Uw zoekacties: Gemeentepolitie Oss, 1856 - 1944

7366 Gemeentepolitie Oss, 1856 - 1944 ( Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC) )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding

1 Organisatie

Voorgeschiedenis: lokale politie en marechaussee 1810-1856.

Vanaf 1810 was Nederland ingelijfd bij Frankrijk. Er was een staatspolitie naar Frans voorbeeld.
Oss kreeg in 1812 een afdeling van de zogeheten gens d’armes, die enkele jaren met succes de criminaliteit in de regio bestreden. Bij de oprichting van het Koninkrijk der Nederlanden in 1813 werd de zorg van de politie opgedragen aan de lokale schout en schepenen. Het oppertoezicht kwam te liggen bij de procureurs-generaal van het Hoog Gerechtshof.
Bij Soeverein Besluit van 26 oktober 1814 werd voor de Zuidelijke Nederlanden het korps marechaussee opgericht naar voorbeeld van gendarmeriekorpsen in andere landen. Er was namelijk behoefte aan een centraal aangestuurd bereden politiekorps met een militaire structuur. Dit korps was de opvolger van de gens d’armes en kreeg als taak de bewaking van de veiligheid van de landsgrenzen en grote wegen, handhaving van de openbare orde en verzekering van de uitvoering van wetten. Vanaf dat moment zijn er twee soorten politie. Later werd hun werkgebied uitgebreid tot de noordelijke provincies.
In 1818 werd het oppertoezicht op de politie overgedragen aan de procureurs-generaal bij de provinciale gerechtshoven, later de ressortelijke hoven genoemd. Bij Koninklijke Besluit van 3 april 1818 werd het Wapen van de marechaussee met een compagnie uitgebreid. In dit jaar werd hiervan een brigade marechaussees voor de dijkbewaking in Oss gestationeerd. Haar taak was toezicht te houden in de polders op het ongeoorloofde doorsteken van dijken bij hoog water in de Maas. De manschappen werden ondergebracht in huurwoningen.
In 1840 werd een nieuwe instructie van veldwachters in de provincie Noord-Brabant vastgesteld. Hierin was onder meer de eis opgenomen, dat zij moesten kunnen lezen en schrijven. Voorheen was dit niet noodzakelijk.
Het verrichten van bodediensten door de veldwachter werd in het aangepaste reglement verboden, maar in Oss werd de veldwachter pas in 1893 van bodediensten op het stadhuis ontheven. Op 20 oktober 1849 vaardigde de gemeenteraad het politiereglement op de grindwegen in de gemeente Oss uit.

Vanaf 1851: gemeentepolitie — rijkspolitie — marechaussee

De Gemeentewet van minister Thorbecke werd in 1851 van kracht. De dagelijkse leiding en de uitvoering van de raadsbesluiten werden opgedragen aan het college van burgemeester en wethouders. In de gemeentewet was ook de plaatselijke politie geregeld. De politiezorg was voortaan opgedragen aan de burgemeester en niet meer aan het gemeentebestuur. In 1860 aanvaardde de gemeenteraad van Oss het politiereglement op de grindweg tussen Oss en Heesch.
Rond het midden van de 19e eeuw werd de wens om een landelijke politie op te richten, naast de op militaire leest geschoeide marechaussee en de plaatselijke ordebewakers, werkelijkheid.
Eind 1851 kwam het eerste Rijkspolitiebesluit tot stand, met nadere bepalingen over het beheer en het beleid van de algemene of rijkspolitie. De procureurs-generaal bij de gerechtshoven werden benoemd tot directeur van politie in hun district. Ingevolge artikel 6 van het Koninklijk Besluit van 17 december 1851 stonden alle beambten van de rijkspolitie onder de bevelen van de directeur van politie. Bij Koninklijk Besluit van 11-11-1856, Staatsblad 114, werd de rijkspolitie of rijksveldwacht in het leven geroepen voor de uitoefening van de justitiële politietaak. Deze zorg viel onder het gezag van de minister van Justitie. Artikel 1 luidde: ‘De dienst van geregtsdienaar, van rijksveldwachter en van onbezoldigd opziener der jagt en visscherij zijn verenigd onder de benaming rijksveldwacht.’
De rijksveldwacht had als taak het opsporen van misdadigers, het inwinnen van inlichtingen over gepleegde misdrijven en de naleving op de wetgeving inzake de toelating van vreemdelingen in hun district.

De marechaussee in Oss, sinds 1851-1852 gestationeerd aan de Klaphekkenstraat, kreeg op 19 oktober 1889 officieel opdracht de in de regio toegenomen criminaliteit te bestrijden. Op 4 november volgde het Koninklijk Besluit nr. 14, waarbij een onderdeel van de marechaussee officieel benoemd werd tot 2e divisie, Brigade Oss. De gemeente kreeg hiermee assistentie van hogerhand.
Pijnlijk was het ontslag van veldwachter Willem van Glabbeek op 19 februari 1891. Hij was door een lid van de marechaussee betrapt bij een vrijerij in een cel op de politiepost op de Heuvel. In 1920 nam de marechausee een nieuwe kazerne aan de Hescheweg in gebruik.
De burgemeester wees in de raadsvergadering van 20 februari 1893 op de toenemende baldadigheden in Oss en achtte daarom een reorganisatie van de politie nodig. Hierdoor kwam de politie in de positie zich alleen met het echte politiewerk bezig te houden. Bij problemen kon ze terugvallen op de marechaussee. Bij ‘t Gengske, nabij de Heuvel en de Burgwal werd een vaste politiepost ingericht om de veiligheid en rust in die buurt te bevorderen. Op 10 april kwam de reorganisatie van de politie in de raadsvergadering aan de orde. De toenemende baldadigheden, vechtpartijen, mishandelingen en inbraken kenden als dieptepunt de moord op een wachtmeester. Naast de drie in dienst zijnde veldwachters werd een vierde benoemd onder leiding van een chef-veldwachter. Zij moesten verantwoording afleggen aan de burgemeester. Hiermee was het eerste Osse politiekorps een feit.

De benaming veldwachter bleef in zwang tot 1920 toen de gemeentepolitie van Oss een nieuwe instructie kreeg, die inging op 1 augustus van dat jaar. Het stadhuis op de Heuvel werd na de verhuizing naar de villa aan de Molenstraat gesloopt in de jaren 1920-1921.
De politie moest daarom verhuizen naar een ander onderkomen. De keuze viel op het voormalige koetshuis annex paardenstal, achter de voormalige villa van de familie Jurgens.. In het pand Ridderstraat 1 kwam het eerste eigen politiebureau. Na een grondige verbouwing kon het in maart 1921 in gebruik genomen worden. Door de toegenomen criminaliteit steeg het aantal politieagenten bovendien van zeven naar tien. Men sprak voortaan over hoofdagenten en agenten. Op 15 augustus 1921 werd de chef veldwachter benoemd tot inspecteur van politie. Hij werd de eerste politieofficier te Oss.
Het aantal roofovervallen en misdrijven in Oss en de regio nam in de jaren dertig opnieuw hand over hand toe. Besloten werd de marechaussee met vijftien personen uit te breiden. Als uitvalsbasis waren enkele mannen gehuisvest in een boerderij op De Elzenburg. Op de kazerne aan de Klaphekkenstraat had men eventueel meer manschappen voorhanden. Toch werd de hoeve Elzenburg in 1936 afgestoten. Het aantal manschappen werd daardoor teruggebracht tot tien. De bereden marechaussee brigade te Oss werd vervangen door manschappen te voet. De versterking van de Koninklijke Marechaussee te Oss werd langzamerhand geheel ingetrokken. Het detachement te Lithoijen, dat tot taak had de Maaskant te beveiligen, was inmiddels opgeheven. Het Rijkspolitiebesluit van 1935 bracht meer centralisatie van de organisatie. Het woord rijkspolitiezorg werd in deze nieuwe regelgeving omschreven als alle politiezorg, voor zover deze niet bij of krachtens de gemeentewet bij uitsluiting tot de gemeentelijke politiezorg behoorde. In 1936 besloot de gemeenteraad van Oss tot uitbreiding van het gemeentelijke politiekorps met een adjunct inspecteur en drie nieuwe agenten.
1940-1944 Duitse bezetting en zuivering

Tijdens de bezetting was er sprake van één staatspolitie. De gemeentelijke politiekorpsen kwamen onder leiding te staan van gewestelijke politiepresidenten. De marechaussee verloor het predicaat ‘Koninklijk’. De rijksveldwacht in Berghem, Megen, Lith en andere plaatsen werd opgeheven en ondergebracht bij de marechaussee.

Na de oorlog, op 14 november 1944, werd de inspecteur van politie buiten dienst gesteld in verband met de zuiveringsacties van overheidspersoneel. Zes dagen later kreeg A.R. Mintjes, adjudant O.O. afdelingscommandant der Koninklijke Marechaussee, de functie van waarnemend inspecteur van de politie Oss. Op de 27ste van die maand werden op last van het Militair Gezag vier politiemannen naar het concentratiekamp Vught overgebracht in afwachting van een verder onderzoek naar hun gedragingen tijdens de oorlog. Van de drie hulpagenten, die in dienst waren tijdens de Duitse bezetting, werden er twee ontslagen. Zij waren door de NSB-burgemeester Van Apeldoorn aangesteld. Een van hen werd naar het kamp Vught overgebracht.
Op 11 december werden zeven nieuwe politieagenten aangesteld. Zij konden niet worden geüniformeerd en droegen daarom een band om de arm, met het woord ‘Politie’.

2 Inhoud van het archief

Om een indruk te geven van de inhoud van het archief wordt hier een aantal ingrijpende gebeurtenissen gepresenteerd. De gegevens zijn in hoofdzaak ontleend aan het archief.

Periode 1880-1930

1880, september.
Moord op Jan van den Heuvel. Hij werd met messteken door Marinus van Berkum, bijnaam De Baron, neergestoken. De dader wist bij gebrek aan bewijs uit de gevangenis te blijven.
In 1886 pakte wachtmeester Hoekman het onderzoek naar deze moord weer op, dit tot ergernis van De Baron.

Periode 1886-1895.
Een groep bendeleden terroriseerde de regio van Oss.
De marechaussee onder aanvoering van wachtmeester Hoekman kon met veel krachtinspanning de daders oppakken, maar moest dit zelf met de dood bekopen. De toenmalige deken van de R.K. Kerk te Oss, Arnoldus van de Laar, kon diverse inwoners overhalen toch te getuigen tegen de opgepakte bendeleden.


1889, 18 oktober.
Het eerste bewaarde proces verbaal van de marechaussee in het Osse politiearchief, betrof een klacht van de margarinefabrikant Izaak van den Bergh, gedaan bij wachtcommandant Hoekman. over het vermoedelijk doorgeven van het geheime bedrijfsproces van het karnen van boter aan de firma Albers te Dordrecht, door een oud medewerker van de Osse margarinefabriek. Hoekman stond op goede voet met de Osse fabrieksdirecteuren. Dit blijkt onder meer uit het feit dat hij werd ingeschakeld om het ontslag aan te zeggen van het fabrieksarbeiders. Ook was hij een sleutelfiguur bij het werven van personeel. Hij kon de directie inlichten over een mogelijk crimineel verleden van een sollicitant. Door deze ‘bijzondere positie’ trachtte Hoekman informatie los te krijgen over criminele zaken bij de zwijgzame Ossenaren.

1892 , 20 januari, 1 mei en 2 oktober.
In Oss vonden drie brutale mishandelingen plaats, waarin de familie Van Berkum (de Baron) een rol speelde. Op 23 maart 1893 kon wachtmeester Hoekman de vader met zijn twee zonen voorleiden bij de rechtbank in Den Bosch, die hen voor hun gepleegde daden veroordeelde.

1893, 26 maart, 23.30 uur.
De brigadecommandant Gerard Hoekman van de Koninklijke Marechaussee, werd tijdens zijn patrouille door het centrum van Oss op weg naar de kazerne aan de Klaphekkenstraat door een hagelschot uit een dubbelloops geweer op de kruising Heuvel - Eikenboomgaard neergeschoten. Hoekman wist met zijn dienstrevolver nog een schot te richten op zijn aanvallers, waarbij hij Gijs van Gelder met een schampschot aan zijn enkel verwondde. Veldwachter Roos was snel ter plaatse en met behulp van omstanders werd het slachtoffer naar de kazerne gedragen. De gemeentearts dr. Wakkers kon daar slechts de dood vaststellen. De nederlands hervormde Hoekman werd op het protestante gedeelte van het kerkhof aan de Eikenboomgard begraven. Op zijn graf werd een glazen kist geplaatst met daarin een grafkrans. De neergeschoten wachtmeester had in Oss de bijnaam De Vlek of de Blauwe, vanwege een blauwachtige vlek in zijn gezicht. Een week na de moord loofde justitie een beloning van f. 2500 uit. Dit geld bleek ter beschikking te zijn gesteld door de firma Jurgens.

1893, 16 april.
Poging tot grafschennis aan het graf van Commandant Hoekman. De glazen kist met daarin bloemen, die boven op het graf stond, was naar de ingang van het kerkhof gesleept en besmeurd met uitwerpselen. De aarde boven de grafkist was grotendeels verwijderd en de hengsels waren van de kist getrokken. Uit de afgenomen verhoren van mogelijke verdachten kwam vast te staan dat de Baron tegen enkele personen die avond had gezegd; “ uit de buurt van de Eikenboomgaard te blijven want er zal iets gebeuren , vanavond zet ik den gehelen Heuvel overhoop, want d’n wachtmeester graaf ik eruit want zonder wachtmeester kunnen wij hier niet zijn”. Na dit ernstig misdrijf werd het aantal leden van de brigade Oss van de marechaussee, bijnaam ‘De Kolbakken’ uitgebreid. Veel inwoners van Oss vonden dat het geboefte door deze grafschennis veel te ver was gegaan.
Diverse personen waren nu wel bereid om een verklaring af te leggen over wat zij hadden ervaren.

1893.
Vier Osse verdachten van de moord op wachtmeester Hoekman stonden 6 en 7 november voor de Bossche rechtbank. Voor deze twee zittingsdagen waren zeventig getuigen opgeroepen. De publieke belangstelling was enorm.

1893, 21 november.
De rechtbank sprak haar oordeel uit. Gijs van Gelder kreeg levenslang. Van Berkum werd wegens medeplichtigheid aan de moord veroordeeld tot 15 jaar gevangenis straf. De gebroeders De Bie werden vrijgesproken aangezien hetgeen hun ten laste was gelegd niet rechtsgeldig bewezen was. Er volgde hoger beroep.

1894, 28 maart.
Uitspraak in de zaak Hoekman in hoger beroep. De vonnissen werden gewijzigd in levenslang voor Van Gelder en 10 jaar gevangenisstraf voor Van Berkum en gebroeders De Bie. Bij het daarna ingestelde beroep voor de Hoge Raad werd het cassatieverzoek verworpen in juni 1894. In het parkje bij de Grote Kerk werd een beeldengroep als aandenken opgericht. Bestaande uit een beeld van O.L. Vrouw Onbevlekt Ontvangen, geflankeerd door twee engelen. Na dit ernstig misdrijf bleef het 35 jaar redelijk rustig in Oss en omgeving.

1916, 27 december.
Veldwachter Cornelis Hermanus Stroop maakte zich schuldig aan drankmisbruik en verduisteringen. In december 1916 werd hij door de burgemeester geschorst in verband met een lopend onderzoek naar zijn gedragingen. In de ochtend van Tweede Kerstdag pleegde hij een overval op de rijke Osse veemarktkoopman, Marinus van Heesch. Deze werd van zijn portefeuille beroofd, waarbij Stoop twee dodelijk schoten loste op het slachtoffer.

‘De Osse Bende’, 1930-1939

De neergaande economische ontwikkelingen en de grote werkeloosheid zorgden voor toename van de sociale onrust en criminaliteit in Oss. Een van de redenen was het vertrek van de Jurgens’ boterfabrieken aan de Kruisstraat naar Rotterdam, gevolgd door de afdeling margarine van de firma Hartog.
Uit de opgemaakte processenverbaal in de bewuste periode, blijkt dat het telkens ging om één of twee personen, van een bende was geen sprake. De meesten van hen behoorde tot een sociale groep van eenvoudige komaf, een vrij landleven gewend, met een hoog solidariteitsgevoel die zich verzetten tegen de fabrieksbaronnen. Hun ouders bleken vaak in de voorafgaande decennia al betrokken te zijn geweest bij soortgelijke criminele activiteiten. Hun gedrag werd ook wel beschouwd als een soort verzetsdaad tegen het heersende regiem in de Osse fabrieken. Dat regiem bestond uit lange werktijden en strikte regels, met strenge boetebepalingen.
Door het hoge aantal werklozen in een omgeving met weinig politietoezicht, was de verleiding groot om op inbrekerspad te gaan. In hun vaste stamkroeg D’n Bergsche Boer, gelegen op het Schaijks veld, pochten ze vaak in beschonken toestand over hun heldendaden van veelal kippendiefstallen, woninginbraken, roofovervallen en noodlottige branden. Hier werden de plannen gesmeed. De houdster van deze stille kroeg ‘Hanneke Martekus’ stond de vaak jonge bendeleden met raad en daad bij. Was de slag gelukt dan ontving zij het door haar vastgestelde percentage van de buit. Voor de politie was het moeilijk om voldoende bewijsmateriaal tegen haar te verzamelen. Als de politie een inval deed in het bewuste café kon men via de achteruitgang het Teugenaarspad op om zo in de Osse Heide een goede verstopplek te vinden. In die periode speelde ook de oplichtingpraktijken van verzekeringsagent Snabel, die in samenwerking met de Osse criminelen heel wat inbraken en branden organiseerde.

Door het zwijgen en elkaar afdekken van een beperkt aantal families, de zogeheten Osse Omerta, ontstond voor de buitenstaander het beeld dat er een organisatie aan ten grondslag moest liggen. In deze periode werden in de regio Noordoost-Brabant, naast de honderden kleine en grote overtredingen, 24 moorden gepleegd, waarvan een deel afrekeningen betrof in de eigen criminele sfeer. De pers gaf aan deze gebeurtenissen zijn eigen draai.

1930, 6 februari.
Tijdens de vakbondsvergadering van Sint- Michael, was burgemeester P. Baudoin van Berghem, tevens waarnemend kantonrechter, uitgenodigd om het toenemende drankgebruik onder het politiepersoneel bespreekbaar te maken. Bij de kantonrechter waren klachten binnengekomen over regelmatig cafébezoek van politiemannen waarbij de nodige alcohol werd genuttigd. In de winter van 1930 werd in verband met de toenemende wantoestanden de politie met drie man voor de nachtdiensten uitgebreid.

1930, 10 november.
Het Tweede Kamerlid Schaepman, afgevaardigde van het district Oss, zond Kamervragen in. Hij vroeg daarin, ‘of de minister op de hoogte was van de vele inbraken en van de beide roofovervallen te Alem en Oss etc…’.

1930, 19 november.
Het gemeentebestuur van Oss schreef een brief met adhesiebetuigingen van de dertien omliggende gemeenten naar de minister van Justitie, om ‘wel te willen bevorderen dat des winters, gedurende den nacht, het Rijkspolitietoezicht voor de gemeente Oss en omgeving wordt verscherpt’.

1930, 29 november.
De minister van Justitie antwoordde schriftelijk. Hij had begrip had voor de situatie, maar hij vond dat er geen tekort was aan politiepersoneel. De zaak had de volle aandacht van hem en de betrokken autoriteiten.

1931, december.
Burgemeester Van den Elzen belegde een vergadering met de collega’s van de omliggende gemeenten en de districtscommandant van de marechaussee op het stadhuis. Zijn daarbij gedane verzoek om meer inzet van manschappen werd niet gehonoreerd, hoewel het aantal inbraken bleef toenemen. Drie maanden later overleed de burgemeester.

1932, 9 mei.
Bij zijn installatierede zei de nieuwe burgemeester Ploegmakers dat hij als hoofd van de plaatselijke politie zou optreden en bevorderen dat er een einde kwam aan de vele inbraken in en rondom Oss. Tijdens zijn oriëntatieperiode draaide hij een hele wekelijkse nachtdienst mee. De nachtdiensten werden in de wintermaanden extra uitgebreid met drie agenten van politie en drie nachtwakers, zodat er drie patrouilles surveilleerden. Er werden strenge nachtelijke politiecontroles gehouden, waarbij ook de marechaussee was betrokken en iedereen op straat werd aangehouden. Uit angst voor aanhouding en fouillering besloten de Osse criminelen hun werkterrein naar de omliggende gemeenten te verleggen. Om toch op inbrekerspad te kunnen gaan gingen zij ’s ochtends op de fiets weg en kwamen pas de volgende dag terug. De gestolen goederen werden in de omgeving goed verborgen om ze later te kunnen verhandelen. In Oss kwamen zij ’s nachts niet meer op straat.

1932, 8-9 augustus.
Gerrit (Gerardus Johannes) de Bie werd door zijn neef Pietje de Bie met 67 messteken in Berghem om het leven gebracht. Zij hadden een relatie met dezelfde vrouw. Onderweg naar een kippendiefstal kregen zij daarover een hoogoplopende ruzie die fataal eindigde. Hij werd hiervoor in 1935 berecht.

1932, 9 november.
Moord te Berghem op Jan van de Pas, eigenaar van een café aan de Berghemscheweg.
De zaak stond onder leiding van opperwachtmeester van de marechaussee H. Soethout. Een jarenlang onderzoek volgde. De marechaussee verzamelde in samenwerking met de gemeentepolitie meer dan honderd getuigenissen en het werd steeds duidelijker dat Jan Ceelen, kippenboer, bekend wielrenner en vaste klant van Café van de Pas, de dader moest zijn.

1933, januari.
Extra inzet tijdens de nachtdiensten wegens toename van criminele activiteiten.

1934, 13 januari.
Burgemeester Ploegmakers nodigde de burgemeesters van de omliggende gemeenten en de hoogste politiefunctionarissen van de marechaussee en rijkspolitie uit voor een bespreking. De heer Bowier, de districtscommandant van de marechaussee uit Nijmegen, vond de toestand niet onrustbarend , maar toch verre van rooskleurig. Door intensieve samenwerking was in de afgelopen drie jaar een einde gekomen aan de roofovervallen en kippendiefstallen. Hij pleitte voor het doorzetten van de intensieve nachtelijke patrouilles met uitbreiding in de omliggende gemeenten onder zijn leiding. De melding van een misdrijf werd gewijzigd. Er werd verordineerd dat bij elke melding van een misdrijf de commandant te Oss en de burgemeester direct telefonisch op de hoogte moesten worden gesteld. Voorheen gebeurde dit pas de volgende dag. Direct moesten op de bij de politie bekende adressen invallen worden gedaan.

1934, 15-16 mei.
Over de roofmoord te Oijen in 1934 werd uitgebreid in de landelijke pers geschreven.
De twee oude gebroeders Verhoeven werden overvallen. Hierbij werd Toon dusdanig met een ijzeren vijl bewerkt en met een ijzer beslagen schoen geschopt dat hij dit niet overleefde. De ander broer Piet raakte bij de schermutseling licht gewond. De buit bedroeg f. 170.

1935.
De politie van Oss slaagde erin om in samenwerking met de Koninklijke Marechaussee in korte tijd tachtig verdachten op te pakken en daarmee ongeveer 300 misdrijven op te lossen. Onder hen waren de beruchte Piet de Bie en A. Hendriks sr. alias Toon de Soep, die op het laatst van zijn proces zijn stilzwijgen doorbrak en zijn begane misdaden bekende.

1935, 10 op 11 april.
In die bewuste nacht hadden Alois Golda met zijn kompaan Rudolf Miller (schuilnaam) getracht in te breken in de pastorie van Teeffelen. Beiden wisten aan de gewaarschuwde marechaussees te ontsnappen en werden op hun vlucht te Oss gesnapt door twee agenten. Toen de daders het vuur op de twee politiemannen openden werd Golda neergeschoten, Miller wist te ontsnappen. Alois Golda, afkomstig uit Tsjecho-Slowakije, werd overgebracht naar het Osse ziekenhuis. Daar kon men hem niet opereren. Hij werd naar Den Bosch overgebracht. Daar werd de achtergebleven kogel verwijderd. Op 24 april 1935 overleed Golda aan complicaties in het ziekenhuis van Den-Bosch. Hij was geboren op 31-05-1899, te Gudovac. Alois was een brandkastenkraker en ook schuldig aan het neerschieten van de Polizeibeambte Steinbusch op 1 juni1934 in het Bezirk Achen. Ook had hij met een automatisch pistool geschoten op Pfarrer Klocher van het plaatsje Inden vlakbij Jülich. De pastoor raakte hierbij zwaar gewond. De voortvluchtige Rudolf Miller zou volgens zijn papieren geboren zijn op 7 oktober1905 te Sinky Holendry, in Polen. Hij werd in Duitsland door de Kriminalpolizei van Mönchen-Gladbach en Berlijn gezocht wegens inbraak en diefstal en een doodslag, begaan in Berlijn. In april 1936 kon via de politie van Maastricht, door vergelijking van een vingerafdruk die was aangetroffen op een achtergebleven bretelknip en het tonen van een foto aan een kleermaker te Luik, aangetoond worden dat het ging om Rudolf Hulinsky, geboren op 2 december1909 te Marxloh in Duitsland.

1935, 31 mei.
Waardering voor het korps marechaussee. Om vijf uur ’s avonds stond de voltallige brigade van de marechaussee van Oss opgesteld op het achterplein van de kazerne aan de Heescheweg. Het onderdeel gehuisvest op de Elzenburg was ook present. De procureur generaal tevens fungerend directeur van politie, Mr. E. Baron Speyart van Woerden, trad, begeleid door opperwachtmeester Mintjes, voor het front van de troep en dankte hen voor de getoonde inzet. Hierbij memoreerde hij dat zijn vader in 1893 als substituut officier de moordzaak op wachtmeester Hoekman behandelde en hij als klein jongetje van Oss hoorde. In zijn rechterlijke loopbaan had hij zelf de zaken met grote belangstelling gevolgd voordat hij in Den Bosch terechtkwam. Het was nodig bijzondere maatregelen te treffen om daaraan een einde te maken.

1935, juni.
In het ‘Tijdschrift voor de politie’ verscheen een artikel over de aanpak van Osse Criminaliteit. De laatste jaren ondervonden de manschappen veel moeilijkheden en moesten ze talrijke teleurstellingen ervaren. In het begin omvatte de brigade tussen de 4 en 5 personen, op een bevolking van 16000 zielen en een uitgestrekt bewakingsgebied met honderden binnenwegen en paden, waardoor zij zich machteloos voelde. Pas toen er herhaaldelijk roofovervallen en zelfs roofmoorden plaatsvonden, werd de al lang aangevraagde versterking toegekend. De brigade werd tot 10 man gebracht, terwijl er twee detachementen van ieder 5 personen in de nabijheid van Oss werden uitgezet. Onder leiding van opperwachtmeester Mintjes, geassisteerd door zijn oudste wachtmeesters, verantwoordelijk voor het recherchewerk, werd er dag en nacht onafgebroken dienst gedaan. Niemand van de verdachten werd met rust gelaten. Soms werden zij drie of vier maal per dag aangehouden en gefouilleerd. Kort hierna volgde een veldslag ten woonhuize van de familie De Bie. Alwaar ter gelegenheid van de vrijlating van ‘van O’, uit de gevangenis zich dertig feestvierders hadden verzameld.
Toen men de politie ontdekte, verdedigde zij zich met veel geweld. Dit voorval miste zijn uitwerking niet. Hierna werd een zware surveillance onderhouden door de wachtmeesters. De stille kroegen werden meermalen op verschillende tijdstippen bezocht. Er werden pogingen ondernomen om bepaalde personen dusdanig te intimideren zodat zij de andere zijde kozen. Op den duur werden enkelen wat loslippiger. De ‘verraders’ werden door de anderen wantrouwend aangezien.
1935, 26 november.

Het Osse politiekorps gehuldigd in de gerechtszaal van het paleis van Justitie te ’s-Hertogenbosch. De procureur-generaal der koningin, Mr. E.L.M.H. Baron Speyart van Woerden, roemde het optreden van de Osse politiemannen. Enkele koninklijke onderscheidingen werden uitgereikt.

1936, 19 februari.
De Osse wachtmeester A. v.d. Weerdt van de Koninklijke Marechaussee verliet Oss. Hij werd overgeplaatst naar de brigade te Geffen. Hij had de bijnaam King Kong, door zijn lichaamskracht. Hij had een groot aandeel gehad in de zuivering van Oss. Onlangs was hij gedecoreerd met de gouden medaille met de twee zwaarden.

1938.
Arrestatie door de marechaussee van de Joodse fabrieksdirecteur Maurits (Mau) van Zwanenberg. Hij had vrouwelijke personeelsleden uit zijn fabriek seksueel misbruikt. Hij kreeg hiervoor na aftrek van voorarrest een gevangenisstraf van twee jaar opgelegd. De NSB’er Mussert maakte hiervan gebruik. In het propagandablad van de NSB stonden enkele antisemitische verhalen over de Zwanenbergaffaire.
De verhouding tussen de gemeentepolitie en marechaussee was gespannen. Volgens de procureur-generaal in Den Bosch was de brigade Oss over het paard getild. Na een aantal geruchtmakende onderzoeken door de marechaussee naar zedenzaken bij Zwanenberg - Organon, klachten over zedendelicten waarbij twee priesters waren betrokken, zwendel en heling door een Osse bankier en problemen in de werkverschaffing, besloot hij hieraan een einde te maken.
Hij kreeg toestemming van minister C.M.J.F. Goseling de lopende onderzoeken van de marechaussee stil te leggen.

1938, 29 maart.
Onderzoek naar de gedragingen van Max Hes, correspondent van het nieuwsblad De Telegraaf en de NRC, wegens de door hem gepubliceerde, opgesmukte berichten over Oss.

1938, 1 april.
De zes onderofficieren van de Osse brigade van de marechaussee werden van hun opsporingstaak ontheven en vervolgens overgeplaatst. De zes gingen tegen deze beslissing in beroep bij het Ambtenarengerecht. Zij dienden een aanklacht in tegen de onterende besluiten en handelingen die tot opheffing en overplaatsing hadden geleid.
Het felle optreden van de politiedirecteur van Noord Brabant en Limburg, Speyart van Woerden, werd scherp veroordeeld in antipapistische artikelen in de nationaalsocialistische en neutrale pers. Dit leidde tot vragen in de Tweede Kamer. Daarbij werd de strijd verhevigd door artikelen in de landelijke pers, onder andere de Telegraaf en blaadjes van NSB. De debatten in de Tweede Kamer verhevigden en liepen zelfs uit op een ordinaire vechtpartij. In 1939 moest minister Goseling in de Tweede Kamer uitgebreid verslag en verantwoording doen (zie de nota van Minister Goseling over de zaak Oss, de bijlagen van de Handelingen van de Tweede Kamer van 1 februari 1939). Het gevoerde beleid door de marechaussee in Oss werd door de kamer na maandenlange discussies afgekeurd.
Formeel werd Speyart later door de ambtenarenrechter in het gelijk gesteld. Maar de formele en weinig flexibele katholieke Speyart had de politieke consequenties over het hoofd gezien. Hij was een man die goed wist op welke wijze hij zijn grote macht effectief kon laten gelden. Minister Goseling moest het veld ruimen en Speyart bleef tot september 1940 op zijn ‘zetel’ in Den Bosch.
De Osse kwestie zou een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de val van het kabinet Colijn in 1939. Toen in december 1939 de rijksbegroting in de Kamer werd behandeld, herinnerde men hem eraan dat de zaak Oss niet was afgedaan. De oorlogsdreiging in Europa was intussen toegenomen. De Osse zaak werd door veel belangrijkere zaken naar de achtergrond gedrongen. De indertijd gestopte justitiële onderzoeken werden niet meer hervat. Omdat in de landelijke dag- en weekbladen de afgelopen jaren bijna dagelijks artikelen over de Osse affaires werden gepubliceerd, waarbij de katholieke dagbladen de artikelen in de bladen van andere gezindten bekritiseerden, raakte het Osse imago steeds verder geschaad.

De Duitse bezetting 1940-1944

1940, 16 augustus.
In café Luijk vond de eerste NSB-vergadering plaats, die een rustig verloop had. Sprekers waren Thomaes uit Nijmegen, Tesser uit Ubbergen en Rost van Tonningen. Rost van Tonningen sprak over de zaak Oss, onder andere over Mau van Zwanenberg, de katholieke geestelijken en de marechaussee, minister Goseling en de procureur-generaal te ’s-Hertogenbosch (zie inv.nr. 157).

1940, 7 september.
In de zaal van het café A. Thalen aan de Kruisstraat vond een NSB-vergadering plaats van de ‘Actie Bouwman’. Spreker was de voorzitter, de heer Houting. Na hem hield Bouwman, afkomstig uit Puiflijk zijn lezing (zie inv.nr. 157).

1940, 9 september.
Vergadering van Nationaal Front onder voorzitterschap van heer Pieck. Spreker was Arnold Meijer (zie inv.nr. 157).

1940, 18 november.
Eerste grote openbare vergadering te Oss van de Nationaal Socialistische Nederlandse Arbeiders Partij. Leider was majoor Kruyt. Sprekers waren Majoor Kruyt en de econoom Leenes (zie inv.nr. 266, PV nr. 226).



1940, 24-28 november.
De Sicherheitsdienst stelde een onderzoek in naar geruchtmakende affaires van leden van de familie Zwanenberg en de pastoors Vissers en Bloem. Dit bleef zonder verdere gevolgen (inv. nr. 158).

1941, 8 februari.
Vergadering van de NSB. Gespreksleider was de heer van Houting te Oss. Spreker was de heer Bouwman uit Puiflijk. De inleider vertelde de aanwezigen waarom hij sinds kort lid was geworden van deze partij: ‘Bescherming van de kleine boer, de arbeider en middenstander tegen de verdrukking der democratische en plutocratische kliek, jodendom en zwijnerij’. Hij verwees naar enkele bekende Ossenaren. De heer Bouwman hernam daarna het woord: Oss moest gaan beven van de groet ‘Hou-Zee’ (inv. nr. 159, nr. 73).

1941, 11 maart.
Begrafenis van het raadslid en de leider van de NSB Oss, (Gradje) G.J. Houting, in de H. Hartkerk aan de Kromstraat. Hierbij was veel vertoon van inwoners uit Oss en de regio in NSB- en W.A.- uniform. Dit was tegen de bisschoppelijke voorschriften. Pastoor Van Ierland had geweigerd de dienst voor te gaan en had zich demonstratief bij de ingang van zijn kerk opgesteld. Een priester uit de buurt van Kleef leidde daarom de eredienst. Onder bewaking van marechaussee en gemeentepolitie verliep de eredienst zonder problemen (inv. nr. 160).

1941, 12 maart.
De commissaris van de provincie deed navraag bij de burgemeester van Oss over het zonder opgaaf van redenen arresteren van dr. M.C. Geerling van de firma Organon (inv.nr. 160).

1941, 29 maart.
De Nederlands Arbeidsdienst kreeg van de gemeente Nistelrode een terrein in huur om daar een Arbeidskamp in te richten (het latere Ambonezenkamp en opleidingscentrum voor de politie).

1941, 29 maart.
Vergadering van de NSB onder leiding van de heer Thomas uit Nijmegen. Bouwman uit Puiflijk was een van de sprekers. Hij gaf fel af op de regering en de joden, vooral in Oss. Ook de geestelijkheid werd genoemd. ‘Een grote pest in Oss waren vooral de joden Simon den Hartog, Bram van den Bergh en Levi den Hartog’. Daarna nam de heer Ernst Voorhoeve, algemeen propagandaleider van de NSB het woord.

1941, 6 mei.
Vergadering van de NSNAP onder leiding van de heer Daser, kringleider uit Nijmegen. Spreker was onder andere de heer Scharf, propagandaleider uit Amsterdam. Hij gaf af op Engeland en roemde de Duitsers.

1941, 13 mei.
Kort verslag gericht aan de Verbindungsoffizier zum Generalstaatsanwalte in ’s-Hertogenbosch.
Waarin melding werd gemaakt van 19.000 inwoners, van wie 600 lid waren van de Unie, 450 leden van de NSB, 70 van het Nationaal Front en 50 van de NSNAP.

1941, 28 juni.
Kameraadschapsavond van Nationaal Front. Spreker was dominee. Domela Nieuwenhuis Nyegaard (inv. nr. 161, rapport nr. 370).

1941, 3 juli.
Om 21.30 uur werden op verzoek van de procureur-generaal tevens politiedirecteur te ’s-Hertogenbosch in beslag genomen in de Uniewinkel aan de Kruisstraat 620 Unieweekbladen en in de stationsboekhandel 13 Unieweekbladen (inv. nr. 234, nr. 45).

1941, 29 juli, 19.00 uur.
Bijeenkomst van de W.A.-afdeling in hun lokaal van de openbare school aan de Eikenboomgaard. Ongeregeldheden (inv. nr. 161, rapport nr. 431; Inv. nr. 234, nr. 71).

1941, 2 augustus, 20.00 uur.
Openbare vergadering van de NSB. Spreker was de heer Vleming uit Nijmegen (inv. nr. 162, volgnr. 447; inv. nr. 234, nr. 74).

1941, 19 september, 20.00 uur.
Vergadering van de NSNAP. Sprekers waren de heren Otten uit Nijmegen en Zwartbroek (inv.nr. 162 rapportnr. 565).


1941, 20 september.
Openbare bijeenkomst van de N.S.B. op de Heuvel. Spreker was mr. Peters uit Eindhoven (inv.nr. 162 rapportnr. 566).

1941, 30 september.
Relletjes op de Heuvel bij het omzagen van het ijzeren hek om de Wilhelminaboom door leden van de W.A. (inv. nr. 173 volgnr. 465; inv. nr. 174, volgnr. 112; inv.nr. 211, verhoor J.P. Abels; inv. nr. 212, nr. 104; inv. nr. 212, nr. 95).

1941, 29 oktober.
Rapport betreffende het neerstorten van een Duits vliegtuig, type Henkelbommenwerper, op 11 mei 1940, om 18.00 uur, in de Heihoek, langs de Klein Ussenstraat. De drie gewonden waren: Heinrich Hill * 10-07-1917, woonplaats Allendorf; Gustav Grijwatz, * 30-06-1914, woonplaats Gelsenkirchen en Karl Zillmer, * 27-08-1898 ( inv. nr. 163).

1941, 16 november.

Rapport inzake een vechtpartij op de Heuvel nabij de Peperstraat tussen W.A. leden en burgers.

1941, 20 november.
Vergadering van de NSB, afdeling Oss, in de Luxor Bioscoop aan de Molenstraat. Er werden diverse propagandafilms getoond. De heer Vos uit Utrecht hield een redevoering, met als onderwerpen:
- Met Duitsland tegen het Kapitalisme en Bolsjewisme.
- De massa ging twijfelen aan Engeland, aan Oranje en aan zich zelf.
(zie inventaris nr.163).

1941, 14 december.
Een bijeenkomst van de NSB in een zaal van hotel Luijk, Spoorlaan 50 (inv.nr. 161).

1941, 16 december.
Inbeslagname van de kasgelden, boeken en bescheiden van de Nederlandse Unie, afdeling Oss, en Nationaal Front, afdeling Oss.

1941, 29 december.
Verzoek om arrestatie door de Befehlshaber van de Sicherheitspolizei te ’s-Hertogenbosch van vier ‘A sociale elementen’ in Oss. Deze personen zouden in eerste instantie naar Amersfoort worden getransporteerd. Zij moesten op 5 januari 1942 bij de strafgevangenis te Breda aankomen. Echter, op 5 januari werden de vier mannen overgebracht naar het Huis van Bewaring in Den Bosch (inv. nr. 164, brief nr. 2)


1942, 28 en 29 januari.
Op last van de Duitsers werd door Publieke Werken van de gemeente op de openbare gelegenheden de borden, “Voor Joden Verboden”, aangebracht.

1942, 26 maart, 23.12 uur.
Na een zeer kort luchtgevecht boven de gemeente werden twee vliegtuigbommen afgeworpen.


1942, 7 april.
Burgemeester Louis De Bourbon laat vanaf dit moment regelmatig naspeuringen verrichten naar de gedragingen van de in Oss woonachtige Joodse vluchtelingen. Dit gebeurde op verzoek van de Duitse autoriteiten.

1942, 1 mei. 20.00 uur.
Openluchtbijeenkomst van de N.S.B. op de Heuvel. Sprekers waren de heren Van Alphen uit Den Bosch en Van der Biezen (inv.nr. 165, nr. 325).

1942, 23 mei, 20.15 uur tot 21.30 uur.
Vergadering van de N.S.B. in de zaal van hotel Luijk aan de Spoorlaan. Woordvoerder was de heer Sassen uit Breda (inv.nr. 165, nr. 366).

1942, 29 augustus 19.00 uur.
61 Joodse inwoners overgebracht naar ’s-Hertogenbosch (inv.nr. 269, nr. 239).

1942, 31 augustus.
Het gewestelijk arbeidsbureau wilde weten waar Samuël van Zwanenberg, geboren op 20-03-1888 te Uden, verbleef. De inspecteur van politie te Oss deelde namens de burgemeester het bureau het volgende mee: ‘Op 29 juli 1942 was hij opgenomen in ziekenhuis Johannes de Deo in Den Bosch. Op 22 augustus 1942 is zijn echtgenote hem op gaan zoeken, om hem mede te delen, dat hij op 25 augustus 1942 naar een werkkamp zou worden gezonden. Beiden hebben die dag het ziekenhuis aldaar verlaten en zijn sindsdien spoorloos. Een verzoek tot opsporing van Van Zwanenberg zal in het Algemeen Politieblad worden geplaatst en zal bij aanhouding U hiervan onmiddellijk kennis worden gegeven.’

1942, 31 augustus.
In het Algemeen Politieblad werd een opsporingsbericht geplaatst van een aantal spoorloos verdwenen Osse Joodse inwoners, onder wie
‘Rosalie Wijnbergen * 21-03-1899, te Eindhoven. Wonende Oss, Kruisstraat 80.
Rosala Clara Hartog * 26-09-1904, te Eindhoven. Wonende Oss, Smalstraat 7.
Helena de Vries-Wolf * 03-05-1894, te Venlo. Wonende Oss, Heuvel 94.
Fanny Jetta de Vries * 18-04-1923, te Venlo. Wonende Oss, Heuvel 94.
Jacob Elekan * 28-07-1903, te Veghel. Wonende Oss, Floraliastraat 23.
Johanna Elekan-Rosenbach * 20-03-1911, te Groningen. Wonende Oss, Floraliastraat 23.
Regina Elekan * 07-11-1904, te Veghel. Wonende Oss, Floraliastraat 23.
Alexander Jacobus Mozes * 14-03-1914, te Vierlingsbeek. Wonende Oss, Spoorlaan 18.
Max Mozes * 21-10-1883, te Appingedam. Wonende Oss, Linkensweg 9.
Hester Odewald * 13-07-1916, te Appingedam. Wonende Oss, Linkensweg 9.

1942, 9 september.
De achtergebleven, als vluchteling bekend staande joden dienden een verhuistoestemming te krijgen, omdat zij verbleven in de woningen van vertrokken of gevluchte joodse families. Deze woningen waren voor een gedeelte verzegeld, maar moesten nu geheel worden afgesloten. Hiertoe richtte de politie inspecteur van Oss een verzoek aan de heer Hauptsturmfüher Wörlein bei der Zentralstelle für jüdische Auswanderung te Amsterdam een verzoekschrift (inv. nr. 166 nr. 608). Op woensdag 30 september 1942 om 12.30 uur vertrokken deze personen per trein naar Amsterdam om zich te melden bij de Centralstelle für jüdische Auswanderung aan de Apollolaan 187 te Amsterdam (inv.nr. 166, nr. 641).

1942, 19 september.
Naar aanleiding van een telefonisch verzoek van de Duitse autoriteiten werden er naspeuringen gedaan naar de verdwenen familieleden Elekan, Floraliastraat 23, Oss. Er werd een opsporingsbericht in het Algemeen Politieblad geplaatst (inv. nr. 166, nr. 621).


1942, 7 oktober.
Werd er een bericht door gegeven aan de commissaris voor niet Commerciële Vereniging en Stichtingen, Waalsdorperweg 72, Den Haag, dat de in beslag genomen administratie van de Nederlandse Unie en Nationaal Front per Nederlandse spoorwegen ongefrankeerd aan bovenvermeld adres was verzonden (inv.nr. 166, nr. 655).
1942, 15 oktober.
Omstreeks 23.00 uur werd een Engels vliegtuig door schoten van een Duits vliegtuig getroffen. Het stortte neer op een perceel bouwland op ongeveer 300 meter ten oosten van de Molenweg (inv.nr. 269, nr. 387; inv.nr. 166, nr. 693 en 697).

1942, 11 december.
Burgemeester De Bourbon van Oss, verzocht om plaatsing van een oproep in het Algemeen Politieblad, voor de opsporing van een aantal verdwenen Joodse inwoners (inv.nr. 166, nr. 834).

1943 1 maart.
Eervol ontslag van het voltallige politiepersoneel. Per 12 mei 1943 volgde het besluit tot nieuwe aanstelling van het voltallige politiepersoneel met toekenning van een nieuwe rang en functie ingevolge de verordening no. 108/1940 van de Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandse gebied (inv.nr. 206, letter O).

1943, 11 april.
Rapportage aan de verbindingsofficier des Befehlshaber der Ordnungspolizei zum Landespolizeipräsidenten te ’s-Hertogenbosch. Betreffende sabotage of de voorbereiding van een aanslag op de directeur van Organon, de Reichsdeutscher dr. Sastrov .(inv.nr. 167, nr. 125, 225; inv.nr. 270, nr. 101).

1943, mei.
Burgemeester Louis de Bourbon kon ondanks zijn benoeming door de Duitse bezetter zich moeilijk blijven verenigen met de Duitse bezettingsmaatregelen. Na het laatste transport van joodse inwoners dook hij onder. Zie hiervoor zijn lange afscheidsbrief, gericht aan de hoofdambtenaren en afdelingschefs van de gemeente Oss, mei 1943 (inv.nr. 252).



1943, 6 mei.
Onderzoek naar een mogelijke aanslag op een trein. Dit gebeurde door het plaatsen van een remschoen op de rails tussen Oss en Berghem op 6 mei1943, omstreeks 16.20 uur (inv. nr. 167, nr. 280).

1943, 24 augustus.
Negatief advies inzake een verzoek om gratie van A.J. Hendriks, bijnaam Toon de Soep (inv.nr. 168 volg nr. 551).

1944, 9 maart.
Rapport inzake radio’s op het gemeentehuis (inv.nr. 170, nr. 174; inv.nr. 174, nr. 71; inv. nr. 213, nr. 166).

1944, 14 april.
Opgave van de in beslag genomen en op het politiebureau bewaarde schadelijke en ongewenste literatuur (inv.nr. 170, nr. 283).

1944, 28 augustus.
Omstreeks 18.30 uur werd boven Oss een vijftal bommen afgeworpen. Deze kwamen alle in bouwland terecht en er ontstond aan 70 woningen schade (inv.nr. 171, nr. 687).

1944, september.
Op dinsdag 19 september 1944 werden de in Oss aanwezige Duitse soldaten verrast door het binnenrijden van twee Engelse tanks en een vrachtwagen met soldaten. Na enkele korte vuurgevechten werden de Duitsers tijdelijk uit Oss verdreven. De Engelsen waren gewaarschuwd door een Osse politieman, die had verteld dat op het station van Oss enkele Engelse piloten stonden die door de Duitsers zouden worden weggevoerd. De Engelsen soldaten die een onderdeel vormde van de aanval op Arnhem, gingen daarna verder richting Nijmegen. De dag erop kwam een groepje Duitsers terug. Ze schoten op de uithangende Nederlandse vlaggen en plunderden de vleeswarenfabriek achter het station. Hierna werd een inmiddels gealarmeerde Engelse versterking naar Oss terug gestuurd om nieuwe problemen te voorkomen.



1944, 19 september.
Pro-Duitse inwoners werden opgepakt en afgevoerd naar het politiebureau aan de Ridderstraat.
Daarna werden de mannen in het patronaat aan de Koornstraat opgebracht; de vrouwen werden in het rectoraat aan de Oude Molenstraat opgesloten. In totaal ging het om 250 NSB- en WA-leden (inv.nr. 172; inv. nr. 238, nr. 1 – 7; 21-10-1944 etc).

1944, 25 september.
De Duitsers ondernamen ‘s avonds een rooftocht naar Oss en staken verscheidene woningen aan de Heescheweg in brand (inv.nr. 172, nr. 93).

1944, 27 september.
Rapport betreffende dodelijke slachtoffers ten gevolge van oorlogsgeweld.

1944, 30 oktober.
De van zijn onderduikadres teruggekeerde burgemeester Louis de Bourbon moest direct krachtig ingrijpen in de ontstane wantoestanden met betrekking tot in beslag genomen goederen (inv.nr. 171, nr. 706 A).

1944, 20 en 21 december.
In de nacht vielen op verschillende plaatsen in Oss granaten, die aan verscheidene huizen schade toebrachten: Rozenstraat nr. 37, 39, 41, 43, 45, 52, 54, 56, 58; Floraliastraat 82, 84;Tulpstraat nr. 12, 14, 16, 18, 20;Ruwaardstraat 46 (inv.nr. 171, nr. 784).

3 Aanwijzingen voor het gebruik

Openbaarheid
In principe zijn stukken ouder dan 75 jaar openbaar.

Archief marechaussee
Het archief van de Osse marechaussee is zeer beperkt bewaard gebleven. Het werd aangetroffen in het gemeentelijke politiebureau. In deze inventaris is het als gedeponeerd archief opgevoerd.

De zaak Oss
In de jaren dertig kregen steeds meer kranten interesse in de Osse verwikkelingen. In de bewuste periode verschenen tientallen artikelen met spotprenten, foto’s of grote kopteksten in de landelijke dag- en streekbladen. Dag in dag uit kwam Oss in het nieuws. Het opkomende nationaalsocialisme maakte in hun propagandabladen dankbaar gebruik van de in Oss en Den Haag ontstane politieke situatie. Het was voor het eerst dat er in de pers tot zelfs in Duitsland en België zoveel over één plaats als Oss werd geschreven.
Getuigenis hiervan is de omvangrijke krantenknipselcollectie, deels aangelegd door:
- Jan Cunen, gemeentearchivaris van Oss,
- J.P. Pulles, advocaat-procureur en wethouder van de gemeente Oss,
- Henk de Werd, chef interne zaken en archief, in opdracht van gemeentesecretaris Chris van Herpen en de burgemeester,
- een medewerker van het BHIC die de knipsels geordend en aangevuld heeft met los in het archief aangetroffen en later verkregen krantenartikelen.

Na het verschijnen van het boek van Willem Nagel in 1949, getiteld ‘De criminaliteit in Oss’, werd vrijwel de complete oplage (bijna 4000 stuks) door de gemeente Oss opgekocht en daarna vernietigd. Tevens werd de voor Oss ‘gevoelige unieke krantencollectie’ naar het politiebureau overgebracht en daar in het archief opgeborgen. Het toenmalige gemeentebestuur was bang dat het imago van de gemeente geen goed werd gedaan als deze zaken in de openbaarheid kwamen. Bij de definitieve inventarisatie in 2010-2011 van het Osse politiearchief werd de collectie ontsloten.
Ze bevindt zich in het archief van de gemeentepolitie van Oss 1945-1993 (toegangsnummer 7536, inv.nr.434 t/m 450). Na ordening werden de sterk vergeelde en broze knipsels gedigitaliseerd en toegankelijk gemaakt via de website van het BHIC. Let bij het inzien van de publicaties vooral op de politieke kleur van de kranten. De inhoud van deze berichten en de groeiende mythevorming hebben het imago van Oss geen goed gedaan.

Overzicht van kranten waaruit de knipsels komen:
Algemeen Handelsblad
Amersfoortsche Courant
De Amsterdammer (Christelijk Sociaal Dagblad voor Nederland)
Het Avondblad
De Banier (Staatkundig Gereformeerd Dagblad)
De Bossche Courant
De Courant
Dagblad de Nieuwsbron
Dagblad voor Noordbrabant
Dagblad van Noordbrabant en Zeeland
Dageraad, van Rappardpartij, NSB Oss
Deli Courant
De Dongebode
Eindhovensche en Meierijsche Courant
De Emmercourant
De Gelderlander
Bulletin van de Gelderlander
De Groene Amsterdammer
De Haagsche Post
Handelingen der Tweede Kamer
Herstel (Algemeen Katholiek Weekblad)
Het Huisgezin
Het Laatste Nieuws (Vlaanderen, België)
Limburger Koerier
De Maasbode
De Middelburger & Goesche Courant
Nationaal Herstel
Het Nationale Dagblad
De Nederlander
Nieuwe Rotterdamsche Courant
De Nieuwsbron (Den Haag)
Het Nieuws van de Dag
De Morgen, De Zuidwillemsvaart
De Nieuwe Dag
De Nieuwe Eeuw
Noordbrabants Dagblad, Het Huisgezin
Ons Noorden
De Omroeper (Reclamebode Zwollerkerspel)
De Opmarsch
De Notenkraker
Paris-Soir
Provinciale Noordbrabantse ’s-Hertogenbossche Courant
De Reclamebode
De Residentiebode
De Stad Oss
De Standaard (Antirevolutionair dagblad voor Nederland, A.R.)
De Sumatra Post
De Telegraaf
De Tijd
12 Uur
Utrechtsch Nieuwsblad
Volk en Vaderland (nationaalsocialistisch blad)
Het Volksblad
De Volkskrant



West Friesch Dagblad
Wiering’s Weekblad
De Zuidwillemsvaart
Zwart Front.

Joodse vluchtelingen
In inv.nr. 153 en 153A bevinden zich afschriften van de ‘Vragenlijst Grensbewaking’ en correspondentie betreffende de in Oss verblijvende vreemdelingen. Hieruit blijkt dat door het toenemende antisemitisme in Duitsland er al vanaf 1933 joodse vluchtelingen naar Nederland gekomen zijn, die tijdelijk in Oss terechtkwamen. Zij kregen er onderdak bij Joodse families, die onder meer werkzaam waren bij de firma’s Organon en Zwanenberg. Deze werknemers hadden een jaarinkomen van boven de f. 3000 per jaar en werden geacht deze vluchtelingen te kunnen onderhouden. Sommigen van hen waren in afwachting van de reisdocumenten voor Noord- of Zuid Amerika of Palestina. Het wachten op de benodigde papieren duurde langer dan verwacht en enkelen gingen daarom bij deze Osse firma’s aan de slag. Vanaf april 1940 is er een stijging waar te nemen van het aantal personen dat naar Oss kwam. Hieruit blijkt dat er in Oss meer joodse personen verbleven dan tot nu toe (2013) werd aangenomen. Ze stonden onder vreemdelingentoezicht en komen in de bevolkingsadministratie niet voor.

Citeeradvies
het archief kan geciteerd worden als:
- voluit: Brabants Historisch Informatie Centrum, 7366 archief van de gemeentepolitie van Oss 1856-1944, inventarisnummer …
- afgekort: BHIC, 7366 gemeentepolitie Oss, inv.nr. …

Inventaris
Gemeentepolitie Oss, 1856-1944
34-132 Afschriften c.q. doorslagen Processen-verbaal gemeentepolitie Oss
73 1 t/m 146, 1943 i
7366 Gemeentepolitie Oss, 1856 - 1944
Inventaris
Gemeentepolitie Oss, 1856-1944

34-132 Afschriften c.q. doorslagen Processen-verbaal gemeentepolitie Oss
73
1 t/m 146, 1943
Datering:
1943
Vindplaats origineel:
Den Bosch
Reden geen uitleen:
Scans beschikbaar
Digitale bestanden:

Kenmerken

Vindplaats origineel:
BHIC 's-Hertogenbosch
Openbaarheid:
Deze toegang bevat een of meer stukken die tot 1 januari 2046 niet zonder meer openbaar zijn.
Het precieze jaar van openbaarheid kun je per inventarisnummer vinden.

Bij vragen kun je contact opnemen met het BHIC.