) vrijwel geheel. Daarentegen kreeg de dienst, door de vele kennis die zij van bedrijven bezat, belangrijke taken toebedeeld bij de uitvoering van enkele crisismaatregelen, onder meer de hulp aan bedrijven inzake de brandstofdistributie.
In 1919 volgde een nieuwe Arbeidswet. Het accent van deze raamwet kwam te liggen bij arbeids- en rusttijden voor iedereen. Bij Algemene Maatregelen van Bestuur werd de wet in de loop van de tijd middels het inwerkingtreden van verschillende werktijdenbesluiten verder uitgewerkt. Naast de ambtenaren van de Arbeidsinspectie werden ook de rijks- en gemeentepolitie met het toezicht op de naleving belast en kon de dienst voortaan bij geconstateerde overtredingen verbaliserend optreden.
De afdeling Arbeid, waaronder de Arbeidsinspectie ressorteerde, werd in 1918 ondergebracht bij het nieuwe ministerie van Arbeid. Tot 1933 veranderde de naam van dit ministerie nog tweemaal om tenslotte in 1933 definitief als het ministerie van Sociale Zaken verder te gaan.
De dertiger jaren stonden voor de Arbeidsinspectie mede in het licht van de bestrijding van de werkloosheid. Met name verleende de dienst haar medewerking aan het Werkfonds 1934. Via dit fonds konden werkloze bouwvakarbeiders werk aanvaarden bij grote civieltechnische werken. Daarnaast zorgden het toezicht op de naleving van de Huisarbeidswet (1933), de herziene Veiligheidswet (1934), evenals de Arbeidswet 1919 een raamwet en de Rijtijdenwet (1936) tot een verdergaande inspectietaak.
In juni 1940 werd de dienst door de Duitse bezettingsmacht belast met het toezicht op ontslagzaken. Bij ieder ontslag was voortaan toestemming van de Arbeidsinspectie vereist. In 1943 ging deze bevoegdheid over op de Rijksarbeidsbureaus. Per 1 januari 1942 werd de afdeling Arbeid bij beschikking van de Secretaris-Generaal van 24 december 1941 gesplitst in de Afdelingen Arbeid I en Arbeid II. Onder de Afdeling Arbeid I kwam de Arbeidsinspectie te ressorteren. De Arbeidsinspectie heeft in de Tweede Wereldoorlog gezien de omstandigheden, volgens Mr. J.J. van Dodeweerd, voormalig districtshoofd van de Arbeidsinspectie te Utrecht (1967-1981), normaal gefunctioneerd.
Na afloop van de oorlog, krijgt de dienst er in de ontslagsfeer, via het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945, een adviserende taak bij. Aan de direkteuren van Gewestelijke Arbeidsbureaus worden voortaan adviezen uitgebracht inzake ontslagzaken en werktijdverkorting. Per 1 oktober 1947 veranderen de namen Afdeling Arbeid I en Arbeid II in respectievelijk Afdeling Arbeidersbescherming en Afdeling Arbeidsverhoudingen. In 1956 wordt de Afdeling Arbeidersbescherming opgesplitst in 3 Secties: Sectie Arbeidswet, Sectie Bedrijfspensioenen en Sectie Ondernemingspensioenfondsen. De Arbeidsinspectie komt onder de eerst genoemde Sectie te ressorteren.
Lag het accent van de werkzaamheden voor 1940 meer in de politionele sfeer, na 1945 komt dat meer en meer te liggen bij het scheppen van goede werkverhoudingen in de ondernemingen. De introduktie en instruktie van werknemers wordt steeds belangrijker. Het inzicht ontstaat dat het samengaan van een verantwoord personeelsbeleid en een efficiënt bedrijfsbeheer mogelijk is. In dit licht is het ook, dat de ontwikkeling van wetgeving op het gebied van arbeidsbescherming in versneld tempo haar intrede doet. Zo wordt de dienst in 1951 belast met het toezicht op de naleving van de Silicosewet en in 1952 met de Wet op de gevaarlijke werktuigen, beide met een aantal uitvoeringsbesluiten. In de jaren zestig en zeventig worden in dat kader nog meer wetten ingevoerd, maar deze liggen buiten de periode van de beschrijvende inventaris.
Sinds 1951 telt het land 10 districten van de Arbeidsinspectie en is de organisatie, zoals die sinds 1909 bestaat, nagenoeg ongewijzigd gebleven. De algemene leiding over de districten berust nog steeds bij de Directeur-Generaal van de arbeid.
District Breda 1890-1959
Het archief
Aanwijzingen voor de gebruiker

Kenmerken

Datering:
1890-1988
Vindplaats origineel:
BHIC 's-Hertogenbosch
Categorie: