Uw zoekacties: IJkkantoren Breda, Eindhoven, 's-Hertogenbosch, 1816 - 1963

166 IJkkantoren Breda, Eindhoven, 's-Hertogenbosch, 1816 - 1963 ( Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC) )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Historisch overzicht
166 IJkkantoren Breda, Eindhoven, 's-Hertogenbosch, 1816 - 1963
Inleiding
Historisch overzicht
IJken is het toetsen van maten en gewichten aan een algemeen en van te voren door of namens de overheid vastgesteld maten- en gewichtensysteem, ze indien nodig en mogelijk daaraan te doen beantwoorden en ten bewijze daarvan een merkteken of ijk aan te brengen. Dat dit in een samenleving nodig is zal duidelijk zijn. In de handel worden overeenkomsten gesloten over de levering van goederen volgens een bepaalde maat of gewicht, bijvoorbeeld zoveel el stof of zoveel liter wijn. De gewichten en maten die een leverancier gebruikt bij de vaststelling van de hoeveelheid die hij moet leveren, moeten voldoen aan een algemeen aanvaarde voorgegeven norm opdat de ontvanger weet dat hij/zij ook daadwerkelijk de verlangde hoeveelheid verkrijgt. Een el moet zowel voor ontvanger als leverancier dezelfde zijn. De liter van de ontvanger moet dezelfde zijn als de liter van de leverancier. Zonder vaste regels en normen voor maten en gewichten is handel niet goed denkbaar. Dit geldt eveneens voor de belastingheffing. We denken hierbij aan het heffen van accijnzen en het vaststellen van de zwaarte van motorrijtuigen ten behoeve van de motorrijtuigenbelasting. Ook in de rechtspraak werd voor het vaststellen van rechten en verplichtingen gebruik gemaakt van vaste maten en gewichten.
Vroeger kende men geen landelijk georganiseerd ijkwezen en een vast systeem van maten en gewichten. Wel werkten er ijkers in dienst van lokale overheden (steden en dorpen). Pas bij wet van 21 augustus 1816, Staatsblad nummer 34, werd er een eenvormig stelsel van maten en gewichten ingevoerd. Iedereen binnen het Koninkrijk diende de daarin voorgeschreven maten en gewichten te gebruiken. Het metrieke (tientallig) stelsel werd hierbij gehanteerd (meters, (kilo)grammen, liters). De logische consequentie was dat er behoefte bestond maten en gewichten te doen ijken door ambtenaren van een landelijk ijkwezen. Dit kwam tot stand krachtens Koninklijk Besluit van 18 december 1819, Staatsblad nummer 58. In ieder rechterlijk arrondissement kwamen er één of meer arrondissementsijkers, die bij KB benoemd werden. Ze werden, indien nodig, bijgestaan door adjunct-ijkers. Zo kwamen er in de drie Brabantse arrondissementen Breda, Eindhoven en 's-Hertogenbosch ijkkantoren. Uit de bewaard gebleven correspondentie blijkt dat de Gedeputeerde Staten van de provincie sterke bemoeienis hadden met het ijkwezen en dat ze in feite het toezicht uitoefenden. Ook blijkt dit uit het feit de GS van Noord-Brabant op 7 februari 1822, nr. 9, een instructie vaststelden voor de arrondissementsijkers en hun adjuncten, en vele andere verordeningen gaven op het gebied van het ijken. Wettelijk is dit niet vastgelegd. Maar uit diverse circulaires en beschikkingen van de centrale overheid, met name van de Minister van Binnenlandse Zaken, blijkt dat men ervan uitging dat Gedeputeerde Staten van de provincie het recht hadden verordeningen te geven en toezicht op het ijken te houden.
Deze situatie bleef bestaan tot 1869. Toen kwam er een nieuwe ijkwet tot stand, namelijk de wet van 7 april 1869, Staatsblad nr. 57. IJkers en adjunct-ijkers zouden belast blijven met het ijken. De bepaling dat er in ieder arrondissement ijkers, eventueel bijgestaan door adjuncten, zouden zijn, verdween. Zodoende verdwenen er een aantal ijkkantoren waaronder Eindhoven. Het toezicht op het ijkwezen kwam in 1872 in handen van een inspecteur die in Den Haag zetelde. In 1898 werd het aantal ijkkantoren opnieuw teruggebracht. Toen hief de Minister van Waterstaat, Nijverheid en Handel bij zijn beschikking van 12 maart 1898 het ijkkantoor te Breda op. In Noord-Brabant bleef alleen een ijkkantoor in 's-Hertogenbosch gevestigd.
In 1937 kwam er een nieuwe ijkwet tot stand, de wet van 22 april 1937, Staatsblad nr. 627. Daarin werd bepaald dat het keuren en justeren van maten en gewichten werd opgedragen aan een dienst van het ijkwezen. Justeren is het vergelijken van maten en gewichten met de standaard en daarmee gelijk maken. De dienst ijkwezen werd geleid door een inspecteur, sinds 1946 hoofddirecteur genoemd. Er werken in de dienst ijkers, adjunct-ijkers, assistenten en verder ondersteunend personeel. Het land werd in ijkkringen verdeeld, waarvan 's-Hertogenbosch er één van was. In iedere ijkkring was een ijkkantoor dat onder leiding stond van een ijker met de titel directeur. Onder hem konden één of meer ijkers en adjunct-ijkers met assistenten en overig personeel werkzaam zijn.
Deze situatie bleef voortduren tot 1984, toen de dienst van het ijkwezen werd geprivatiseerd.
Het archief
Aanwijzingen voor de gebruiker

Kenmerken

Datering:
1816-1963
Vindplaats origineel:
BHIC 's-Hertogenbosch