Uw zoekacties: Stichting Opbouwwerk Maasland (S.O.M.) en voorgangers te Os...

7541 Stichting Opbouwwerk Maasland (S.O.M.) en voorgangers te Oss, 1945-2000 ( Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC) )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding.
Deze inventaris bevat de archieven van de in Oss gevestigde opeenvolgende opbouwwerk instellingen werkzaam geweest in de regio maasland, ofwel de Lage Maaskant.
- Archief Regionale Opbouwstichting Maaskants Welvaren; 1947 – 1961.
- Archief Stichting Maaslands Welvaren; 1961 – 1987.
- Archief Stichting Opbouwwerk Maasland, SOM; 1987 - 1996.
- Archief Stichting Diagonaal, fusieproces; 1996 – 2000.


- Archief Stichting

Historische terugblik.
De Lage Maaskant ligt tussen Grave en Den-Bosch het is een van de grootste komgrondengebieden van Nederland. Het beslaat ongeveer 18.500 hectaren, waarvan 12.500 hectaren uit rivierklei bestaat.
Het is ook het land van de gevreesde Beerse Overlaat. De eeuwenlange jaarlijkse overstromingen met het zure Peelwater drukte een stempel op streek en volk en was er de oorzaak van dat het gebied in ontwikkeling achter was gebleven.

Professor van Vuuren schreef een rapport in 1934 waarin hij de treurige sociale, economische en geografische toestanden van het Maasland beschreef.

De beheersing van de rivier de Maas, door o.m. kanalisering speelde een belangrijke rol in de ontwikkeling van het Maasland. In gebieden waar vroeger de Maas jaarlijks buiten haar oevers trad en een reusachtig gebied onder water zette, waardoor geen goede agrarische activiteiten en bewoning konden plaats vinden. Licht nu een prachtig bewoond gecultiveerd gebied. De inspanningen hiervoor begonnen in 1882 bij Cuyk, door de aanleg van de dijk voor de spoorlijn Nijmegen-Venlo.
In de periode ervoor werd het wilde water tussen Cuyk en Katwijk en tussen Groot-Linden en Gassel door zogeheten overlaten het Brabantse land ingestuurd, richting 's-Hertogenbosch. Het water werd weggeleid:
- Rechts, door de Maasdijk en de achterdijken en poldergebieden.
- Links, door de aanwezige hoge gronden en de zogenaamde leidijken.
Maar bij teveel water raakte het hele gebied snel diep onder water. Bij de Groot Empelse sluis en door drie sluisjes in de rechter Diezedijk werd het teveel aan water ontlast, om beneden bij fort Crêve Coeur, nabij Hedel, terug in de Maas te vloeien.
Bij zeer hoog water lukte dit niet. De sluizen konden het water niet verwerken. Dan kwamen ook de overlaten in de rechter Diezedijk in werking. Als dan de Brede Dieze het water niet aankon, dan kwam de overlaat aan de linkerkant van de Diezedijk in werking. Het water stroomde dan in het westelijk gelegen poldergebied van Den-Bosch en kwam tot voorbij Waalwijk. Het water stroomde dan in de omgeving van Geertruidenberg terug in de Maas.

Aan deze ellende werd een eind gemaakt door het graven van de Bergse Maas ( 1888-1904) en de Maasverbeteringswerkzaamheden ( 1931-1942) en kon de Beerse Maas buiten werking worden gesteld.
Voor de waterbeheersing in het Maasland zijn enkele watergangen van zeer groot belang. Onder andere de Hertogswetering, voor de waterontlasting van een gebied met een omvang van 11.693 hectaren. Ondersteund door het Hertogsgemaal.
In extreme omstandigheden kan de Hertogswetering bij Gewande in verbinding worden gesteld met de Rode Wetering en met de Hoefgraaf. Bij Gewande staat het diezel- en electrischgemaal Caners die zo de Hertogswetering mee kan bemalen.

Het ontstaan van het opbouwwerk in het Maasland.
Op 3 maart 1945 werd een bijeenkomst in het gemeentehuis van Oss gehouden. Tijdens deze bijeenkomst besloten de burgemeesters en andere bestuurders en vertegenwoordigers om een commissie in te stellen. De commissie kreeg de opdracht, om de mogelijkheid te onderzoeken van het stichten van een dorpskern in het Lage Maaskantgebied ten westen van Oss.
Na verkregen adviezen werd op 14 april 1945 besloten een stichting in het leven te roepen, met als doel de voorbedoelde dorpskern te gaan bevorderen. De enge doelstelling voldeed niet en men besloot om een rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging op te richten. Dit beviel weer niet. In 1947 besloot men een gemeenschappelijke regeling in het leven te roepen.
De Stichting Maaskants Welvaren.
Na veel moeilijkheden en geuite bezwaren kon de stichtingsakte op 28 oktober 1950 bij de notaris worden gepasseerd. Met als doelstelling het bevorderen van de sociale, economische en culturele ontwikkeling van het hele Maaskantgebied.
Gedurende het economisch herstel van Nederland na de Tweede Wereldoorlog moest het opbouwwerk de ontwrichtingen, die als gevolg van het snelle ontwikkelingstempo in de economische- technische sector waren opgetreden, trachten op te heffen.

Maaskants Welvaren startte in 1947, krachtens een publiekrechtelijke gemeenschappelijke regeling van elf gemeenten. Waarschijnlijk het eerste streekraad orgaan in Nederland.
De activiteiten in de periode 1947 - 1956 bleven beperkt, ondanks de ruime doelstelling. De reden was dat er geen functionarissen werden aangesteld.
Aanvankelijk werd getracht te streven naar een verhoging van de opbrengsten van de landbouwgronden in het gebied. De 10.000 ha grond in dit gebied was door de vele overstromingen totaal uitgespoeld. Dit hield in dat er onvoldoende plantenvoedingsstoffen in de bodem voorkwamen. Hier moest snel verbetering in komen. Plan om boerderijen te gaan bouwen en een subsidie te geven op meststoffen. Er kwam overheidssteun voor de bouw van o.a. bedrijfsgebouwen, de zogenaamde 40% premie regeling. Ook moest een einde gemaakt worden aan het ellendige pachtsysteem. Door een grootruilverkavelingsplan moest het gebied praktisch worden ingedeeld.

Tevens moest gewerkt worden aan de herbouw van door oorlogshandelingen vernielde boerderijen, met steun van het Marshall hulpfonds.
1947. Hoofdpunten waren :

- Streekontwikkeling, industrialisatie, werkgelegenheidsbevordering, agrarische reconstructie, verbetering infra structuur.
- Onderzoek en planning ten behoeve van de samenwerkende gemeenten.

- Verhoging welvaart, verbetering voorzieningen niveau.
1955. Hoofdpunten waren:

- Het verschuiven van de aandacht van primair welvaartsstreven naar welzijnswerk.
- Omdat de Maaskant werd aangemerkt als een gebied met een maatschappelijke achterstand werd subsidie verkregen in kader van het bijzonder regionaal welzijnsbeleid.


Bestuurlijke ontwikkelingen.
Tussen 1956 en 1960 verschenen de eerste publicaties over opbouwwerk. Het waren private instellingen geclaimd door organen voor maatschappelijk werk. In het Maasland was de ervaring opgedaan dat de gemeenteraden niet toe waren om op regionaal niveau te denken. Een regionaal besef ontbrak. Dit verlamde het proces van enkele belangrijke vraagstukken, waarover door het provinciaal opbouworgaan was gerapporteerd. Het gemeentebestuur van Oss zag dit in en begreep dat men een tijd lang moest kunnen werken los van de gemeenteraden.
De reorganisatie leverde een private stichting op, waarin gemeenten en een tal van maatschappelijke organisaties participeerden.
In oktober 1960 had de burgemeester van Schaijk een eerste gesprek met de heer J.A.M. Rouppe van der Voort over de mogelijkheden van een intergemeentelijke samenwerking in de Maaskant. Rouppe van der Voort had als burgemeester van Nieuw Ginneken een belangrijk aandeel gehad in de tot standkoming van een intergemeentelijk samenwerkingsverband in de Baronie van Breda. De directe aanleiding tot het in leven roepen van het samenwerkingsverband was een brief van 6 december 1960 van Gedeputeerde Staten, over de bestaande samenwerkingsvormen in de provincie. In januari 1961 sprak de directeur Ir. J. Margry van de Provinciale Planologische Dienst voor de burgemeesters van de Maaskant over dit onderwerp. Er werd informatie ingewonnen bij professor dr. J. Godefroy en mr. J. Kuypers in hun kwaliteit als adviseurs van het planologisch overleg Midden-Brabant.
Samenwerking bestond al in de Maaskant. In de vorm van de Regionale Opbouwstichting Maaskants Welvaren. Door een aanpassing van de statuten op 1 februari 1961, kon een verdere samenwerking snel worden gerealiseerd.
Door de in tien jaar opgedane werkervaring, samen met de Rijkslandbouwvoorlichtingsdienst e.a. was het inzicht gegroeid om ook mee te werken aan verbeteringsplannen voor de regio. De nieuwe Stichting Maaskants Welvaren kon gaan werken aan de oplossing van de economische- agrarische vraagstukken van de streek. De deelname van de gemeenten werd uitgebreid met alle instanties die bij de ontwikkelingen betrokken waren. Er werden binnen de stichting secties toegevoegd die specialistische werkzaamheden kregen toebedeeld.
- De agrarische sectie.
- De sectie maatschappelijke vraagstukken. Onderverdeeld in een krotcommissie, schoolraad , een recreatiecommissie en de jeugdcommissie.

In de loop der jaren wijzigde de taak van streekverbeteringswerk naar o.a. maatschappelijk werk. Op 23 juli 1960 vond de Installatie plaats van de sectie Maatschappelijk werk binnen de nieuwe Regionale Opbouw stichting Maaslands Welvaren. De doelstelling van de stichting bleef ongewijzigd n.l. de economische-, culturele en sociale ontwikkeling van de regio. De stichting was geen beleidsinstantie noch een uitvoerend of dienstverlenend orgaan. De opdracht van het opbouwwerk was planning en beleidsvoorbereiding en tijdelijk ondersteuning op die velden waar structurele knelpunten waren.
-1961, Het publiekrechtelijk orgaan Maaskants Welvaren werd omgezet in een privaatrechtelijke stichting. De Regionale Opbouwstichting Maaslands Welvaren van 1961 t/m 1987.
- Naast de gemeenten werden afgevaardigden uit particuliere organisaties opgenomen in het bestuur.
- Via secties werden representanten van standorganisaties en andere particuliere instellingen bij het werk van Maaslands Welvaren betrokken.
- Meer aandacht voor de welzijnsfuncties: Cultureel werk, jeugd- en jongerenwerk, onderwijs, maatschappelijke dienstverlening etc.
In de jaren zestig en zeventig, werd gewerkt aan de agrarische vraagstukken.


Vanaf 1961 werden aan de functionarissen van de opbouwstichting opdrachten verstrekt van zodanige omvang en importantie dat het achteraf bezien onbegrijpelijk is hoe men dit van een private stichting kon verlangen.
Een van de belangrijkste en invloedrijkste bestuursleden was vanaf 1952 tot 1978 drs. J.M.C. Teppema, geboren te Mill in 1913. Hij bekleedde tal van bestuursfuncties in oost en midden Brabant. Mede door zijn invloed en die van de eerste vaste krachten, o.a. A.J. Peters en drs. J. v.d. Poel, kon men veel bewerkstelligen.

Op agrarisch gebied was een duidelijke achterstand. Verouderde boerenbedrijven met een geringe kavelgrootte en een ondoelmatige bedrijfsvoering. Er werd gewerkt aan ontwikkelings-, en saneringsprocessen. Het opbouwwerk verleende zijn medewerking, door individuele begeleiding bij bedrijfsbeëindiging, vergroting of verplaatsing. Stimuleerde de tuinbouw. Gaf voorlichtings-, informatie bijeenkomsten rond de wettelijke verkavelingen van de landbouwgronden.
- Eind 1970 kende de regionale opbouwstichting drie secties:
- De sectie Maatschappelijke vraagstukken.
- De sectie agrarische vraagstukken.
- De sociaal economische sectie.


Er werden plannen ontwikkeld om de zelfwerkzaamheid van de bevolking te bevorderen. Samenlevingsopbouw op buurt en wijkniveau komt van de grond.
Door lobbywerk in de Jaren 1960 – 1964, van de toenmalige opbouwwerker bij de Rijksoverheid in den Haag en het Institut of Social Studies in Den Haag, raakte men geïnteresseerd in de ontwikkelingsprojecten, met als gevolg ministeriële bezoeken aan het Maasland en de ontvangst van deelnemers van het Institute of Social Studies, Den Haag.
- 1964, Bezoek leerlingen sociale academie, Eindhoven.
- 1964, Bezoek van het CICSA, Amsterdam.
- Diverse bezoeken vanuit het International Summer Course of Industrialization, o.a. ambtenaren en studenten uit Griekenland, Egypte, Joegoslavië, India, Brazilië, Afrika, Oostenrijk, India, Indonesië, U.S.A. Zwitserland.
- 1965, Bezoek leden 1e en 2e Kamer en van de provincie uit Brabant.
- 1965, K.V.P. leden kieskring Den-Bosch.
- 1965, Contacten met wetenschappers uit Londen en Venetië.
- 1966, Bezoek, Social Academie Markendaal, Breda.
- 1966, bezoek Katholiek Verbond voor Kinderbescherming, kring Noord-Brabant.
- 1966, studenten Gereformeerde academie sociale arbeid de Nijenburgh, Baarn.
- 1966, Universiteit van Amsterdam, veldoriëntatie.
- 1966, studenten, Instituut voor psycho opleidingen , Kortrijk.
- 1966, Ontvangst P.v.d.A. Staten fractie.
- 1970, Bezoek Belgische ministers.
In 1971 trad de Rijkssubsidieregeling Samenlevingsopbouw in de plaats van de regeling bijzonder regionaal welzijnsbeleid. Hierbij was het uitgangspunt het werken met de plaatselijke bevolking, een actieve opstelling en het bevorderen van de inspraak.

- Het jaar 1972 kenmerkte zich door het streven naar een nieuwe opzet van Maaslands Welvaren.
- Overleg met het ministerie van C.R.M. en het dagelijks bestuur, inzake het regionaal opbouwwerk. In de Jaren zeventig kwamen nieuwe publiekrechtelijke organen tot ontwikkeling, zoals het Stadsgewest Oss en het Recreatieschap Maasland.
De doelstellingen en taken van Maaslands Welvaren moesten in overeenstemming worden gebracht met de gewijzigde bestuurlijke omstandigheden, zodoende werden de statuten aangepast. De bestuurssamenstelling werd aangepast met een vertegenwoordiging uit de overheidssfeer en een vertegenwoordiging uit de particuliere sector. In de verhouding één op drie.

Specifieke activiteiten van het opbouwwerk in de regio:

De accomodatie problematiek.
In veel gemeenten ontbrak het aan vergader-, ontmoetingsruimte voor verenigingen en organisaties. Door een initiatief van het opbouwwerk werden in de gemeenten, werkgroepen opgericht om te komen tot realisering van gemeenschapscentra.

De recreatie.
De expansie van de industrie en landbouw vormde aanleiding tot bezinning op behoud en inrichting van natuurgebieden in de regio. In samenwerking met Staatsbosbeheer, de Cultuurtechnische Dienst van de provincie, het Stadsgewest Oss e.v. en de betrokken gemeenten, werden natuurgebieden aangelegd. Zo kwamen de Maashorst, Lithse Ham en de Geffense bosjes tot stand. Voor de uitwerking van studies werd de behoefte gevoeld aan de vorming van een Recreatieschap voor 't Maasland. Hetgeen in 1973 werd gerealiseerd.


Het maatschappelijk werk.
Het opbouwwerk richtte zich op de integratie van achtergestelde groepen in de samenleving. Het maatschappelijk opbouwwerk.
In een beperkt aantal plaatsen was een maatschappelijk werker aanwezig, vanuit de gemeente of het Inter Parochieel Centrum, IPC. Om tot een regionaal instituut te komen, kwam er een werkgroep. In 1968 leidde dit tot de oprichting van de Regionale Instelling voor Maatschappelijk Werk.

In die jaren werd er een enquete gehouden onder de 5000 bejaarden. De uitslag hiervan, gaf aanleiding tot de oprichting van commissies voor Open bejaardenwerk in alle dorpen. In een later stadium kwam hieruit voort de Stichting Welzijn voor Ouderen.

Onderwijs en jeugd.
Uit onderzoeken bleek dat de deelname aan het voortgezet onderwijs betrekkelijk laag was. Het opbouwwerk werkte daarom mee aan uitbreiding van de mogelijkheden voor voortgezet onderwijs en school-, beroepskeuze. Verder werd aan de kwaliteitsverbetering van het lager onderwijs gewerkt door het Pedagogische Didaktisch Centrum, de latere Onderwijs Begeleidingsdienst, OBD.

Het Jeugdwerk
Op basis van eenin 1964 uitgevoerd onderzoek naar de situatie van het jeugd- en jongerenwerk werd in dat zelfde jaar een Algemeen Centrum voor Jongeren opgericht. Met als doel het ontwikkelen van nieuwe werkvormen en methoden. Daardoor ontstonden vele jongerensozen, een jeugdraad in Oss en werden grote manifestaties georganiseerd. Jammer genoeg ging het Algemeen Centrum voor Jongeren, door disfunctioneren begin jaren zeventig ter ziele.


Het woonwagenwerk.
Onder de verantwoordelijkheid van de R.K. stichting Woonwagenwerk Oss werd rond 1960, op het regionale woonwagencentrum Zevenbergen later Vorstengrafdonk, vooral gewerkt aan charitatieve doelen. Rond 1965 verschuift dit naar sociaal cultureel werk. Dit was het gevolg van een veranderde beleidsvisie van de overheid. De woonwagenbewoners werden als een aparte categorie beschouwd, waarvoor op het terrein van maatschappelijke en culturele participatie, aparte voorzieningen moesten worden gerealiseerd.
Het woonwagenwerk werd gekenmerkt door het verval van het regionale woonwagencentrum Zevenbergen en de realisatie in 1975 van het naastgelegen woonoord Vorstengrafdonk. Het woonwagenwerk legde de prioriteit bij de begeleiding van de woonwagenbewoners, o.a. bij de activiteiten op het terrein van verbetering woon- en leefsituatie. Eind jaren zeventig wijzigde het overheidsbeleid in de richting van deconcentratie van de bewoners over de regio. De oude methode van concentratie van bewoners leidde tot allerlei maatschappelijke problemen. Het woonwagenwerk kreeg te maken met een tekort aan standplaatsen op Vorstengrafdonk. Mede ook door de toename van de criminaliteit ontstonden er onderlinge spanningen bij de bewoners en de leefbaarheid op het kamp liep sterk achteruit. Het sociaal cultureel werk voor de bewoners wijzigde door deze omstandigheden naar opbouwwerk. Met namen de begeleiding van de bewoners bij de verhuizing naar lokale sub-centra over de regio, gepaard met de ontruimings en milieuproblematiek van Vorstengrafdonk.

Ontwikkelingen In de jaren zeventig van de 20e eeuw.
Een tweede ontwikkeling was de bureaucratisering van ons maatschappelijk bestel. Waardoor de afstand bevolking - bestuurder groter werd. De taak van het opbouwwerk was om de bevolking te stimuleren mee te denken en te doen. De democratisering van het overheidsbeleid speelde hierin een belangrijke rol. De ontwikkeling van het opbouwwerk resulteerde in de rol om te coördineren en mee te werken aan integreren, naar dat wat de bevolking aangaf, waar het opbouwwerk zich mee bezig moest houden. Het perspectief van het opbouwwerk was te starten vanuit de eigen leefsituatie van groepen mensen, waarbij het zich richtte op democratisering, emancipatie en bewustwording van die groepen.
Hierbij werd veelal de conflict methode gehanteerd. Waardoor het opbouwwerk in een gespannen positie kwam te staan naar de overheid. Het daardoor ontstane beeld van opbouwwerk als oppositioneel element heeft het werk lang achtervolgd.
Binnen het opbouwwerk kon men een drietal lijnen onderscheiden.
-1.Het echte basiswerk.
-2. Het educatieve werk.
-3.De Sociale projectontwikkeling.
Op het terrein van de leefbaarheid kwamen er signalen van bewoners en overheid. Het ging over de woonomgeving, de voorzieningen , de accomodaties en de woningbouw. Er werden leefbaarheids onderzoeken gehouden. Dit gaf aanleiding tot het formeren van leefbaarheidsgroepen in diverse dorpen. Inspraak bij de procedure tot vaststelling van een bestemmingsplan. De oprichting in Oss van wijkstichtingen en de Stedelijke Stichting voor Samenlevingsopbouw.

De sociale kaart.
In enkele gemeenten bestond onvoldoende inzicht op de lokale situaties en omstandigheden. Zo was er onduidelijkheid over het voorzieningen niveau, de woning situatie, de bevolkingsopbouw, sociaal- economische ontwikkelingen en de knelpunten die zich voordeden. Nader onderzoek was wenselijk. Het opbouwwerk vormde in 1976 in enkele gemeenten sociale kaartgroepen.
Deze groepen verzamelde gegevens, verwerkte en interpreteerde deze. De resultaten werden aan de bewoners tijdens zogenaamde praatavonden voorgelegd. Maar de intentie om van daaruit tot werkgroepen te komen werd veelal niet gehaald.

Welzijnsplan.
Het welzijnsbeleid was min of meer voorbehouden aan Den-Haag. Maar om beter de lokale situaties te kunnen inschatten werd de behoefte aan decentraal beleid steeds meer gevoeld. Het opbouwwerk verleende zowel bij de ontwikkeling van beleid, als bij de tot stand koming van subsidieverordeningen de nodige medewerking.


Opkomst van het vrouwenwerk.
In de zeventiger jaren manifesteerde zich onder de vrouwen in het Maasland de behoefte aan verbreding van de horizon en versterking van hun positie. Gesteund door het provinciale VOS project en de plaatselijke VOS groepen kwam het Regionaal Vrouwenproject Midden Maasland tot stand. Zij organiseerde cursussen, kader trainingen voor begeleidsters, formeren van een regionale begeleidingsgroep voor ondersteuning van lokale werkgroepen en beleidsontwikkeling.

Op het terrein van de volwassenen educatie heeft het opbouwwerk een bijdrage geleverd door de realisering ven het alfabetiseringsproject. De afstemming van educatieve activiteiten van de diverse instellingen in het educatieve beraad.



Ontwikkelingen in de jaren tachtig van de 20e eeuw.
Er ontstond een verschuiving in de werkzaamheden van het opbouwwerk. Dit werd veroorzaakt door de economische recessie, de toenemende werkeloosheid, de decentralisatie van het overheidsbeleid en de individualisering. Buiten de ondersteuning van dorpsraden en wijkstichtingen werden ook nieuwe werkterreinen opgestart. Onder andere de dorpenplannen. Die voort kwamen uit de opstelling van planologische streekplannen voor midden- en oost Brabant. Ondersteuning werd gegeven bij de organisatie, begeleiding van de inspraak van de dorpsbewoners. De reacties van de inwoners werden uiteindelijk in de stadsgewestelijke plannen opgenomen.


De werkeloosheid in de regio had zijn impact op betrokkenen, zowel individueel als op sociaal vlak. Het opbouwwerk werkte samen met de sociale diensten aan een opvangbeleid. Het project Mensen Zonder Werk werd opgestart. Dankzij het intergemeentelijk ervaringsproject kon een groot aantal deelnemers doorstromen naar het bedrijfsleven.


De minderheden.
Vanaf 1984 waren er veranderingen in het minderhedenbeleid. Het opbouwwerk verleende onderdak aan het ontmoetingscentrum voor buitenlandse vrouwen, aan de opbouwwerkers voor Turkse, Marokkaanse minderheden en aan het vluchtelingenwerk t.b.v. de Cambodjanen en Vietnamezen. De nadruk werd gelegd op versterking van de zelforganisatie van minderheden. Aan de individuele sociale problematiek werd ook veel aandacht besteed.


De gemeentelijke herindeling.
Waaronder de samenvoeging van gemeenten. Het oplossen van knelpunten in de grensloop werd op de rails gezet. De gemeenten Geffen en Nuland gingen op vrijwillige basis samen.Terwijl de gemeente Megen zich bleef sterk maken voor zelfstandigheid. Op verzoek van de gemeenten trachtte het opbouwwerk door objectieve voorlichting, het organiseren van gespreksbijeenkomsten, de opstellingen van rapporten en de organisatie van opiniepeilingen de meningsvorming te beïnvloeden.

In deze periode trad er een verandering op in de houding ten opzichte van de overheid. Sprake van een constructieve, coöperatieve opstelling, waarbij het belang van de inwoners de invalshoek vormde.

Fusering.
In de periode oktober 1985 - april 1986 werkte de gemeente Oss aan plannen om te komen tot een algemene stichting. Door samenvoeging van de Stichting Maaslands Welvaren, de Stedelijke stichting Opbouwwerk Oss en de stichting woonwagenwerk, in de SOM. Deze instellingen hadden toen al gezamenlijke activiteiten o.a. op gebied van jongerenwerk. De fusie werd geheel op eigen kracht , zonder hulp van buitenaf budgetair neutraal gerealiseerd en was op 1 januari 1987 een feit..

De huisvesting werd gecentraliseerd van drie naar één kantoor, d.m.v. grote zelfwerkzaamheid en zonder extra lasten voor de overheid werd het kantoor uitgebreid. De financiering van de SOM werd gewijzigd door de instelling een werkgroep 'subsidiëring' vanuit het naar het Streekgewest Brabant Noordoost.
De financieringsbronnen bestonden uit:
- Algemene structurele subsidies, vanuit de regio. De gemeente Oss en Heesch.
- Geoormerkte subsidies: Voor het woonwagenwerk, de minderhedenprojecten, voor het vormings - en ontwikkelingswerk.
- Project subsidies: Voor o.a. De Cambodjanen, De Surinaamse vrouwen, De B.R.P. Molukkers.
- Subsidiestromen in het kader van de volwasseneneducatie: W.A.M. en R.E.C.
- Incidentele aangehaakte uitvoeringsprojekten: o.a. Stockarprojekt W.W.W., de huisvesting minderheden, Emancipatieaktivuiteiten, Makandra.
Naast deze subsidiestromen verleende de S.O.M. een uitgebreide materiële dienstverlening door beschikbaar stelling van audio visuele middel en een huisdrukkerij voor de wijkkranten, brochures, verslagen en rapporten. Waarvan de gemaakte kosten bij de deelnemers in rekening werden gebracht.

De organisatie professionaliseerde zich en door invloed van het Streekgewest Brabant Noordoost ging de S.O.M. werken in een groter gebied, uitgebreid met Rosmalen, Veghel en Uden.

De SOM.
De Stichting Opbouwwerk Maasland, de S.O.M. was een opbouwwerkinstelling, werkzaam in Oss en in de regio Maasland.
Daar waar mensen leven, werken en wonen komen naast gezelligheid en sociaal contact, ook problemen en knelpunten voor. Voorbeelden hiervan zijn: vervuiling van de buurt, gebrek sociale contacten, overlast van hang jongeren, verkeersoverlast.
Daarnaast zijn er vaak ontwikkelingen op buurt--, wijk- en stadsniveau die van invloed zijn op het woon-, werk-, en leefklimaat. Denk bijvoorbeeld maar aan bestemmings- en (her) inrichtingsplannen,het realiseren van wijkvoorzieningen, sociale- en bestuurlijke vernieuwing, de gemeentelijke herindeling, etc. Het regionale opbouwwerk probeerde een bijdrage te leveren aan de oplossing van bestaande problemen c.q. knelpunten. Dit door bemiddelingen, advisering, beroepsmatige ondersteuning, voorlichting te geven aan betrokkenen of het aanbieden van facilitaire voorzieningen. Zoals het verzorgen van drukwerk, het bieden van een vergaderruimte, uitlening van audiovisuele apparatuur.
De SOM beschikte over een specifiek op de regio georiënteerd uitgebreid documenatiebestand. Het doel was om samenwerkingsverbanden tot stand te brengen tussen groepen en instanties.
De S.O.M. bestond uit drie sectoren ofwel aandachtsvelden:
- Het woonwagenwerk.
- Maatschappelijke initiatieven.
- Het minderhedenwerk.
Binnen deze sectoren waren opbouwwerkers werkzaam.
Voor het jeugd- en jongerenwerk was een jongerenopbouwwerker actief. Zij ondersteunden na aanvraag bij een van deze sectoren.
In Oss waren naast de SOM een vijftal al bestaande wijkorganisaties actief:
1. Buurtvereniging voor Samenlevingsopbouw Schadewijk.
2. Stichting voor samenlevingsopbouw Oss-Noordwest Vlashoek,Heihoek, Ussen.
3. Stichting voor samenlevingsopbouw Oss-Zuid.
4. Stichting voor samenlevingsopbouw RUCREA, voor de wijk Ruwaard.
5. STOLP, stichting voor buurtwerk Centrum en Krinkelhoek.
Voor al deze organisaties gold dat activiteiten door vrijwilligers werden georganiseerd en uitgevoerd. Deze instellingen gaven regelmatig een zelfstandige wijkkrant uit, gedrukt bij de SOM, hetgeen bij de bewoners een begrip was.

Actiepunten van de SOM in de periode 1995 e.v.
In de gemeent Oss en omliggende gemeenten, werd gewerkt aan de verbetering van de leefbaarheid in de wijken of dorpen. Het creëeren van speelvoorzieningen, organisatie van buurt bijeenkomsten en woningbehoefte onderzoeken, advisering bij uitbreidingsplannen, presentatie van werkplannen, start van een ruimtelijk ontwikkelingsplan.
Gemeent Bernheze.
- De Dorpsraad Vorstenbosch, organisatie van buurt bijeenkomsten, gericht op verbetering van de leefbaarheid.
- De Kerncommissie Loosbroek. Maken van het werkplan leefbaarheid, dat in september aan de bewoners en de gemeente kon worden gepresenteerd.

Gemeente Maasdonk.
- De Dorpsraad Vinkel, het vernieuwen van de organisatie structuur op basis van buurtvertegenwoordiging.
Gemeente Sint Anthonis.
Medewerking aan de oprichting van nieuwe dorpsraden in Sint Anthonis en Wanroij. Ondersteuning van bestaande dorpsprojecten in de kernen Oploo en Stevensbeek , Westerbeek en Landhorst.

Voortzetting en evaluatie fusie proces Stichting Opbouwwerk Maasland, SOM en OJCOSS, Stichting open jongerencentrum Oss. Tot de nieuwe stichting Sociaal Cultureel Werk Diagonaal.
Archief Stichting sociaal cultureel opbouwwerk Heesch, 1969 – 1980.Vanaf april 1969 liepen de eerste contacten van de gemeente Heesch met de Diocesane Stichting voor Jeugdwerk en Gezinszorg te 's-Hertogenbosch, om gezamenlijk te bezien tot de oprichting van een instituut voor samenlevingsopbouw in Heesch.
Op 15 oktober 1969 werd een opbouwwerkerster aangesteld. In dienst bij de St. Josefsticting, de beheersstichting van het gemeenschapshuis De Pas. Dit totdat er een bestuur voor het opbouwwerk was gevormd. Op 2 september 1970 werden de statuten goedgekeurd door het ministerie en de notaris. De Stichting Sociaal Cultureel Opbouwwerk Heesch werd in het landelijk register ingeschreven. Door financiële tekorten moest in de beginjaren het opbouwwerk haar werkzaamheden in stilte opzetten
Het beleid van de stichting was in de beginjaren voornamelijk gericht op het ontwikkelen en ondersteunen van sociaal culturele activiteiten. Men trad in overleg met de regionale stichting Maaslands Welvaren. Per 1 december 1980 werd de Regionale Opbouwstichting Maaslands Welvaren de officiële opbouwstichting voor het project Heesch. Er werd een stuurgroep in het leven geroepen, bestaande uit negen personen, die mede het beleid gingen bepalen.

Archief Stichting Educatief Creatief Centrum Heesch, 1972 – 1984.
Gevestigd in de voormalige gerestaureerde boerderij Rijksweg 106, Heesch. Ondersteund door Maaslands Welvaren.
Inventaris

Kenmerken

Datering:
1945-200
Vindplaats origineel:
BHIC 's-Hertogenbosch
Openbaarheid:
Deze toegang bevat een of meer stukken die tot 1 januari 2091 niet zonder meer openbaar zijn.
Het precieze jaar van openbaarheid kun je per inventarisnummer vinden.

Bij vragen kun je contact opnemen met het BHIC.