Uw zoekacties: J.J.L. Willinge (W 1724)

008 J.J.L. Willinge (W 1724) ( NIMH / Nederlands Instituut voor Militaire Historie )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Aanvraag- en citeerinstructie
De collectie dient in de studiezaal van het NIMH als volgt te worden aangevraagd:
Collectie: J.J.L. Willinge
Toegangsnummer: 008
Bij het citeren van stukken in publicaties dient men de vindplaats ten minste eenmaal volledig en zonder afkortingen te vermelden, vervolgens kan volstaan worden met een verkorte titel.
Volledig: Nederlands Instituut voor Militaire Historie, Den Haag, Willinge, toegang 008, inventarisnummer. ...
Verkort: NIMH, Willinge, 008, inv. ...
Inleiding
2.1. Vice- admiraal J.J.L. Willinge
008 J.J.L. Willinge (W 1724)
2. Inleiding
2.1.
Vice- admiraal J.J.L. Willinge
Vice-admiraal Johannes Jacobus Lukas Willinge (marinenummer 20917) werd op 15 april 1898 in Den Helder geboren als zoon van luitenant-ter-zee der eerste klasse, Lukas J.H. Willinge en Anna G.A. Roelants. Zijn vader verliet in 1899 de marine om havenmeester te worden te Rotterdam.
Na het voltooien van de HBS-opleiding werd Willinge op 4 september 1915 ingeschreven als adelborst (zeedienst) bij het Koninklijk Instituut voor de Marine (KIM). Anders dan gebruikelijk voor een eerstejaars adelborst, vertrok hij in oktober 1915 met het pantserschip Hr.Ms. De Ruyternaar Colombo (Sri Lanka) om enige maanden later met het pantserschip Hr.Ms. Hertog Hendriknaar Nederland terug te keren. In juni 1918 vertrok hij, nog adelborst, met de hulpkruiser Hr.Ms. Tabanannaar Nederlands- Indië voor een term van 3 jaar. In oktober 1918 werd hij beëdigd tot officier der zeemacht in de rang van luitenant-ter-zee der derde klasse. Hij deed praktische ervaring op aan boord van diverse marineschepen aldaar, waaronder Hr.Ms. Hertog Hendrik. Na terugkeer in 1921 werd hij bij de Onderzeedienst geplaatst.
Van 1921-1931 vervulde hij verschillende functies bij deze dienst zowel in Nederland als in Nederlands- Indië. Een hoogtepunt daarbij was in 1926 de wetenschappelijke reis van de onderzeeboot Hr.Ms. K XIII van Den Helder door het Panamakanaal naar Soerabaja (Nederlands-Indië). Willinge was toen de eerste officier aan boord. Hierna voerde hij onder meer het commando over diverse onderzeeboten in Nederlands-Indië. In 1927 huwde hij Maria Suzanna Sligcher (*Amsterdam, 1 oktober 1902). Drie kinderen werden uit dit huwelijk geboren.
Na de Hogere Marine Krijgsschool (1933-1935) te 's-Gravenhage volgde een plaatsing bij de afbouw van de kruiser De Ruyter, waarmee hij in 1937 opnieuw naar Nederlands-Indië vertrok. Hij diende daar als Chef van de Staf van Commandant Zeemacht in Nederlands-Indië (CZMNI), vice-admiraal H.Ferwerda, met als specialisatie de handelsbescherming in de Grote Oost. Dientengevolge was hij ook lid van de commissie Zeeverkeer. In 1941 volgde de benoeming tot Chef van de Staf van het Eskader in Nederlands- Indië onder schout-bij-nacht K.W.F.M. Doorman met een plaatsing op de kruiser Hr.Ms. De Ruyter. Op 27 januari 1942 werd Willinge van de kruiser gehaald en belast met het bevel over de 'kreupele' kruiser Hr.Ms. Sumatra. De kruiser moest zo snel mogelijk voor reparaties naar Groot-Brittannië. Met een 'samengeraapte' bemanning en een afdeling adelborsten uit Soerabaja aan boord werd de reis aangevangen. Een gevaarlijke tocht van bijna tien maanden volgde.
In april 1943 kreeg Willinge gedurende een kwart jaar het commando over de kanonneerboot Hr.Ms. Van Kinsbergenin West-Indië. Hij werd in oktober 1943 wederom in Colombo geplaatst als Chef Staf Bevelhebber Strijdkrachten in het Oosten, eerst onder vice-admiraal C.E.L. Helfrich en vervolgens in diezelfde functie geplaatst te Batavia (24 september 1945) onder schout-bij-nacht A.S. Pinke. Zijn gezin, dat deze jaren in Japanse gevangenkampen had doorgebracht, zag hij pas in oktober 1945 terug. In 1946 repatrieerden zij per boot naar Nederland. Willinge zelf vloog pas in januari 1947 naar patria; hij was inmiddels bevorderd tot Chef Staf CZM Nederlands-Indië (en had tijdelijk in 1946 de taak van CZM Nederlands-Indië zelf bekleed). Op 16 april 1947 volgde hij schout-bij-nacht J.A. Gauw op als commandant Zeemacht Nederland (basis Rotterdam) en werd zelf veertien dagen later bevorderd tot schout-bij-nacht.
In deze functie voerde hij het bevel over het Nederlandse smaldeel tijdens de eerste gecombineerde Western Union (WU) marineoefening Verity(1949); in 1950 was hij in het voorjaar bevelhebber over het eerste naoorlogse Nederlandse oefensmaldeel Nederlandse Antillenen daarom tijdelijk ontheven van de functie van CZM Nederland. Eind mei volgde de tweede WU- oefening Activity, waarbij de internationaal samengestelde vloot onder het bevel stond van Willinge, inmiddels tot vice- admiraal bevorderd. Op 1 september 1951 verliet hij als CZM Willemsoord de marine met eervol ontslag. Willinge was vervolgens nog enige jaren werkzaam als rijkshavencommissaris Zuid-Nederland te Rotterdam. Hij overleed op 19 mei 1989. * 
Onderscheidingen:
Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw, 8 april 1949
Commandeur in de Orde van Oranje Nassau met de Zwaarden, 17 augustus 1951
Ridder in de Orde van Oranje Nassau met de Zwaarden, 2 december 1926
Oorlogs Herinnerings Kruis Aa Bg., 16 februari 1950
Ereteken "Orde en Vrede"(met gespen), 30 maart 1951
Zilveren Herinnering Medaille Reis K XIII, no. 53, 1927
Onderscheidingsteken voor langdurige dienst, XXX jaar, 25 oktober 1947
2.2. De collectie
2.3. Publicaties

Kenmerken

Datering:
1882 -1967
Omvang:
0.5 m
Toegang:
Inventaris (PDF)
Categorie:
  • Zonder categorie