Uw zoekacties: Commissie van directie van de Geoctrooieerde Vervening in de...

145 Commissie van directie van de Geoctrooieerde Vervening in de Krimpenerwaard (E2) ( Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Geschiedenis van de Geoctrooieerde Vervening
Geschiedenis van het archief
Verantwoording van de inventarisatie
Nleiding bij de oude inventarissen zoals deze uit Schoonhoven zijn overgebracht
145 Commissie van directie van de Geoctrooieerde Vervening in de Krimpenerwaard (E2)
Inleiding
Nleiding bij de oude inventarissen zoals deze uit Schoonhoven zijn overgebracht
Reeds zeer vroeg vinden we melding gemaakt van pogingen om den veengrond in de Krimpenerwaard productief te maken, door er turf uit te delven, zoo zelfs, dat er in 1468 al een bepaling noodig en door de drie steden gemaakt werd, onder anderen inhoudende, dat niemand meer dan een zeker gedeelte van zijn land mocht vervenen, aangezien door het in het wilde uitgraven van landen de dijken door de talrijke veenplassen verzwakt werden.
Tegen het einde van de 18e eeuw, toen de financieele toestand van de waard zeer slecht en men bij herhaling niet in staat was de verschuldigde belastingen op te brengen, begonnen enkele geïnteresseerden in aldaar liggende landen voordeel te zien, zoowel voor hen zelven als voor het gemeene land in het gaan ontgronden van landen.
Na eerst o.a. bij den lector in de wiskunde te Amsterdam, Steenstra, inlichtingen ingewonnen te hebben, inzake het nut en tevens de onschadelijkheid van hunne plannen, besloot men pogingen in het werk te stellen om octrooi te verkrijgen tot vervening van landen, gelegen in de ambachten Stolwijk en Berkenwoude, weshalve in 1778 P. Verhoeff uit naam der geïnteresseerden, gesteund door verklaringen van het Dijkscollege, kavelen, schouten en. gerechten in de waard, gedeputeerden der drie steden en den drossaard met de regenten van de baronie IJselstein, zich ter zake met een verzoekschrift wendden tot de heeren en vrouwen der gezamenlijke heerlijkheden en ambachten in de waard, alsmede tot de Staten van Holland en West-Friesland. Het volgend jaar gaven vele ingelanden en eigenaren van landen hunne instemming met het plan te kennen en gaven machtiging de begonnen actie voort te zetten. In het jaar 1780 benoemden 22 geïnteresseerden, die zich verbonden hadden om te pogen het bewuste octrooi van de Staten van Holland en West-Friesland te verkrijgen, een drietal commissarissen, mr. O.C.G. Cloot uit Amsterdam, P. Vreede uit Leiden en J. C. van den Kerkhof uit Den Haag om uit hun naam op te treden.
Deze commissie uit geïnteresseerden liet nu door C. Eedelijkheid een uitgebreid plan opstellen, dat in 1781 verscheen, een jaar later gevolgd door eene wederlegging van zijn hand van inmiddels van andere zijde geopperde bezwaren. 27 Maart 1782 werd nu uit naam der eigenaren van veenlanden door C. Thierry de Bye een rekest aan de Staten om octrooi tot vervening ingediend, dat 28 Maart in handen van Gecommitteerde raden gesteld werd om advies; deze droegen aan twee hunner leden op het plan nader te bestudeeren en daarover rapport uit te brengen; 11 April nu stelden deze beide heeren het rekest in handen van Dijkgraaf en Hoogheemraden van de Krimpenerwaard om hun advies, hetwelk in Maart 1783 inkwam en gunstig luidde, evenwel zonden drie hoogheemraden de minderheid van het Dijkscollege uitmakende, den 26sten Juni een afzonderlijk bericht in met verzoek het rekest van de hand te wijzen. Gecommitteerde raden stelden nu alle stukken den 8sten Juli in handen van den inspecteur-generaal van 's lands rivieren M.C. Bruinings, die na een nauwkeurig onderzoek in loco middelen aangaf om enkele bezwaren weg te nemen en 29 December 1784 een gunstig advies gaf, waarop 31 Augustus 1785 de Gecommitteerde raden een gunstig luidend rapport uitbrachten, dat de Staten den 8sten September bereikte. In 1786 gaf C. Redelijkheid nogmaals een wederlegging van de bezwaren der drie hoogheemraden in het licht, terwijl in de maand Juli van het volgend jaar, daar er nog steeds geen besluit gevallen was, door geïnteresseerden wederom een rekest ingediend werd, waarop eveneens niets werd vernomen, zoodat de pogingen in Mei 1788, weer tevergeefs, herhaald werden.
Blijkbaar bleef nu de zaak door de politieke gebeurtenissen geruimen tijd rusten; eerst den 3 December 1795 richtte men zich weer tot de provisioneele representanten van het Volk van Holland met een verzoekschrift om spoedige finale dispositie op het 28 Maart 1782 aan de Staten van Holland en West-Friesland aangeboden rekest om octrooi tot vervening, hetwelk in advies werd gehouden; het volgend jaar verzochten de Commissarissen uit geïnteresseerden aan het provinciaal bestuur van Holland om het verzoekschrift van 1795 in deliberatie te willen nemen, welk verzoek 9 Juni om advies aan het provinciaal comité gezonden werd, die het op haar beurt den 11 Juni in handen van het departement van algemeen welzijn stelde; 19 December schreef het provinciaal comité van Holland aan het provinciaal bestuur van dat gewest met advies eindelijk eens een gunstige beschikking te willen nemen; twee dagen later bracht de burger Van Kempen aan het provinciaal bestuur een advies uit, waarop dit college besloot dat advies nog eens in beraad te houden en het met alle stukken in handen te stellen van een commissie uit hun midden om samen met het provinciaal comité middelen te beramen over de geschiktste wijze om het plan ter algemeene kennis der ingelanden te brengen en hunne belangen te hooren. 31 Januari vaardigde deze commissie eene publicatie uit aan de ingelanden, waarbij deze uitgenoodigd werden kennis te nemen van de op de rechtshuizen ter inzage liggende plannen tot vervening en hunne eventueele bezwaren bij voormelde commissie in te brengen, welke 21 Maart rapport aangaande haar werkzaamheden en de bij haar ingekomen stukken uitbracht, op het hooren waarvan besloten werd de zaak uit te stellen tot de eerstvolgende vergadering.
Eindelijk nu werd den 23sten Juni 1797 aan E. Collot d'Escury cum suis als commissarissen van geïnteresseerden in de geprojecteerde vervening het gevraagde octrooi verleend, hetwelk zich uitstrekte over de veenlanden in de Krimpenerwaard, gelegen onder het ambacht Stolwijk, en wel bepaaldelijk in het Benedenkerker gedeelte en een gedeelte van het Beyersche, mitsgaders in het ambacht Berkenwoude, daaronder begrepen de Wellepoort, en de Agterbroek, alles tezamen groot ruim 2900 Rijnlandsche- of circa 2000 Zuidhollandsche morgen. Het octrooi bevatte in afwachting van het reglement op het vervenen, dat 27 November volgde niet veel punten; als voornaamste werd bepaald, dat het maken van de belangrijke voorloopige werken als noodsluizen en ringdijk niet anders mocht geschieden, dan onder toezicht van eene commissie, welker leden geen ingelanden van de waard mochten zijn, te benoemen door het provinciaal bestuur van Holland, aan welke commissie, genoemd "Commissie tot beneficieering van de Geoctrooieerde Vervening in de Krimpenerwaard", toegevoegd werd de inspecteur-generaal van 's lands rivieren, alles onder superintendentie van het provinciaal comité, waaraan bovengenoemde commissie verantwoordelijk was.
Alvorens tot vervening te mogen overgaan, moesten de verveners of eigenaren van landen binnen de vervening eerst de omdijking der geheele vervening en het maken van noodsluizen tot stand gebracht hebben; deze ringdijk moest binnen tien jaar na de verleening van het octrooi voltooid zijn en nadien nog verzwaard en verhoogd worden, terwijl verder twee schutsluizen voor de doorvaart gemaakt en eenige water- en bovenmolens om het water op peil te houden, gebouwd moesten worden. In de eerste drie jaren na de voltooiing der schutsluizen moest men jaarlijks vijf, en in de daarop volgende jaarlijks minstens drie morgen land vervenen.
In 1804 waren de voorbereidende werkzaamheden zoo ver gevorderd, dat toestemming om met vervenen te beginnen gegeven kon worden; de animo daartoe bleek echter zeer gering, zoodat volgens het reglement, bij loting werd vastgesteld, welke eigenaren verplicht waren om een aanvang te maken met het vervenen. Vijftig jaar later in 1854 werd de vervening als niet rendeerende opgeheven.
Het beheer berustte bij drie commissarissen, bij meerderheid van stemmen door de eigenaren van landen binnen den kring gekozen uit de gegoeden die in de vervening minstens voor 10 morgen waren geïnteresseerd; van deze Commissarissen uit geïnteresseerden moest er jaarlijks een aftreden, waarna een ander benoemd werd. Ze voerden het geheele financieele beheer, hadden tevens het bestuur over de vervening, onverminderd echter het gezag van het Dijkscollege, stelden directeur en opzichters aan en hielden jaarlijks inspectie. Het toezicht over de noodsluizen berustte evenwel bij de door het provinciaal bestuur van Holland aangestelde Commissie tot beneficieering der Geoctrooieerde Vervening. Deze commissie was ook aanwezig bij den jaarlijkschen inspectietocht, mede bij de afhooring der rekening ten overstaan van hoofdingelanden, vergaderde en nam besluiten tezamen met Commissarissen uit geïnteresseerden. Het archief der Geoctrooieerde Vervening is als volgt ingedeeld:
1. het archief van de van 1798-1819 in functie geweest zijnde Commissarissen uit geïnteresseerden.
2. het archief van de, als opvolgster van bovengenoemde commissie van 1819-1854 bestaan hebbende commissie van directie.
3. het archief van de na de opheffing in 1854-1858 tijdelijk ingestelde commissie, voorloopig belast met het beheer der werken en eigendommen van de Geoctrooieerde Vervening.
4. het archief van de ter verdere afwikkeling uit het Dijkscollege van de Krimpenerwaard, bijgestaan door den secretaris van het hoogheemraadschap, van 1858-1901 werkzaam geweest zijnde commissie, belast met het toezicht en beheer der werken van de opgeheven vervening.
5. het archief van de door het provinciaal bestuur van Holland aangestelde Commissie tot beneficieering van de Geoctrooieerde Vervening in de Krimpenerwaard.
Aangaande de inventarisnummers 1437, 1438, 1439, 1440, 1105 en 1106 *  zij opgemerkt, dat men klaarblijkelijk deze serie als een geheel beschouwd heeft, wat niet alleen uit de nummering van 1-6 blijkt, maar ook wordt in de verschillende deelen naar elkaar verwezen. Daar echter, hoewel nauw samenwerkende, de Commissie tot beneficieering van- en de Commissarissen uit geïnteresseerden in de Geoctrooieerde Vervening, toch twee afzonderlijke colleges waren, hebben zij dus ieder een afzonderlijk archief gevormd en is deze serie door mij gesplitst, en wel als volgt (de tusschen haakjes geplaatste cijfers duiden de oorspronkelijke, op het deel geschreven nummers aan: 4 deelen 1437 (1), 1438 (2), 1439 (3) en 1440 (5) bij de notulen van de Commissie tot beneficieering en 2 deelen 1105 (4) en 1106 (6) bij de commissie uit geïnteresseerden. In deze notulenboeken vindt men, behalve de notulen, ook afschriften van ingekomen en uitgegane stukken, rapporten, instructies, waarschuwingen enz. alle als bijlagen bij de notulen van desbetreffende vergaderingen.

Kenmerken

Datering:
1819-1854
Auteur:
Doxis
Omvang:
1,35 meter
Citeerinstructie:
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste eenmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard, Rotterdam. Toegang 145, archief van [de/het] Commissie van directie van de Geoctrooieerde Vervening in de Krimpenerwaard (E2), inv.nr …
VERKORT:
NL-RtHHSK 145, inv.nr …