Uw zoekacties: Krijgsgevangenschap en kampen, 1942 - 1945

444 Krijgsgevangenschap en kampen, 1942 - 1945 ( NIMH / Nederlands Instituut voor Militaire Historie )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Aanvraag- en citeerinstructie
De collectie dient in de studiezaal van het NIMH als volgt te worden aangevraagd:
Collectie: Krijgsgevangenschap en kampen, 1942-1945
Toegangsnummer: 444
Bij het citeren van stukken in publicaties dient men de vindplaats ten minste eenmaal volledig en zonder afkortingen te vermelden, vervolgens kan volstaan worden met een verkorte titel.
Volledig: Nederlands Instituut voor Militaire Historie, Den Haag, Krijgsgevangenschap en kampen, 1942-1945, Toegang 444, inventarisnummer ...
Verkort: NIMH, Krijgsgevangenschap, 444, inv.nr. ...
Inleiding
1. Krijgsgevangenschap
444 Krijgsgevangenschap en kampen, 1942 - 1945
2. Inleiding
1.
Krijgsgevangenschap
Tijdens de gevechtshandelingen in de meidagen van 1940 zijn ongeveer 20.000 Nederlandse militairen in krijgsgevangenschap naar Duitsland afgevoerd. Op grond van de capitulatieovereenkomst van 15 mei 1940 werd bepaald dat het gehele Nederlandse leger als krijgsgevangen werd beschouwd. Tijdens de periode van 15 mei tot 15 juli, de periode van de zogeheten demobilisatie, bleven de Nederlandse militairen in hun garnizoenen. Op 30 mei besloot Hitler de 20.000 Nederlandse militairen uit hun krijgsgevangenschap in Duitsland te ontslaan. In juli 1940 werd vervolgens het gehele Nederlandse leger, met uitzondering van de opperbevelhebber en de Generale Staf, uit krijgsgevangenschap ontslagen. Voor het beroepspersoneel gold echter de voorwaarde dat ze een erewoordverklaring zouden ondertekenen. Deze omstreden verklaring is op 14 juli door 99% van de 14.400 beroepsmilitairen (1600 officieren en 12800 onderofficieren), waaronder een klein gedeelte marinepersoneel, getekend. In totaal weigerden ongeveer 70 militairen te tekenen met als consequentie dat zij wederom in krijgsgevangenschap werden gevoerd. Deze groep zou bekend worden onder de naam 'Colditz-groep'.
De Duitse autoriteiten verplichtte de beroepsofficieren om zich jaarlijks ter controle te melden op een van de vijf daartoe aangewezen kazernes in Assen, Breda, Bussum, Ede of Roermond. In 1941 werden zij bij deze 'Eerste verplichte bijeenkomst ter controle van de voormalige Nederlandse Weermacht' na controle weer huiswaarts gezonden. Bij dezelfde controle een jaar later op 15 mei 1942 werden deze beroepsofficieren, cadetten en adelborsten, geheel onverwachts gevangen genomen en in krijgsgevangenschap naar Duitsland afgevoerd. Als reden hiervoor gaven de Duitsers dat sommige beroepsofficieren zich niet hadden gehouden aan de door hen ondertekende 'Verklaring op Eerewoord'. Het merendeel van deze beroepsofficieren zou gedurende de oorlog in de kampen Oflag XIIIB (Langwasser), Stalag 371 (Stanislau) en Oflag 67 (Neubrandenburg) verblijven. Een aantal hoofdofficieren verbleef in het kamp Oflag VIIC (Tittmoning).
De reserve officieren werden hoofdzakelijk ondergebracht in Oflag XXIC (Schokken/Schildberg) en Oflag XXI C/Z (Grüne bei Lissa).
Bij bekendmaking van 29 april 1943 van de Wehrmachtsbefehlshaber in den Niederlanden, General der Flieger Fr. Christiansen, werd tenslotte de terugvoering in krijgsgevangenschap gelast van alle Nederlandse militairen; dus zowel het beroeps, reserve als het dienstplichtig personeel. De Duitsers voerden hierbij, net zoals in mei 1942, als reden aan dat een aantal militairen door hun vijandig gedrag het vertrouwen, dat bij hun vrijlating in hen werd gesteld, zouden hebben geschonden. Hierbij waren (theoretisch) ruim 250.000 manschappen gemoeid. De werkelijke reden van de oproep lag echter in het oplopende tekort aan arbeidspotentieel waarmee Duitsland kampte. Door Duitse en Nederlandse instanties werd er bekeken wie er op bestuurlijk en economische vlak, met name in de landbouw- en voedselvoorziening, als 'onmisbaar' kon worden aangemerkt. Voor deze personen werden er op ruime schaal bewijzen van vrijstelling, een zogeheten 'Blaue Ausweis', afgegeven (en vervalst!). Uiteindelijk zou van het beoogde aantal militairen maar een relatief klein gedeelte, ca. 8000 militairen, werkelijk in krijgsgevangenschap worden gevoerd. Het merendeel van deze 'groep van '43' kwam terecht in de kampen Stalag XIA (Altengrabow) en Stalag IVB (Mühlberg). Vanuit dit kamp kwam een groot deel van hen terecht bij zogeheten Arbeitskommando's waar zij gedwongen zwaar werk moesten verrichten. Het bekendste en beruchtste kamp was de Hydrierwerke te Brüx. In dit complex werd vanuit bruinkool synthetische brandstof vervaardigd ten behoeve van het Duitse leger. Door geallieerde bombardementen op deze raffinaderij kwamen enkele tientallen Nederlandse militairen om het leven.
De Nederlandse krijgsgevangenen werden, vaak met krijgsgevangenen uit andere landen, in kampen door geheel Duitsland en Polen geïnterneerd. Het Duitse kampsysteem kende een onderscheid in Stalag (Stammlager) voor manschappen en Oflag (Offizierslager) voor officieren. Aan deze kampen werd een (Romeins) cijfer toegekend hetgeen stond voor het Wehrkreis (militair district) waarin het kampement lag. Het regime en de levensomstandigheden verschilde per kamp sterk. Zo moest, tegen de regels van de Conventie van Genève, in verschillende kampen dwangarbeid worden verricht. Naarmate de oorlog vorderde veranderde de houding van de Duitsers ten opzichte van de krijgsgevangenen. Aanvankelijk traden ze slechts disciplinair op tegen bijvoorbeeld vluchtpogingen, later daarentegen werden deze gesanctioneerd met de doodstraf. Uiteindelijk zijn er tussen 1940 en 1945 ca. 13000 Nederlandse krijgsgevangenen weggevoerd waarvan er door diverse oorzaken ongeveer 350 zijn omgekomen.
2. De collectie
3. Literatuur
4. Documentaires
5. Websites

Kenmerken

Datering:
1940 - 2014
Thema trefwoorden:
Categorie:
Opendata trefwoord: