Uw zoekacties: Kwartiersvergadering Peelland, 1574 - 1810

2 Kwartiersvergadering Peelland, 1574 - 1810 ( Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC) )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Historische inleiding i
2 Kwartiersvergadering Peelland, 1574 - 1810
Inleiding
Historische inleiding

Gebruik CTRL + scroll om te scrollen

Ga
Dit Peel-landt is een vreemt stuk landts doncker Ende vael van coleur, hebbende eenen open, Waterachtighen grondt, met eenen bovenkorst Overtoghen, opde meeste plaetsen niet passabel. * 

De Meierij van 's-Hertogenbosch dankt haar ontstaan aan de verdeling van het vroegere markgraafschap Antwerpen. Deze verdeling vond plaats ten tijde van hertog Hendrik I van Brabant, toen het noordoostelijk gedeelte van het genoemde markgraafschap werd af gescheiden en gevoegd werd bij de in 1184 gestichte stad 's-Hertogenbosch. * 
Het district van Den Bosch vormde tesamen met de kwartieren Leuven, Brussel en Antwerpen het hertogdom Brabant. Aan het hoofd hiervan stond een hoogschout of praetor major en vermoedelijk is hierdoor de naam meierij ontstaan, ook wel schoutdom genoemd. * 
De figuur van de meier is waarschijnlijk gegroeid uit die van de villicus, die de beheerder van de domeingoederen en tevens vertegenwoordiger van de hertog en ambtenaar met bevoegdheden op verschillende terreinen binnen en buiten zijn gebied was. *  Een latijnse vertaling voor meierij is ook villicatio.
De bekende landmeter uit Boxtel, Hendrik Verhees, heeft in 1794 een overzichtelijke kaart van de Meierij van 's-Hertogenbosch gemaakt, die een duidelijk beeld geeft omtrent de samenstelling van dit vroegere brabantse kwartier. * 
De uitermate grillige noordgrens, bekend sinds de "paelscheydinge" op bevel van Albrecht van Beieren in 1388 *  , krijgt aan de rivier de Maas ten Oosten van de monding van de Dieze een natuurlijke grens oostwaarts tot de heerlijkheden Oijen en Dieden, die - beiden van elkaar gescheiden door het graafschap Megen - behoorden tot het kwartier van Nijmegen. Oijen was sinds 1399 leenroerig aan Gelre. * 
In 1440 was Dieden aan de hertog van Gelre verpand. Het eerder genoemde graafschap Megen, het Land van Ravenstein en het Land van Cuyk, dat door de Commanderie van Gemert en de Baronie van Boxmeer werd doorsneden, vormen tenslotte de noordelijke oostgrens van de Meierij van 's-Hertogenbosch. De meer zuidelijke oostgrens - tevens de oostgrens van het kwartier Peelland -loopt dwars door de Peel, die naar bekend haar naam ontleent aan de moerassige bodem. De scheiding tussen Brabant en Oppergelder, thans deel uitmakend van de provincie Limburg, wordt gevormd door de grenzen van de gemeenten Bakel en Deurne. Deze scheiding onderging menigmaal enige wijzigingen, onder meer na het tot stand komen van het Barrièretractaat in 1715 en de Conventie van Venlo van 20 november 1716 tussen de Staten-Generaal en de koning van Pruissen. Hierbij werd overeengekomen, dat er een scheids- of limietsloot dwars door de Peel zou gegraven worden, die moest worden afgebakend met stenen merkpalen. * 
Nadat aanvankelijk alleen boeren uit de heerlijkheid Deurne en Liessel met de aanleg van deze limietsloot onder leiding van ingenieur Draeck waren begonnen werd in 1723 door de Staten-Generaal aan de kwartierschout van Peelland gelast, dat ook andere ingezetenen van het kwartier met de graafwerkzaamheden zouden helpen. * 
In de kwartiersvergadering werd onder meer door afgevaardigden van Helmond tegen deze instructie fel geprotesteerd en tevens verzocht, dat bij deze werkzaamheden niet alleen inwoners van Peelland, maar van de gehele Meierij werden ingeschakeld. * 
Geschillen omtrent de scheiding tussen Brabantse en Gelderse Peel traden onder meer duidelijk naar voren naar aanleiding van een schapenroof door ingezetenen van het in Oppergelder gelegen Venray. * 
De zuidgrens van de Meierij begint bij Deurne en loopt via Budel en de baronie van Cranendonk naar het thans in België gelegen Lommel. De westgrens van de Meierij loopt van de rivier de Donge via Tilburg naar het zuiden en eindigt ten oosten van de in België gelegen abdij Postel.
Buiten de bovenaangehaalde zelfstandige heerlijkheden werd het overige gedeelte - ook wel kleine meierij genaamd - weer verdeeld in een aantal districten: de Vrijdom van 's-Hertogenbosch en de vier kwartieren of schoutambachten *  Peelland, Kempenland, Oisterwijk en Maasland met de respectievelijke hoofdplaatsen Helmond, Eindhoven (oorspronkelijk Oerle *  ), Oisterwijk en Oss. Als kenmerk van ieder van de genoemde kwartieren wordt opgegeven: Peelland het grootste wegens de uitgestrektheid. Kempenland het heerlijkste dank zij de vele aldaar gevestigde heerlijkheden. Oisterwijk het schoonste voornamelijk door zijn natuur en Maasland het vetste in verband met de bodemgesteldheid. * 
Zijn functionarissen als de hoogschout en de kwartierschouten reeds bekend sinds de veertiende eeuw, minder duidelijk is het wanneer voor het eerst vertegenwoordigers van de plaatsen in de verschillende kwartieren georganiseerd in vergadering samenkwamen. De kwartiersarchieven beginnen eerst tegen het eind van de zestiende eeuw en men mag veronderstellen, dat vooral de toen heersende oorlogstoestanden minstens hebben bijgedragen tot de groei van een georganiseerd kwartiersbestuur. Het kwartiersbestuur bestond medio veertiende eeuw enkel uit één ambtenaar in dienst van de hertog. Later wordt deze echter de voorzitter van een georganiseerde kwartiersvergadering, waarin de zaken betreffende de Meierij buiten de Vrijdom van Den Bosch worden besproken en behartigd. Vooral in het retorsietijdperk na de val van 's-Hertogenbosch in 1629 hebben de kwartieren een grote rol gespeeld op het terrein van belastingen, justitie en oorlog. Het overleg tussen de verschillende plaatselijke besturen was toen van groot belang en is min of meer te vergelijken met het ontstaan en de vorming van de hedendaagse streek- en stadsgewesten. Dat men van een dergelijk belang was overtuigd komt onder meer tot uitdrukking door het feit, dat een plaats als Vlijmen, gelegen in het Land van Heusden en derhalve ressorterende onder Holland, zich in 1629 bij de gemeenten in het kwartier Peelland aansluit en aan het kwartiersbestuur opgave doet van de ondervonden oorlogslasten, geleden schade, brandschattingen en extorsiën. * 
Naast belangenbehartiging in velerlei opzicht bij het landsbestuur kan als tweede taak van de kwartieren de regeling van de verhouding van het platteland ten opzichte van de stad 's-Hertogenbosch beschouwd worden. * 
De hoofdstad 's-Hertogenbosch trad nog tegen het midden van de zestiende eeuw op voor de belangen, die de gehele Meierij aangingen . * 
In de tweede helft van de zestiende eeuw treedt - tijdelijk - een figuur naar voren, die als pensionaris in dienst is van het platteland van de Meierij. *  Het ligt voor de hand, dat toen ook veelvuldiger bijeenkomsten plaatsvonden van de Vergadering van de Vier Kwartieren, ook wel Plattelandskamer en tegen het einde van de achttiende eeuw Meierijsche Vergadering genoemd. * 
De kwartieren vaardigden gecommitteerden uit hun midden naar deze vergadering af *  , onder wie gewoonlijk de kwartierschout of diens stadhouder. Voorzitter van de Vergadering van de Vier Kwartieren was de hoogschout of overmeier *  van 's-Hertogenbosch.
Deze was met de schepenen van Den Bosch verantwoordelijk voor de hoge rechtspraak in de Meierij met uitzondering van de plaatsen, die zelf hooggerecht hadden. Ook had genoemde hoogschout te zorgen voor de handhaving van de macht van de hertog. Zijn positie in dit opzicht werd sterker sinds de Staten-Generaal na de capitulatie van 's-Hertogenbosch in 1629 in de rechten getreden waren van de hertog. Sedert 1515 was de hoogschout tevens laagschout van Den Bosch. * 
Bij resolutie van schepenen van 's-Hertogenbosch van 28 maart 1674 werd de achterkamer boven de Rol in het vernieuwde en vergrote stadhuis aldaar beschikbaar gesteld voor de Vergadering van de Vier Kwartieren. *  Aan deze kamer - Plattelandskamer en thans kamer van Burgemeester en Wethouders - ontleende de laatstgenoemde Vergadering haar tweede naam. De hoog- en laagschout van Den Bosch was zoals gezegd voorzitter van de Plattelandskamer. Omtrent de competentie van de hoogschout, onder meer aangaande de convocatie van de vergaderingen, zijn meermalen geschillen gerezen tussen de vier kwartierschouten enerzijds en de hoogschout anderzijds.
Een voorbeeld hiervan is het "Bericht" van de vier kwartierschouten aan de Staten-Generaal van 3 juni 1683, waarbij zij zich beklagen, dat Willem van Raesfelt, hoogschout van Den Bosch, een jaar tevoren de wettige vergadering van de Vier Kwartieren heeft gedissolveerd. *  Daarnaast wordt de hoogschout verweten zich vele bevoegdheden te hebben aangemeten, die van oudsher toekwamen aan de kwartierschouten, waarbij wordt verwezen naar een sententie van de Raad van Brabant uit 1623. * 
Onder het kwartier Peelland ressorteerden de volgende plaatsen: St.-Oedenrode, Helmond, Schijndel, Someren, Veghel, Asten, Leende, Deurne - in 1678 Deurssen genoemd en niet te verwarren met het plaatsje van die naam in het Land van Ravenstein - Heeze, Erp, Mierlo, Nuenen, Gerwen, Bakel, Maarheeze, Soerendonk, Aarle-Rixtel, Son, Liempde, Beek en Donk - ook wel Beeck bij Aerle genaamd -, Lieshout, Geldrop, Lierop, Tongelre - ook Tongeren genaamd -, Zesgehuchten, Budel, Vlierden, Stiphout, Breugel, Nederwetten en Sterksel. * 
Gemert, Waalre en Weert en waarschijnlijk een gedeelte van Bergeijk behoorden in de vijftiende eeuw ook tot het kwartier Peelland terwijl Budel, Maarheeze en Soerendonk, die tesamen de Baronie van Cranendonk uitmaakten, aanvankelijk niet onder Peelland ressorteerden. *  Evenals in de andere kwartieren waren de plaatsen te onderscheiden in zogenaamde statendorpen en heerlijkheden. Statendorpen waren: St.-Oedenrode, Erp, Veghel, Bakel, Nuenen, Gerwen, Son, Aarle-Rixtel, Schijndel, Someren, Lierop, Tongelre, Breugel, Nederwetten en Sterksel. *  Een overzichtelijke kaart van het vroegere kwartier Peelland werd door Dr. J.L. van der Gouw, inspecteur van de Gemeente- en Waterschapsarchieven in Zuid Holland en voormalig Algemene Rijksarchivaris, in zijn Brabantse tijd vervaardigd. * 
Erfgoedstuk
Aanvankelijk was de Oude Vrijheid St.-Oedenrode als oude zetel van het graafschap Rode, dat vijftien dorpen omvatte *  , de hoofdplaats van Peelland. In de zeventiende eeuw werd de heerlijkheid Helmond - tevens de enige stad in het kwartier - het centrum van bestuur. * 
Een reglement aangaande het bestuur van het kwartier Peelland kwam, nadat met het zogenaamde "Minnelijck Verdragh" van 14 april 1694 een ontwerp was gemaakt, definitief tot stand bij resolutie van de Staten-Generaal van 7 februari 1714. *  In het bestuur werd de kwartierschout bijgestaan door twee colleges, de algemene kwartiersvergadering en het college van de Ordinaris-Gecommitteerden. De algemene kwartiersvergadering, bij wie de wetgevende macht berustte, was samengesteld uit gecommitteerden van de verschillende tot Peelland behorende plaatsen en werd voorgezeten door de kwartierschout of diens stadhouder met assistentie van een griffier als penvoerder. In de zeventiende eeuw was er tevens een rentmeester.
Uit de vergadering werd een kleine commissie aangewezen, die in het begin diende om de rekeningen af te horen. Leden van deze commissie werden dan ook Gecommitteerden ter Auditie en later Ordinaris-Gecommitteerden genoemd. In de zeventiende eeuw werd het afhoren van de rekeningen aan de algemene vergadering opgedragen. * 
Doorgaans hadden de gemeenten slechts één afgevaardigde, een der schepenen of burgemeesters, de secretaris of schout of bij een heerlijkheid de heer. Sommige plaatsen, Helmond onder andere, hadden twee afgevaardigden. *  Iedere afgevaardigde ter kwartiersvergadering moest afkomstig zijn van de plaats, die hij vertegenwoordigde en een afgevaardigde mocht slechts voor één plaats stemmen. *  Tevens werd bepaald, dat ieder gecommitteerde een boete van vijfentwintig caroli guldens verschuldigd was aan het kwartier indien hij de zitting niet van het begin tot het einde bijwoonde. *  De kwartierschout stelde de agenda samen, die veertien dagen tevoren moest worden toegezonden aan de verschillende gecomitteerden, de Raad van State, aan de Landsontvangers en aan de rentmeesters van de geestelijke goederen in het kwartier. De kwartierschout had in de vergadering geen stemrecht en hij diende zich uit de vergadering terug te trekken indien drievierde van de aanwezige leden hierom verzocht. Dit was doorgaans het geval indien er punten aan de orde waren, die de kwartierschout persoonlijk betroffen. Dezelfde regel gold voor drossaarden van heerlijkheden en schouten. *  Voor besluiten aangaande belastingen was de meerderheid van drievierde van de stemhebbende leden vereist, waarbij het geen verschil maakte of de vergadering al dan niet compleet was. De resoluties werden tijdens de vergadering door de griffier in extenso genoteerd en na afloop door de kwartierschout en de afgevaardigden van de verschillende plaatsen ondertekend. * 
De uitvoerende macht was opgedragen aan de eerder genoemde Ordinaris-Gecommitteerden, een in de zeventiende en achttiende eeuw zes leden tellend college, dat uit en door de algemene kwartiersvergadering werd gekozen en om de drie jaren moest aftreden. Van de zes leden werden er drie uit de heerlijkheden en drie uit de statendorpen gekozen. Voorschrift was, dat men een vaste woonplaats binnen het kwartier had. *  Ieder jaar in de maand mei traden twee Ordinaris-Gecommitteerden af. Zij vergaderden meestal te Helmond of soms elders. Vóór 1714 mocht de kwartierschout de vergaderingen van dit college naar eigen believen bijwonen. *  Later echter wordt de kwartierschout voorzitter van dit college, zij het niet stemgerechtigd. In geldzaken mochten de Ordinaris-Gecommitteerden slechts besluiten nemen aangaande kwesties, waarbij minder dan vijftig gulden gemoeid was. Vanaf 1797 en 1808 zijn er slechts vijf respectievelijk vier Ordinaris-Gecommitteerden, die vergaderen onder voorzitterschap van een president. *  De Ordinaris-Gecommit teerden bezaten ieder een sleutel van de kwartierskomme, waarin de kwartiersarchieven werden bewaard. Genoemde komme berustte onder de toren van de kerk in Helmond. *  Voor 1694 waren deze sleutels in handen van respectievelijk de kwartierschout, de griffier, de president-schepen van Helmond, de president-schepen van St.-Oedenrode en de heer van Heeze en Leende. * 
Voor zover bekend werd de eerste kwartiersvergadering gehouden te Lieshout. *  Daarnaast vergaderde men aanvankelijk het meest in de herberg "De Wildeman" te Helmond. Dit was een gebouw, dat op 1 juli 1681 definitief zijn bestemming kreeg als stadhuis van Helmond. *  Verder vonden kwartiersvergaderingen plaats te Aarle-Rixtel *  , in de "Drye Sterren" te Helmond *  , te St.-Oedenrode *  , in de "Witte Gans" te 's-Hertogenbosch *  , te Schijndel, Lieshout en Nuenen *  en op de reeds eerder genoemde Plattelandskamer te 's-Hertogenbosch. *  Een in oorlogstijd veelvuldig gebruikte vergaderruimte was de "Colveniers Bogaart" in Den Bosch. * 
In de geschiedenis van de Meierij van 's-Hertogenbosch rond de reductie van die stad heeft een figuur als jonker Marcus van Gerwen, de laatste door Brussel benoemde kwartierschout van Peelland, een zeer grote rol gespeeld. Geboren ca 1560 - te St.-Oedenrode naar men aanneemt - heeft Marcus van Gerwen ruim veertig jaren van 1596 tot 1645 het hoogste gezag uitgeoefend in Peelland. Gedurende de tachtigjarige oorlog was hij de meest op de voorgrond tredende kwartierschout in de Meierij. Gramaye, een tijdgenoot van Van Gerwen, noemt hem een "vir prudens et nobilis".10
Een ander tijdgenoot daarentegen, Jacob Sweerts *  , een staats belastingambtenaar, beschuldigt Van Gerwen van pogingen zich te verrijken ten koste van anderen en noemt hem "een groot papist ende openbaer vijant vant landt". *  Marcus van Gerwen is zonder twijfel een van de meest prominente Brabanders geweest in de eerste helft van de zeventiende eeuw. Reeds kort na zijn benoeming vecht hij voor de vrijlating van gijzelaars, die in verband met de versterking van de fortificatiewerken in Nijmegen en Grave aldaar worden vastgehouden. * 
Geassisteerd door Martin Fabri, notaris en secretaris van Helmond en sedert 1598 griffier van het kwartier Peelland *  , tracht hij bij aartshertog Albertus van Oostenrijk te Brussel verlichting van de zware oorlogslasten, die op de Meierij drukken, te verkrijgen. * 
Na de reductie van 's-Hertogenbosch is Marcus van Gerwen, samen met Christiaan Cauthals, kapitteldeken van Hilvarenbeek, gedelegeerde namens de Meierij bij de conferenties, die in 1630 en 1631 te Tilburg werden gehouden tussen vertegenwoordigers van de gouvernementen te Brussel en Den Haag. *  Na afloop van deze conferenties bracht hij in Den Haag rapport uit. * 
Van Gerwen is wederom vertegenwoordiger van de Meierij bij de vredesonderhandelingen, die Spanje en de Republiek der Verenigde Nederlanden in de jaren 1632 en 1633 met elkaar voerden over de status van dit gewest. Hij had hierbij de opdracht om bij de Staten-Generaal te klagen over de overlast, die troepen van graaf Hendrik van den Bergh, de opvolger van Spinola, vanuit Weert aan de inwoners van de Meierij bezorgden. *  In 1633 werd door de Staten-Generaal besloten in plaats van de vier spaans-gezinde kwartierschouten vier staatse te benoemen. *  De eerste staatse kwartierschout van Peelland was Johan van Woestinghoven. Deze vestigde zich eerst in 1636 in 's-Hertogenbosch. *  De nieuwe functionaris was uiteraard van de "ware gereformeerde religie" en men krijgt niet de indruk, dat hij veel belangstelling had voor de belangen van het gebied, waarover hij namens de Staten-Generaal gezag zou moeten uitoefenen. In het kwartiersarchief wordt Johan van Woestinghoven eerst vermeld, als hij samen met zijn nieuwbenoemde collega's de Staten-Generaal om een traktement verzoekt. *  In feite bleef Marcus van Gerwen de kwartierschout. Het spaanse gouvernement te Brussel weigerde namelijk sauvegarde te verlenen aan de door de Staten benoemde ambtenaren. * 
Als represaille tegen deze weigering werd Marcus van Gerwen samen met zijn ambtgenoten van de kwartieren Oisterwijk en Maasland op 10 maart 1634 gevangen genomen en in Den Bosch opgesloten. In een rekest, dat Van Gerwen vanuit Den Bosch aan de Staten-Generaal stuurde, verdedigde hij zich. Hij voerde onder meer aan, dat hij naar best vermogen de Republiek had gediend maar dat hij weigerde de eed van trouw af te leggen, daar hij geen twee meesters kon dienen. *  Wellicht dank zij het feit, dat hij grote bekendheid genoot in de haagse regeringskringen wegens zijn vele diplomatieke missies werd hij in september weer vrijgelaten. In 1643 nam Van Gerwen in opdracht van de zuid-nederlandse bisschoppen namens de Meierij - wederom niet namens het gouvernement te Brussel - deel aan een groot diplomatiek overleg, waarbij de godsdienst i.c. invoering van het protestantisme het voornaamste onderwerp was. Van Gerwen diende bij dit overleg, dat in Den Haag plaats vond in tegenwoordigheid van een speciale daarvoor door de Staten-Generaal in het leven geroepen commissie en van Frederik Hendrik, namens de "bedroeffde ingesetenen" van zijn gewest verschillende voorstellen in. Bij dit voorspel, dat voorafging aan de onderhandelingen van Munster, werden echter weinig successen geboekt. *  Het staat intussen vast, dat Marcus van Gerwen en zijn collega Prouveur van het kwartier Kempenland gewoon hun functies bleven uitoefenen. De kwartiersvergaderingen werden bijeengeroepen door zijn stadhouders, respectievelijk
jonker Eijmbert van Oetelaer *  en jonker Wilhelm van Oetelaer * 
Sommige kwartiersvergaderingen werden door de Ordinaris-Gecommitteerden beschreven. Marcus van Gerwen was een nuchter en realistisch denkende persoonlijkheid, die zich aanpaste aan de tijdsomstandigheden en bleef opkomen voor de bevolling van het platteland van de Meierij, die van twee kanten door knevelarijen, plunderingen en rooftochten, voortvloeiende uit de retorsieplakkaten, werd uitgezogen. * 
Jonker Marcus van Gerwen woonde in huize "De Bocht" of "Dommelrode" te St.-Oedenrode, alwaar hij op 1 mei 1645 is overleden. *  De toenmalige pastoor van St.-Oedenrode vermeldde Van Gerwens' dood in het overlijdensregister als volgt: la die maii a 1645 hora dief decima vel circiter obiit Nobilis Domicellus Marcus van Gerwen praetor Pelandiae qui laudabiliter multum insudavit pro ecclesiasticis Majoriae liberandis R.I.P. * 
In het griffiersambt was Jacques Fabri, evenals zijn vader secretaris van Helmond, Martin Fabri in 1623 opgevolgd. *  Na het overlijden van jonker Marcus van Gerwen werd door de brusselse regering nog een kwartierschout benoemd. Dit was jonker Jan Bruno van Oetelaer, een telg uit een bekend Peels regentengeslacht. Hij zal van deze benoeming niet lang plezier gehad hebben. In het bewaardgebleven kwartiersarchief wordt hij althans niet genoemd. * 
De opvolger van de in 1644 overleden Johan van Woestinghoven als staats kwartierschout was jonker Cornelis Proeningh van Deventer. Deze was een kleinzoon van de bekende bossche schepen Gerard Proeningh, heer van Nieuw Herlaar, die wegens zijn calvinistische opvattingen in 1579 uit Den Bosch was weggetrokken. *  Genoemde nieuwe kwartierschout behoorde tot de vele teruggekeerde afstammelingen van in de voorafgaande eeuw gevluchte protestantse families. *  In het prille voorjaar van 1648 maakte deze energieke en van huis uit fel anti-katholieke ambtenaar een rondreis door zijn kwartier, Van zijn bevindingen stelde hij een rapport op, dat hij aan de Staten-Generaal toezond. Hij klaagde hierin, dat hij in de uitoefening van zijn ambt veel tegenwerking ondervond. Het katholicisme bloeit in Peelland "als offer noyt ordre of placcaten tegen waren". De dorpsregeerders handelen, alsof er geen Staten bestonden. Cornelis Proeningh verzoekt, dat militairen hem bij de uitoefening van zijn ambt komen helpen, dat hij de rekeningen vanaf 1629 mag onderzoeken en dat hij toegang krijgt tot alle commissies, waaruit hij "uyt haet van religie en van desen staet" wordt geweerd. Slechts ten dele hebben de staten-Generaal dit verzoek ingewilligd. *  Dat een militair escorte niet altijd overbodig was bleek onder meer, toen de nieuwe kwartierschout de kerk van Helmond bezocht en ter verwelkoming met stenen werd bekogeld. *  Ook in Gemert was hij de predikant Plancius behulpzaam bij het invoeren van de hervormde godsdienst aldaar. * 
Onder het regime van Cornelis Proeningh werd de zogenaamde politieke reformatie ingevoerd. Hieronder hebben we te verstaan het complex van de door de Republiek aangewende pogingen om het corps ambtenaren en magistraten geheel te protestantiseren. Katholieken en Brabantsgezinden zouden derhalve onvoorwaardelijk worden geweerd. *  Desondanks werd negen jaar later toegestaan, dat er ook "sullen mogen ghekoosen ende geempoyeert werden de onpartydighste en geschickste Pausgesinde" ambtenaren. * 
Overgang van het katholicisme naar het protestantisme omwille van het baantje kwam echter vrij zelden voor. In dit opzicht nam de toenmalige griffier van het kwartier Peelland een typische en unieke houding aan. Dit was Otto Theodore de Visschere, secretaris en later schout van de heerlijkheid Deurne, een figuur die bekend is geworden door het boek van Mr. A. Roothaert "Die Verkeerde Weereldt". Reeds vanaf 1639 griffier van Peelland *  , trad hij in 1648 in zijn functie van schout van Deurne tegen zijn geloofsgenoten op, vooral met het oog op geldelijk voordeel. Otto de Visschere was een geslepen diplomaat, hetgeen duidelijk bleek toen hij trachtte als griffier gehandhaafd te blijven, met behoud van zijn katholieke geloofsovertuiging. Op zijn rekest, dat werd ingediend bij de Staten-Generaal, werd afwijzend beschikt en als opvolger werd de protestant Johannes Pieterszon benoemd. *  Geen nood, Otto de Visschere veranderde zelf zijn functie in die van substituut-griffier en als zodanig vinden we zijn handtekening dan ook terug onder de kwartiersresolutiën van Peelland van 1651 tot 1663. * 
Nadat hij in 1647 in Den Bosch als gijzelaar gevangen werd gehouden, omdat het kwartiersbestuur de resolutiën met bijlagen niet vlot genoeg overdroeg aan jonker Cornelis Proeningh *  , werd door de kwartiersvergadering fel geprotesteerd tegen deze gijzeling en de griffier werd schadeloos gesteld zoals op een voorgaande vergadering reeds was geresolveerd. *  Otto de Visschere balanceerde zeer behendig tussen de belangen van centrale en regionale overheid, van Kerk en Staat, evenals Cornelis Proeningh, die aanvankelijk in Den Bosch woonde. Eerst na de afkondiging van de vrede van Munster gaat jonker Cornelis optreden als voorzitter van de kwartiers-vergadering. * 
Dat Otto de Visschere zich zo lang wist te handhaven is des te merkwaardiger, aangezien uitgerekend de heer van Deurne, Rogier van Leefdael, onder de bezitters van heerlijkheden de enige belangrijke overloper van het katholicisme naar het nieuwe geloof in die tijd was. Rogier van Leefdael verklaarde jaren later, dat hij de enige heer in de Meierij was, die het katholieke geloof in zijn heerlijkheid niet duldde. *  Na zijn ontslag als griffier van Peelland vinden we Otto de Visschere terug als schout in Gemert *  en in 1662 koopt hij als secretaris van Gemert de erfsecretarie van Vlierden. * 
Een verklaring voor de goede carrière van Otto de Visschere is voornamelijk de uitstekende verstandhouding tussen de diplomatieke samenspelers Cornelis Proeningh en zijn griffier. Jonker Cornelis was naar het ons voorkomt niet de fanaticus waarvoor hij in de litteratuur wordt gehouden en hij voelde zich eerder een brabander dan een calvinist. Hij moet tamelijk goed hebben begrepen, dat de invoering van de hervorming bij de brabanders wel gedoemd was een fiasco te worden. De groeikracht van het protestantisme in Brabant was zeer klein, gezien onder meer het feit, dat St.-Oedenrode in 1649 vijftien en 1686 dertien calvinisten herbergde, terwijl de hervormde gemeente van Helmond in 1683 drie-en-dertig lidmaten bezat. *  De allereerste vergaderingen onder voorzitterschap van Cornelis Proeningh zijn nogal onrustig en rommelig geweest. Otto de Visschere tekent namelijk aan, dat in 1652 de comparanten niet wensten te luisteren, laat staan te resolveren . *  Kon jonker Cornelis Proeningh uitstekend opschieten met Otto de Visschere zowel als schout van Deurne als griffier van het kwartier Peelland, met andere plaatselijke besturen schijnt hij evenwel dikwijls geschillen te hebben gehad zoals onder meer omtrent de bevoegdheid tot het inzien van de kwartiersrekeningen. * 
De eerder genoemde politieke reformatie is in feite slap doorgevoerd en dit blijkt allerduidelijkst uit het rapport, dat werd samengesteld door Ambrosius Martini, procureur-generaal bij de Raad van Brabant, in opdracht van de Staten-Generaal van 17 juli 1666. Deze maakte een reis door de Meierij en het Land van Cuijk van dorp tot dorp, waarbij het veel katholieke ambtenaren aantrof, die hij ijverig ontsloeg. Eerlijkheidshalve bekende hij echter, dat er gebrek was aan "bequaeme ende gequalificeerde" protestanten en dat sommige schepenen "roomschgesinde doch eerlycke ende geschickte luyden" waren. Afgezien van de eerste reactie naar aanleiding van dit rapport bleef de toestand zodanig, dat Brabant zich na 1648 min of meer kon blijven handhaven. zowel op staatkundig als godsdienstig terrein. *  De tolerante houding van Cornelis Proeningh heeft hiertoe volgens mijn mening zeker bijgedragen.
Onder het regime van Cornelis Proeningh is er tevens voor het eerst sprake van inventarisatie van de verschillende bescheiden in de kwartierskomme. *  Stadhouders van Cornelis waren zijn zonen Jacob Aelbert, stadhouder van Erp en Veghel *  en Gerard, stadhouder van Son en Rosmalen *  , ), terwijl een derde zoon, Jacob, hem als kwartierschout in 1661 opvolgde. *  Cornelis Proeningh was gehuwd met Anna Millinck van Gerwen, een dochter van Lambrecht, heer van de Roudonck onder Esch en in leven schout van Helmond. * 
Jonker Cornelis is de 1e mei 1667 op de voormalige abdij Hooydonk bij Nederwetten overleden. *  Zijn zoon Jacob is maar voor korte tijd kwartierschout van Peelland geweest want hij is in 1662 te St.-Oedenrode gestorven. Hij was gehuwd met een dochter van Isaak Battem, rentmeester van Peelland. *  De nieuwe kwartierschout, jonker Aert de Coenen, was na de dood van zijn vader Johan Coenen in 1656 beleend met Zegenwerp. Hij stamde uit een over het geheel genomen de katholieke godsdienst trouw gebleven geslacht. Jonker Aert was echter lidmaat van de hervormde gemeente Oosterhout, in welke plaats hij tevens schout was. Hij verwierf als kwartierschout van Peelland onder meer bekendheid door in 1678 de O.L.Vrouwekapel te Aarle-Rixtel "wegens paepsche superstitiën" te doen sluiten. *  Na zijn overlijden werd bij resolutie van de Staten-Generaal van 30 september 1671 Gerard van Crommon als opvolger benoemd. *  Deze is waarschijnlijk identiek aan de vroegere secretaris van de stad Goes, later tevens gedeputeerde ter generaliteit. * 
Erfgoedstuk
Een jaar na zijn benoeming beleefde de Republiek het zogenaamde rampjaar en in 1673 werden Gerard van Crommon en de griffier van Peelland, Geerloff Suijckers, als gijzelaars door de gouverneur in 's-Hertogenbosch gevangen gehouden. * 
De hiervoor genoemde Geerloff Suijckers is in de tweede helft van de zeventiende eeuw de meest op de voorgrond tredende functionaris van het kwartier Peelland. De kwartiersvergaderingen vonden vanaf 1655 vele malen in zijn huis plaats. Sedert 1662 erfsecretaris van Helmond en in 1666 substituut-griffier van Peelland wordt Geerloff Suijckers in 1669 benoemd tot rentmeester en griffier van het kwartier Peelland.
Zijn benoeming tot griffier heeft nogal wat voeten in de aarde gehad. De Staten-Generaal meenden namelijk het recht hiertoe te hebben. Aangezien de persoon van Geerloff Suijckers bij Hunne Hoogmogenden geen gratie kon vinden werd in 1675 Frans Pruyssers tot griffier van Peelland benoemd. Hiertegen werd door de kwartiersvergadering fel geprotesteerd. *  Eerst in 1696 werd officieel toegegeven, dat het collatierecht aangaande het griffiersambt toekwam aan het kwartiersbestuur. *  Geerloff Suijckers is vooral in financieel opzicht een groot diplomaat geweest. Dit bleek duidelijk bij de onderhandelingen met de franse intendant Dumonçeau te Maastricht over de aan de Fransen verschuldigde contributiën en de daarmee verband houdende represaillemaatregelen. * 
De verhouding tussen de regenten en ingezetenen van de stad Helmond en Suijckers is niet altijd even prettig geweest gezien de vele geschillen, die laatstgenoemde heeft gehad. *  Hij is de geestelijke vader van het zogenaamde "Minnelijck verdragh", een ontwerp-reglement betreffende het bestuur van Peelland, dat in 1694 werd gemaakt. *  Na zijn dood werd hij in 1696 als substituut-griffier van Peelland opgevolgd door zijn neef Godert van Ewijk. * 
Geerloff Suijckers is griffier geweest tijdens het bewind van drie kwartierschouten. Jonker Alexander de Zoete van Laecke van Villers was namelijk in 1691 Gerard van Crommon opgevolgd. * 
Jonker Alexander de Zoete van Laecke was een telg uit een adellijk geslacht, dat vooral in militair opzicht tijdens de tachtigjarige oorlog een grote rol heeft gespeeld. *  De verhouding tussen het kwartiersbestuur en de plaatselijke besturen zijn niet altijd even prettig geweest, hetgeen weer eens blijkt als in 1710 de schout van Helmond, De Rijp, weigert Gijsbert de Jong, stadhouder van Peelland, en de gecommitteerden toe te laten tot de kerk van Helmond om in de nieuwe komme aldaar de door griffier Molemaeckers gelichte papieren te deponeren. * 
In 1710 wordt besloten de nieuwe griffier te benoemen voor een termijn van drie jaren. Johan Willem Rijers legt de 30e juni 1710 de daarvoor verschuldigde eed in handen van de kwartierschout Alexander de Zoete af. *  Na het overlijden van de laatste wordt bij resolutie van de Staten-Generaal van 15 januari 1711 Balthasar Repelaer tot zijn opvolger benoemd. *  Deze was een zoon van Anthony Repelaer, burgemeester van Dordrecht.
In tegenstelling tot figuren als Marcus van Gerwen en Cornelis Proeningh van Deventer zijn de kwartierschouten in de achttiende eeuw bepaald niet meer de centrale persoonlijkheden, die opkomen voor de belangen van het platteland van de Meierij. Veeleer wordt nu het ambt van kwartierschout als een erebaantje beschouwd. De kwartiersvergaderingen worden hoofdzakelijk gepresideerd door de stadhouder. In die kwaliteit kunnen we Gijsbert Gualtheri, secretaris van Son, als de voornaamste functionaris van Peelland in de eerste helft van de achttiende eeuw beschouwen. De voornaamste bestaansgrond van het kwartier, namelijk de belangenbehartiging van het platteland tijdens oorlog, verdwijnt meer en meer. Dat de resolutiën van meer dan een halve eeuw zijn terug te vinden in slechts één register illustreert duidelijk, hoezeer de frequentie van de kwartiersvergaderingen in de achttiende eeuw afneemt. *  Toch benoemt Balthasar Repelaer in 1735 Hendrik Gualtheri tot zijn adjunct-stadhouder in verband met verzwaring van de diensten in het kwartier. Genoemde Hendrik Gualtheri was een zoon van de reeds aangehaalde stadhouder Gijsbert Gualtheri. * 
De verzwaring, waarvan sprake is, zal voornamelijk haar oorzaak vinden in de aan de kwartierschout en diens stadhouder toebedeelde taak als dienaar van de justitie. Zoals de ingezetenen van het platteland van de Meierij ten tijde van oorlog werden bedreigd en beroofd door aldaar gelegerde en rondtrekkende huurtroepen, zo zwierven er in vredestijd ook talrijke vagebonden, stropers en landlopers, deels afkomstig uit Opper-Gelre, deels uit het Land van Ravenstein en het Land van Luik, door de Meierij. Deze landlopers maakten in vredestijd het leven op het platteland zeer moeilijk en vaak gevaarlijk. Alweer met behulp van militairen trachtten de kwartierschouten de Meierij van verschillende gewelddadigheden te vrijwaren. Hierbij moest dikwijs een beroep worden gedaan op de militaire commandant te 's-Hertogenbosch. *  Voor de internering van criminele gevangenen werd een rasphuis geëxploiteerd. *  In 1754 werd bepaald, dat de kosten voor het onderhoud van criminele gevangenen afkomstig uit de Meierij van Den Bosch, moesten worden gedragen door de gemeenten, waarvan zij "buykvaste" ingezetenen waren, en de onkosten, die werden gemaakt voor het onderhoud van gevangen genomen vagebonden en landlopers, door de gemeenten, waar zij werden geïnterneerd. *  Naar aanleiding van deze bepaling verzocht de Vergadering van de Vier Kwartieren, dat de kosten, die gepaard gingen met de internering van vagebonden en landlopers, niet meer door de gemeenten maar door het kwartier, waarin zij werden gevangen genomen, zouden worden gedragen. De Staten-Generaal beschikten tenslotte, dat de onderhoudskosten van geïnterneerde vagebonden moesten worden gedragen voor de ene helft door de statendorpen in het kwartier van internering voor de andere helft door halfheren aldaar. * 
In enkele incidentele gevallen werd bepaald, dat de interneringskosten van vagebonden voor rekening kwamen van de Vier Kwartieren zoals in 1770. *  Deze regeling werd eerst eind achttiende eeuw - mede in verband met de exploitatie van een tuchthuis in de Meierij *  - definitief, toen zogenaamde confinementskosten geheel voor rekening van de Meierjsche Vergadering kwamen. * 
Tegelijk met de benoeming van jonker Willem van Haren als opvolger van de inmiddels overleden Balthasar Repelaer werd Gijsbert Gualtheri in 1742 opnieuw tot stadhouder benoemd. *  Jonker Willem van Haren was een broer van de bekende historicus en staatsraad Onno Zwier van Haren. Hij vestigde zich op kasteel Henkenshage te St.-Oedenrode en woonde daar tot 1768, toen hij door zelfmoord een einde aan zijn leven maakte. *  Naast de reeds eerder genoemde Hendrik Gualtheri werd een tweede zoon van stadhouder Gijsbert Gualtheri, Willem Jan genaamd en secretaris van St.-Oedenrode, in 1743 griffier van Peelland en tevens voor een korte tijd mede-stadhouder. *  Anthony Balthasar Gualtheri, secretaris en president-schepen van Son *  en later president-schepen van Rixtel, was tenslotte enige jaren griffier van Peelland. * 
Verschillende leden van het geslacht Gualtheri hebben derhalve voorname functies in het kwartier Peelland uitgeoefend en dit feit schijnt een zekere naijver te hebben ontlokt bij andere ambtenaren. Als in 1755 jonker Willem van Haren zijn stadhouder Gijsbert Gualtheri ontslaat en de benoeming van diens opvolger Paulus Eckringa, secretaris van Leende, door de Staten-Generaal wordt bekrachtigd *  is het geen wonder, dat er een geschil ontstaat. Aan Gijsbert Gualtheri wordt gevraagd verschillende charters en andere documenten, die onder zijn beheer berusten, over te dragen aan zijn opvolger. Hij schijnt niet al te vlot aan dit verzoek te hebben voldaan en zijn zoon Willem Jan, griffier van Peelland, wordt erbij ingeschakeld om voor de overdracht zorg te dragen. *  Tenslotte wordt een commissie benoemd om de genoemde documenten te inventariseren. *  Gijsbert Gualtheri was naast erfsecretaris van St.-Oedenrode, Son, Breugel en Lierop ook erfsecretaris van Geldrop en tevens commies van 's Land magazijnen te Arnhem. Hij is in 1762 te Son overleden. *  Kort tevoren had hij de erfsecretarie van Geldrop aan zijn zoon Mathias Jacobus gelegateerd. *  Gijsbert Gualtheri was gehuwd met Elisabeth de Jong, dochter van de erfsecretaris van Schijndel en vroegere stadhouder van Peelland, Gijsbert de Jong. * 
Zijn zoon Willem Jan Gualtheri was weer gehuwd met Alicia Johanna de Jong, dochter van Gerard de Jong en kleindochter van de hiervoorgenoemde Gijsbert de Jong, die tevens heer van Beek en Donk, erfsecretaris van Veghel en Erp, drost van Stiphout, Beek en Donk en Vlierden en rentmeester van Peelland is geweest. *  Benjamin de Jong, secretaris van Erp en drost van Beek *  en Pieter de Jong, secretaris van Veghel en drost van Vlierden *  , beiden zonen van Gerard de Jong, zijn rentmeester respectievelijk griffier van Peelland geweest.
Naast het geslacht Gualtheri heeft de familie De Jong van Beek en Donk een belangrijke rol gespeeld in het bestuur van het kwartier Peelland. Dit feit verklaart tevens waarom bij de eerste ordening van de oude archieven van Son en Breugel in 1913 en de rechterlijke archieven van St.-Oedenrode en Veghel in 1915 vele stukken werden aangetroffen, die behoorden tot het archief van het kwartier Peelland. De betrekking tussen Gijsbert Gualtheri in zijn kwaliteit als erfsecretaris van Geldrop en de toenmalige heer van Geldrop schijnt niet altijd even goed te zijn geweest. In 1766 immers machtigen de erfgenamen van Gijsbert Gualtheri zijn zoon Willem Jan om te bemiddelen bij een geschil wederom -hoe kan het anders - aangaande een overdracht, nu van cijnsboeken, aan de heer van Geldrop. *  Paulus Eckringa, opvolger van Gijsbertus Gualtheri als stadhouder van Peelland, heeft blijkens zijn testament van 15 juli 1785 later de heerlijkheid Geldrop gekocht. *  Hij is niet lang stadhouder van Peelland geweest.
In 1763 wordt hij reeds vervangen door Jacob Kien. *  Deze stelt in 1769 voor, in het kwartier vier dienders aan te stellen om te patrouilleren tegen vagebonden en landlopers. Dit voorstel werd echter door de kwartiersvergadering van de hand gewezen. *  Naast landlopers maakten ook wolven het platteland van de Meierij onveilig en berokkenden al gedurende een lange tijd veel schade. *  In verband hiermede dient stadhouder Kien een voorstel in om een premie uit te loven voor het vangen en onschadelijk maken van wolven, maar de kwartiersvergadering gaat aanvankelijk hier niet op in. *  Toch wordt enkele jaren later besloten een premie van vijfentwintig gulden uit te loven voor iedereen, die een wolf op een of andere wijze onschadelijk weet te maken. * 
Zoals reeds hiervoor werd opgemerkt, spelen de kwartierschouten in de tweede helft van de achttiende eeuw geen enkele belangrijke rol meer. De vergaderingen worden gepresideerd door de stadhouder en de namen van de laatste twee kwartierschouten komen wij in de resolutieregisters bijna niet meer tegen tenzij bij een of andere benoeming. Roelof baron Sloet tot de Haar en Mr. Willem van Citters Wzn., benoemd tot kwartierschout en dijkgraaf van Peelland de 15e juli 1768 *  respectievelijk de 12e januari 1790, *  hebben de werkelijk van belang zijnde zaken aan hun stadhouders overgelaten. Zij blijken ook op bijna alle vergaderingen het voorzitterschap aan hun stadhouders te hebben gedelegeerd.
Het mag dan ook geen wonder genoemd worden als na de omwenteling in 1795 de kwartiersvergadering wordt voorgezeten door een president en de erefunctie van kwartierschout wordt afgeschaft. *  De laatste presiderende stadhouder v66r die omwenteling is Jan Willem van Nouhuijs geweest. Na reeds vanaf 1768 als griffier van Peelland te hebben gefungeerd en tevens het notarisambt te St.-Oedenrode te hebben bekleed *  , kreeg hij later bekendheid vanwege zijn patriottische aktiviteiten aldaar. *  Hij was gehuwd met Gerardina Losecaat, een dochter van Jacobus Losecaat, drost van de heerlijkheid Asten en Mierlo, erfsecretaris van Asten en Lierop en secretaris van Bakel *  en in 1758 en 1761 griffier van het kwartier Peelland. Haar broer Pieter Losecaat, drost van Asten en Mierlo en secretaris van Bakel, was in tweede echt getrouwd met een dochter van eerdergenoemde Paulus Eckringa. *  In aanmerking genomen, dat Gosuinus Hermanus van Nouhuijs, president-schepen van St.-Oedenrode en broer van Jan Willem, tenslotte van 1778 met een korte onderbreking tot 1787 griffier van Peelland was *  , is het duidelijk, dat ook hier weer opvallend veel leden van één geslacht de voornaamste functies in een streek uitoefenden. Bij Koninklijk Besluit van 17 november 1846 no. 85 werd aan de afstammelingen van Jan Willem van Nouhuijs toegestaan de familienaam te wijzigen in Losecaat van Nouhuys. * 
Indien Jan Willem van Nouhuijs al de vurige patriot zou zijn geweest, die Mommers beschrijft *  , dan moet fanatisme hem toch vreemd zijn geweest. Of moet er van aanpassingsbereidheid gesproken worden wanneer we zien, dat hij in november 1787 de leiding had van een commissie naar Den Haag, samengesteld door de Vergadering van de Vier Kwartieren? Genoemde commissie werd door de zojuist in zijn waardigheid herstelde stadhouder Willem V en diens gemalin in audiëntie ontvangen, waarbij zij door Van Nouhuijs c.s. namens de Meierij met hun voorspoedige terugkeer naar Den Haag werden gelukgewenst. De erfstadhouder verklaarde voor deze attentie zeer gevoelig te zijn en verzekerde de commissieleden, dat de Meierij steeds in haar rechten en privilegiën zou worden beschermd. *  Deze bijzonderheden zijn ontleend aan het rapport, dat in verband met deze commissie door Jan Willem van Nouhuijs en diens broer Abraham werd uitgebracht en dat een prinsgezinde geest ademt. Vier jaar later werden Jan Willem van Nouhuijs en zijn broer Gosuinus Hermanus opnieuw gecommitteerd om wederom
als lid van een speciale deputatie prins Willem V te feliciteren ter gelegenheid van het huwelijk van de erfprins van Oranje, de latere koning Willem I. *  In ieder geval is Abraham van Nouhuijs het enige lid van zijn geslacht, dat zich nog een korte tijd in het kwartiersbestuur van Peelland na de omwenteling heeft weten te handhaven en wel als afgevaardigde van Asten, waar hij burgemeester en notaris was. Daarnaast was hij substituut-secretaris van Lierop en tevens de laatste rentmeester van Peelland vóór 1795. * 
Na het overlijden van de reeds genoemde Jacobus Losecaat, erfsecretaris van onder meer Asten en Lierop, was Abraham van Nouhuijs door de erfgenamen gemachtigd om die secretariën waar te nemen. Hiervoor verzocht hij goedkeuring aan de Vergadering van de Representanten van het Volk van Bataafsch Braband. *  Jan Willem van Nouhuijs laat nog even van zich horen, als hij in maart 1797 de gemeente Someren gerechtelijk aanmaant zijn traktement voor het jaar 1794 binnen acht dagen te voldoen. *  Gosuinus Hermanus van Nouhuijs tenslotte was nog in 1804 president-schepen van St.-Oedenrode en werd in 1812 maire aldaar. * 

Op de revolutionaire kwartiersvergadering van 26 september 1796 werden de functies van kwartierschout en stadhouder verenigd in het ambt van president. *  De tijdens die vergadering gekozen president Hendrik van Will, president-schepen van Beek en Donk en gecommitteerde van Peelland ter vergadering van de Provisionele Representanten van het Volk van Bataafsch Braband *  , wordt door de kwartiersvergadering gemachtigd van Jan Willem van Nouhuijs en Jan de Jongh, respectievelijk afgetreden als stadhouder en griffier van Peelland, te vorderen, dat de onder hen berustende documenten en papieren betreffende het kwartier werden overgedragen aan de nieuwe griffier Hendrik Tromp, secretaris van Helmond. * 
Hendrik van Will is maar kort president van Peelland geweest, want bij de eerstvolgende vergadering van 31 oktober 1796 werd - vooruitlopend op het nieuwe reglement *  - uit de ordinaris-gecommitteerden Peter van Homberge als president gekozen. *  Deze was sedert 1795 president-schepen van St.-Oedenrode. * 
Hoe groot de angst was voor een mogelijke terugkeer van het autoritaire kwartierschoutsambt wordt geïllustreerd door het feit, dat de voormalige statendorpen in het kwartier Peelland
kort na de verkiezing van Peter van Homberge zich in een adres richtten tot de Representanten van het Volk van Bataafsch Braband en hierbij verzochten, dat de macht van de president zou beperkt blijven tot het convoceren en bijwonen van de kwartiersvergaderingen en zeker niet op andere terreinen zou worden uitgebreid. *  De bevoegdheden van de president waren in vergelijking met die van zijn voorgangers inderdaad danig verminderd. Zo had de kwartierschout eertijds de bevoegdheid om de secretarissen van iedere gemeente persoonlijk te assisteren bij het opstellen van de jaarlijkse dorpsrekeningen en nauwkeurig toe te zien, dat er geen fouten en onjuistheden inslopen. *  De Representanten van het Volk van Bataafsch Braband verklaren echter in 1797, dat het opnemen van de plaatselijke rekeningen en het inspecteren van andere plaatselijke documenten niet door de president mag geschieden, maar dat het recht hiertoe enkel en alleen toekwam aan de president-schepen ter plaatse. * 
De revolutionairen wilden de plaatselijke autonomie eerbiedigen, al werd er naar een zo groot mogelijke samenwerking in provinciaal verband gestreefd. Zo werden in overleg met de drie andere kwartieren in 1796 nieuwe plannen gemaakt in verband met de exploitatie van een tuchthuis voor de Meierij dan wel het bestaande tuchthuis te Breda ook in te schakelen voor het opsluiten van gevangenen uit de Meierij van 's-Hertogenbosch. *  Met goedkeuring van de kwartiersvergadering van Peelland werd een speciaal fonds opgericht om de onkosten, die gepaard gingen met de verzorging van gedetineerden op de Papenbril en Gevangenpoort te 's-Hertogenbosch en in de tuchthuizen van Utrecht en Breda, te delgen. *  Ook werden er nieuwe maten en gewichten en gelijke karrespoorbreedten ingevoerd. *  Een speciaal in het leven geroepen commissie zou tien jaar later rapport uitbrengen over de vorderingen, die bij de invoering van de gelijke karrespoorbreedten waren gemaakt. * 
Nadat gedurende de tweede helft van de achttiende eeuw de Bossche advocaat Mr. W.M. Althuijzen onder meer als raadsman van de Vier Kwartieren had gefungeerd trad er tegen het einde van die eeuw een geschil naar voren tussen deze voormalige ijkmeester-generaal van de Meierij en de Meierijsche Vergadering. Mr. W.M. Althuijzen verklaarde namelijk enkele jaren na de omwenteling voor twee jaren niet het traktement, verbonden aan het ambt van ijkmeester-generaal voor de Meierij van 's-Hertogenbosch, te hebben ontvangen. Toen dit geschil niet in der minne kon worden geschikt. stelde de generale kwartiersvergadering van Peelland een commissie samen, waarvan onder meer de zojuist benoemde en tevens laatste griffier van Peelland, Jan Jacob van den Foelart, secretaris van Helmond, deel uitmaakte. *  Deze vertegenwoordigde het kwartier bij het proces terzake, dat voor het Hof van Justitie te 's-Hertogenbosch werd gevoerd. *  In ieder geval worden in 1797 de plaatsen, waarin voorheen de genoemde ijkmeester-generaal de ijk uitoefende, gemachtigd om een eigen ijkmeester aan te stellen. *  Twee jaar later wordt Mr. W.M. Althuijzen door het Departementaal Bestuur van de Dommel uit zijn ambt ontzet *  en in 1801 wordt het ambt van ijkmeester-generaal definitief afgeschaft. * 
De bewuste traktementsgelden waren tevoren door het kwartiersbestuur van Peelland aan betrokkene voldaan. * 
In 1801 wordt de laatste nieuwe president van het kwartier Peelland gekozen. Dit was Theodorus van Lieshout, president-schepen van Nuenen *  , die tevens de laatste president van de Meierijsche Vergadering zou zijn. Hij wordt in een buitengewone kwartiersvergadering gecommitteerd door verschillende gemeenten in Peelland om deel te nemen aan het overleg met leden van de Departementale Commissie van Justitie aangaande de oprichting van een tuchthuis in de stad Den Bosch en het laten ontwerpen van een bestek en begroting ter exploitatie van een dergelijk tuchthuis. De gemeenten stelden wel als voorwaarde, dat de stad 's-Hertogenbosch ten minste een vijfde van de onkosten op zich zou nemen. *  ). Afgevaardigden van Den Bosch verklaarden echter hoogstens te willen bijdragen in een zevende van de kosten. Op advies van genoemde Commissie van Justitie werd overeengekomen, dat het aandeel van Den Bosch een zesde zou zijn en dat de Meierijsche Vergadering de overige vijf zesde op zich zou nemen. *  Wanneer dan in 1803 de plannen voor een tuchthuis in de Meierij vastere vormen hebben aangenomen en de stad 's-Hertogenbosch drie en elk van de vier kwartieren één gecommitteerde afvaardigt om in een commissie hiervoor zitting te nemen, wordt het terrein, waarop vroeger de Latijnse School van Den Bosch had gestaan, aangekocht en bestemd voor de bouw van het tuchthuis. * 
De gemeentebesturen kregen via het kwartiersbestuur van deze commissie aangezegd, hoe groot ieders aandeel in de bestrijding van de onkosten voor het onderhoud van het tuchthuis was. In verband hiermede kwam tevens een instructie voor de rentmeester van de Gevangenpoort in Den Bosch gereed. * 
Theodorus van Lieshout zien wij zoor het laatst als vertegenwoordiger van de Meierij optreden, als hij de 24e april 1810 deelneemt aan een vergadering van de gecommitteerden van Steden en Districten, die ressorteerden onder de bij het Tractaat van Parijs van 16 maart 1810 door koning Lodewijk van Holland aan zijn broer Napoleon,, keizer der Fransen, afgestane landen ten zuiden van Waal en Merwede. *  Tijdens deze vergadering onder voorzitterschap van Mr. P.E. de la Court, landdrost van Braband *  , werd een "plechtige deputatie" samengesteld voor een huldebetonend bezoek aan Napoleon. Theodorus van Lieshout heeft van deze deputatie echter geen deel meer uitgemaakt en twee dagen later - 26 april 1810 - werd bij Keizerlijk Decreet het Departement van de Monden van de Rijn opgericht, waardoor aan het bestaan van de kwartieren in de Meierij een einde kwam.
Het archief
Aanwijzingen voor de gebruiker
Bijlagen: Kwartierschouten, stadhouders en griffiers van Peelland, "Minnelijck Verdragh" van 1694, index op persoonsnamen en geografische namen
Erfgoedstuk

Kenmerken

Datering:
1574 - 1828
Vindplaats origineel:
BHIC 's-Hertogenbosch