Uw zoekacties: Gemeentelijk Electriciteits Bedrijf Zeeland

7734 Gemeentelijk Electriciteits Bedrijf Zeeland ( Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC) )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inventaris
In de tweede helft van de 19e eeuw zag een nieuw fenomeen het licht: elektriciteit. Reeds in 1880 werd door Edison de eerste elektrische centrale te New York gesticht. Maar het zou nog enige decennia duren voordat in Nederland de elektriciteitsvoorziening een feit werd. Weliswaar waren er al vanaf 1885 blokcentrales actief in Nederland, maar die hadden zo’n beperkte capaciteit dat van een structurele voorziening in de elektriciteitsbehoefte geen enkele sprake was. Vanaf 1895 ontstaan de eerste zelfstandige gemeentelijke elektriciteitsbedrijven. De regering zag deze ontwikkeling gaandeweg met lede ogen aan. Zij was van mening dat al deze eigen centrales een algemene elektriciteitsvoorziening in de weg stonden. In 1911 riep ze een Staatscommissie in het leven die haar van advies zou kunnen dienen over de vraag “welke maatregelen genomen kunnen worden om te bevorderen, dat in de behoefte aan elektrische kracht, welke in verschillende streken des lands en met name ten plattelande bestaat, op zoo doeltreffend en zoo economisch mogelijke wijze worde voorzien”. In 1914 kwam haar rapport uit dat pleitte voor een gewestelijke benadering van de elektriciteitsvoorziening.
Provinciale Staten waren de centrale overheid echter voor. Op 22 mei 1913 wordt door een Commissie uit de Staten, belast met de bestudering van het vraagstuk der elektriciteitsvoorziening in de provincie Noord-Brabant een brochure uitgegeven waarin wordt gepleit voor een provinciale. Deze centrale zal uiteindelijk bij Geertruidenberg gesticht worden en de naam Dongecentrale krijgen. Een aantal gemeenten (o.a. Breda, ’s-Hertogenbosch) hebben geprobeerd hier nog een stokje voor te steken. Zij waren van mening dat gemeentelijke energiecentrales wel degelijk toekomst hadden. Toch konden deze gemeenten het tij niet meer keren.
De NV Provinciale Noordbrabantsche Electriciteits Maatschappij (PNEM) wordt in 1914 opgericht en komt al gauw met de eerste concrete plannen om Noord-Brabant te voorzien van een elektriciteitsnet.

Op 21 januari 1921 wordt de aanleg van het gemeentelijk elektriciteitsnet gegund aan de fa. Molmans te Boxmeer onder beding dat het net bedrijfsvaardig wordt opgeleverd op 1 juli 1921. Op 23 maart 1921 neemt de gemeenteraad van Zeeland het voorstel van het college van burgemeester en wethouders over om een beheersverordening vast te stellen voor het Gemeentelijk Electriciteitsbedrijf. Tevens wordt in deze vergadering vastgesteld de Verordening op de levering van electriciteit.
De inkomsten en uitgaven van het Gemeentelijk Electriciteits Bedrijf (GEB) worden afgescheiden van de overige inkomsten en uitgaven van de gemeente. Benodigde gelden voor aanleg en uitbreiding van het net worden door de gemeente verstrekt. De dagelijkse leiding van het bedrijf berust bij burgemeester en wethouders. Alle werkzaamheden voortvloeiende uit de exploitatie van het GEB worden opgedragen aan de PNEM.
Op 18 augustus 1926 besluit de raad het GEB met ingang van 1 oktober 1926 aan de PNEM over te dragen. Als redenen hiervoor geven zij aan:
a. geen kans wordt gezien om op enigerlei wijze tot tariefsverlaging te geraken;
b. bij de toestand waarin het bedrijf verkeert in de eerste jaren van winst maken geen sprake zal zijn;
c. als in een naburige gemeente de lichtprijs per K.W.U. wordt verminderd de drang van de aangeslotenen te Zeeland zo groot zal zijn, dat overgave toch niet is tegen te houden;
d. bij langer tegenhouden de PNEM de prijs van overname lager zal stellen, dan wanneer daartoe nu wordt overgegaan
De daartoe opgemaakte overeenkomst wordt op 24/27 september 1926 ondertekend.

Kenmerken

Vindplaats origineel:
Locatie Grave