Uw zoekacties: Commissie beheersconflicten in Breda, 1948 - 1951

70 Commissie beheersconflicten in Breda, 1948 - 1951 ( Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC) )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Historisch overzicht
Ontstaan Nederlands beheersinstituut
Taak en werkwijze van het nederlands beheersinstituut
Problemen, door het NBI ondervonden bij de uitvoering van de taak
Grondheffing aan vermogensbeheren
Einde van het beheer
70 Commissie beheersconflicten in Breda, 1948 - 1951
Inleiding
Historisch overzicht
Einde van het beheer
Het beheer over vermogens van NSB-ers en andere politieke delinquenten (genoemd in artikel 6, lid 1 E 133) kon eerst worden beëindigd nadat de betrokkene in vrijheid was gesteld.
Had deze invrijheidstelling plaatsgevonden vóór 29 oktober 1945 (de datum van inwerkingtreding van het Besluit Politieke Delinquenten, Stb. F 224), dan kon - na gunstig advies van de Procureur-fiscaal bij het Bijzonder Gerechtshof - op grond van artikel 37 (jo. artikel 34, lid 1 sub f) van E 133 door het NBI of een zijner vertegenwoordigingen of bureaus een verklaring worden afgegeven, waarin werd meegedeeld dat de bepalingen van het besluit E 133 niet langer van toepassing waren.
Artikel 12, lid 1 E 133 bepaalde hiermee dat het beheer over het vermogen van rechtswege eindigde.
Ten aanzien van onderbeheergestelden die ná 29 oktober 1945 in vrijheid waren gesteld kon het beheer worden beëindigd:
- wanneer dit door het Tribunaal, op grond van het Tribunaalbesluit van 17-9-1944, Stb. E 101 werd bepaald;
- wanneer door of vanwege de Procureur-fiscaal bij het Bijzonder Gerechtshof op grond van het Besluit Politieke Delinquenten buiten vervolgstelling plaatsvond, zonder dat daarbij de bijzondere voorwaarde werd gesteld van handhaving van de onderbeheerstelling.
Voorts eindigde het beheer ten aanzien van zaken, waarvan de eigenaar onbekend was, door afgifte van die zaken aan de bekendgeworden eigenaar of diens rechtverkrijgenden.
Keerde de onbekende eigenaar echter niet terug binnen een door de Kroon bepaalde termijn, dan werden zijn zaken door het NBI afgegeven om te worden gebruikt voor een door de Kroon nader te bepalen doel.
Ook ten aanzien van het beheer over vermogens van vijandelijke onderdanen gold de bepaling dat het NBI een verklaring af kon geven, waarin (in dit geval) werd bepaald dat betrokkene niet of niet langer een vijandelijke onderdaan was in de zin van het Besluit E 133. Ingevolge artikel 12 E 133 eindigde door deze verklaring de onderbeheerstelling.
De bewindvoering over vermogens van afwezigen eindigde in principe na terugkeer van genoemde afwezige, of nadat inschrijving van overlijden van de afwezige had plaatsgevonden en de rechten waren overgegaan op diens erfgenamen.
Na beëindiging van het beheer was de beheerder gehouden rekening en verantwoording af te leggen aan het NBI, onder overlegging van een vermogensoverzicht van betrokkene.
Eveneens was de beheerder verplicht om desgevraagd ook rekening en verantwoording af te leggen aan de onderbeheergestelde. Betrokkene moest een duidelijk beeld kunnen krijgen van de wijze waarop het beheer was uitgevoerd en wat er met het vermogen was gebeurd.
Er bestond echter geen enkele verplichting om verantwoording af te leggen met betrekking tot de motieven, welke voor het verrichten van bepaalde beheershandelingen hadden gegolden, terwijl evenmin inzage behoefde te worden gegeven in de accountantsrapporten uit de tijd van het beheer.
Aan de onderbeheergestelde werd een déchargeverklaring ter tekening voorgelegd, waarbij betrokkene verklaarde van verdere aanspraken of vorderingen ten aanzien van zijn opgeheven beheer, af te zien. Wanneer de onderbeheergestelde weigerde deze verklaring te tekenen, mocht dit de beëindiging van het beheer echter niet in de weg staan. In dat geval werd volstaan met afgifte van het vermogen tegen ontvangstbewijs.
Klachten over het NBI en ontstaan van de klachtencommissies
Samenstelling en taak commissies beheersconflicten
Opheffing commissies
Aanwijzingen voor de gebruiker
Bijlagen

Kenmerken

Datering:
1948-1951
Vindplaats origineel:
BHIC 's-Hertogenbosch