Uw zoekacties: A. de Booy (W 1825)

018 A. de Booy (W 1825) ( NIMH / Nederlands Instituut voor Militaire Historie )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Aanvraag- en citeerinstructie
De collectie dient in de studiezaal van het Nederlands Instituut voor Militaire Historie als volgt te worden aangevraagd:
Collectie: A. de Booy (1918-1990)
Toegangsnummer: 018
Publicatie van of gebruik van stukken door derden ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek is slechts toegestaan, indien de onderzoeker/publicist in het bezit is van een schriftelijke toestemming van de directeur van het Nederlands Instituut voor Militaire Historie. Tevens dient de onderzoeker een verklaring inzake archiefonderzoek te tekenen.
Bij het citeren van stukken in publicaties dient men de vindplaats ten minste eenmaal volledig en zonder afkorting te vermelden, vervolgens kan volstaan worden met een verkorte titel.
Volledig:
Nederlands Instituut voor Militaire Historie, A. de Booy (1918-1990) toegang 018 inv.nr. ...
Verkort:
NIMH, De Booy, 18, inv.nr. ...
Inleiding
2.1. Biografische aantekeningen
Alfred de Booy werd op 29 mei 1901 in Buitenzorg op Java geboren. Hij was een zoon van Hendrik de Booy, luitenant-ter-zee der eerste klasse.
In september 1918 trad hij als adelborst in dienst van de Koninklijke Marine. Op 18 augustus 1921 volgde zijn benoeming tot luitenant-ter-zee der derde klasse. Onmiddellijk daarna werd hij als artilleriespecialist aan boord van het pantserschip Hr. Ms. De Zeven Provinciën geplaatst. Met dit schip kwam hij op 4 februari 1922 aan in Batavia. Tot november verbleef De Booy hier op de marinekazerne Oedjong, waarna hij zich gaf zich opgaf voor de Onderzeedienst en aan boord van Hr. Ms. K IV werd geplaatst. Begin februari 1923 viel De Booy in als waarnemend oudste officier aan boord van Hr. Ms. K V onder luitenant-ter-zee C.H. Brouwer. Ook verrichtte hij enige tijd werkzaamheden aan boord van de oude onderzeeboot Hr. Ms. K I.
In 1924 werd De Booy, ditmaal als luitenant-ter-zee der tweede klasse, geplaatst op het artillerie-instructieschip Hr. Ms. Gelderland onder kapitein-luitenant-ter-zee H.J. Hartkamp. Na enige jaren op dit schip gediend te hebben vroeg hij overplaatsing aan en werd toen geplaatst aan boord van Hr. Ms. Loodsboot nr. 6 waarmee hij politietaken uitvoerde voor de zeevisserij.
In januari 1928 volgde een plaatsing aan boord van de nieuwe torpedobootjager Hr. Ms. Kortenaer waarmee Alfred de Booy nog diezelfde maand vertrok voor een reis naar Curaçao, Suriname en de Bovenwindse Eilanden. Even voor de zomer van 1928 was hij weer terug in Nederland.
In juni 1929 vertrok hij aan boord van Hr. Ms. Kortenaer in grote haast naar Curaçao. De aanleiding vormde de overval die de Venezolaanse revolutionair Urbina met enige getrouwen op het Waterfort aldaar had gepleegd. De Booy raakte slechts zijdelings betrokken bij de verwikkelingen rond deze zaak en ging in het najaar van 1929 terug naar Nederland.
In januari 1930 vertrok hij met Hr. Ms. Kortenaer naar Nederlands-Indië waar het schip werd ingedeeld bij een divisie torpedobootjagers onder leiding van kapitein-luitenant-ter-zee H. Ferwerda. Tijdens zijn plaatsing in 1930 diende De Booy een plan in bij zijn commandant voor een verdedigingssysteem bij een vliegtuigaanval, doch tot zijn teleurstelling werd dit plan afgewezen.
In mei-juni 1931 werd hij gedurende een korte periode gedetacheerd bij het K.N.I.L. te Bandoeng waar hij een serie oefeningen met berggeschut bijwoonde. Na een korte plaatsing aan boord van de kruiser Hr. Ms. Sumatra in 1931 volgde een kort verblijf aan boord van de mijnenlegger Hr. Ms. Krakatau waarvan hij op 11 oktober 1932 het kapseizen meemaakte in het Oostervaarwater te Soerabaja. Hij was inmiddels al tot luitenant-ter-zee der eerste klasse benoemd. Tijdens de muiterij aan boord van Hr. Ms. De Zeven Provinciën in 1933 bevond Alfred de Booy zich in Soerabaja. Daar kreeg hij van de Commandant der Zeemacht te Batavia de opdracht een rapport samen te stellen over de moeilijkheden met het Indonesische personeel, waarvan sommigen de muiterij op de Hr. Ms. De Zeven Provinciën hadden geïnstigeerd. In zijn conclusie vermeldde hij onder meer dat hij na zijn onderzoekingen geen rechtstreekse banden met China en de U.S.S.R. had aangetroffen maar dat het Indonesische nationalisme wel indirect door stromingen in deze landen aangewakkerd zou kunnen zijn.
In 1933 keerde hij terug in Nederland en wees er de hem aangeboden post van kabinetschef van de minister van Defensie af omdat zijn voorkeur naar het varen uitging. Op aanraden van kapitein-luitenant-ter-zee K.W.M.F. Doorman besloot De Booy zich op te geven voor de Hogere Marine Krijgsschool waar hij in het najaar van 1934 met de tweejarige opleiding begon.
Op 8 mei 1936 werd De Booy geplaatst bij de marinestaf in Den Haag waar hij een dubbele functie kreeg. Hij werd zowel stafofficier voor Den Helder als marine- attaché in Londen. Deze laatste functie eiste echter de meeste aandacht op en hij verbleef dan ook regelmatig gedurende langere tijd in Groot-Brittannië. Hier onderhield hij voor de Nederlandse regering contact met de Britse militaire autoriteiten. Op 10 mei 1940 bevond hij zich in Londen waar hij de Britse militaire staven op de hoogte bracht van de Duitse aanval op Nederland en daarbij tevens namens de Nederlandse regering om militaire steun vroeg. Vanaf deze datum bekleedde hij tevens de functie van Nederlands Liaison Officier in de Britse Admiraliteit. Deze taak behield hij tot 14 juni 1943.
Vanaf die datum was De Booy als kapitein-luitenant-ter-zee, commandant van het fregat Hr. Ms. Johan Maurits van Nassau. Met dit schip beschermde hij in de 37e escortegroep vele konvooien naar West-Afrika. In deze functie werd hij van 14 november 1943 tot 23 oktober 1944 als senior officer aangesteld. Op deze laatste datum droeg hij het commando over en werd Nederlands Liaison Officier bij het Britse havencommando van captain Cowley-Thomas in Antwerpen. Hier kreeg hij als taak het bevorderen van de Nederlandse bijdrage aan de bevrijding, met als belangrijkste onderdeel de heroprichting van de Nederlandse loodsdienst.
In april 1945 werd De Booy overgeplaatst naar een Britse legergroep in Tilburg, ressorterend onder Flag Officer Holland, admiraal C.V.C. Dickens. De Booy coördineerde er de inlichtingen over de geallieerde opmars in Nederland ter ondersteuning van hun maritieme activiteiten. In de zomer van 1945 werd hij betrokken bij het opnieuw opzetten van de marinestaf in Den Haag. Tijdens zijn plaatsing bij de marinestaf schreef hij een nota aan de marineleiding waarin hij zijn bedenkingen over het nieuwe vlootplan voor 1946 uiteenzette. Tot eind januari 1946 bleef hij aan de marinestaf verbonden. Daarna volgde hij enige cursussen in Groot-Brittannië ter voorbereiding op zijn plaatsing op Hr. Ms. Karel Doorman.
Op 20 maart 1946 werd het eerste Nederlandse hulpvliegkampschip Hr. Ms. Karel Doorman in dienst gesteld. De Booy werd als commandant aangewezen. Voor die gelegenheid werd hij tijdelijk tot kapitein-ter-zee bevorderd. Een definitieve bevordering volgde op 1 mei 1946. Met Hr. Ms. Karel Doorman maakte De Booy een reis naar Nederlands-Indië om bij zijn terugkeer te worden geplaatst op het ministerie van Marine te Den Haag. Hetzelfde jaar nog vertrok hij wederom naar Nederlands-Indië en werd er op 27 januari 1948 belast met de functie van Chef Staf van de Commandant Zeemacht in het Oosten, vice-admiraal A.S. Pinke. In deze hoedanigheid zette hij zich in voor de blokkade van Java en Sumatra.
De Booy behield deze functie tot 31 mei 1949 waarna op 1 juli van datzelfde jaar zijn benoeming tot plaatsvervangend Chef van de Marinestaf bij het ministerie van Marine volgde. Hij werd toen tevens bevorderd tot commandeur. In deze functie nam hij deel aan de Ronde-Tafel Conferentie met de Indonesiërs. Op 1 maart 1951 werd De Booy bevorderd tot schout-bij-nacht waarna hij van 16 april tot 6 juli 1951 als commandant van het Oefensmaldeel nr. 5 aan boord van Hr. Ms. Tromp werkzaam was. Hiermee nam hij onder meer deel aan de oefening Progress.
Op 1 augustus 1951 werd hij belast met de functie van Chef van de Marinestaf en tevens met die van Bevelhebber der Zeestrijdkrachten. Op diezelfde datum werd hij tijdelijk bevorderd tot vice-admiraal. Effectieve bevordering volgde op 1 maart 1953.
Op 28 maart 1956 legde hij deze functie neer in verband met het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd.
Na zijn pensionering werkte De Booy van 1956 tot 1966 als directeur, later als vice-president directeur bij de Verolme Verenigde Scheepswerven. Daarnaast publiceerde hij enige historische artikelen en verrichtte hij allerlei werkzaamheden bij het Nederlands Instituut voor Militaire Historie, waaronder het transcriberen van verschillende stukken uit de archieven van de Admiraliteitscolleges.
Staat van dienst

Geboren te Buitenzorg, 29 mei 1901
Adelborst 6 september 1918
Luitenant-ter-zee 3e klasse 18 augustus 1921
Luitenant-ter-zee 2e klasse 18 augustus 1923
Luitenant-ter-zee 1e klasse 21 augustus 1931
Kapitein-luitenant-ter-zee, tijdelijk 11 februari 1942
Kapitein-luitenant-ter-zee, definitief 16 augustus 1942
Kapitein-ter-zee, tijdelijk 2 maart 1946
Kapitein-ter-zee, definitief 1 mei 1946
Commandeur, tijdelijk 1 juli 1949
Schout-bij-nacht 1 maart 1951
Vice-admiraal, tijdelijk 10 augustus 1951
Vice-admiraal, definitief 1 maart 1953
Functies

Adjunct Chef van de Staf der Zeemacht in de stelling van Den Helder, 13 oktober-26 oktober 1933
Nederlands Marine-attaché te Londen, 8 mei 1936-5 maart 1943
Commandant Hr. Ms. Johan Maurits van Nassau, 1 juni 1943 tot 23 oktober 1944
Plaatsing in Londen als Nederlands Liaison Officier (Vestiging Antwerpen), 23 oktober 1944 tot 3 april 1945
Plaatsing bij de Afdeling Staf van het Hoofdkwartier van de geallieerden in Londen, 14 juni 1945 tot 30 juni 1945
Plaatsing bij de marinestaf in Den Haag, 30 juni 1945 tot 2 februari 1946
Commandant Hr. Ms. Karel Doorman, 20 maart 1946 tot 21 november 1947
Chef van de Staf van de commandant van de Zeemacht in het Oosten, 27 januari 1948 tot 31 mei 1949
Plaatsvervangend Chef van de Marinestaf, 1 juli 1949 tot 1 maart 1951
Commandant Hr. Ms. Tromp en belast met het bevel over het smaldeel nr. 5, 16 april 1951 tot 6 juli 1951
Chef van de Marinestaf en Bevelhebber van de Zeestrijdkrachten, 1 augustus 1951 tot 28 maart 1956
Onderscheidingen

Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw, 24 april 1953
Officier in de Orde van Oranje-Nassau, 30 januari 1941
Oorlogsherinneringskruis 1940-1945, met twee gespen, 12 oktober 1949
Ereteken voor Orde en vrede, 5 maart 1951
Onderscheidingsteken voor langdurige dienst als officier, 6 december 1951
Officer of the Military Division of the Most Excellent Order of the British Empire, 18 december 1941
Commander in the Legion of Merit of the USA, 10 maart 1956
Commandeur 1e klas in de Danebrogorde van Denemarken, 24 juni 1952
Grootofficier in de Orde van Francisco de Miranda van Venezuela, 6 februari 1956
Grootofficier in de Orde van de Merito Naval van Brazilië, 22 augustus 1958.
2.2. De collectie
2.3. Publicaties van A. de Booy
Inventaris

Kenmerken

Datering:
1918-1940
Omvang:
1.76 m
Toegang:
Inventaris (PDF)
Categorie:
  • Zonder categorie