Uw zoekacties: Hoogheemraadschap van de Krimpenerwaard (Deelarchief B) (1856-2004)

131 Hoogheemraadschap van de Krimpenerwaard (Deelarchief B) (1856-2004) ( Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Oprichting
Begrenzing van het gebied
Rechtspersoon en bestuurlijke organisatie
Taken van het hoogheemraadschap
De inliggende polders
131 Hoogheemraadschap van de Krimpenerwaard (Deelarchief B) (1856-2004)
Inleiding
De inliggende polders
De Krimpenerwaard was staatkundig onderverdeeld in plattelandsdorpen of ambachten. Een ambacht stond vaak gelijk met een polder of was in een aantal polders onderverdeeld, en ambachts- en polderbesturen kwamen vaak overeen. Ambachten (dorpsbesturen) hadden vanouds taken op het gebied van de waterstaat. Er waren in de Krimpenerwaard tien ambachten: Bergambacht (met Ammerstol), Lekkerkerk (met Zuidbroek), Krimpen aan de Lek, Krimpen aan den IJssel, Ouderkerk, Gouderak, Stolwijk en Berkenwoude waren allen gelegen aan de westzijde van de Vlist. Haastrecht en Vlist lagen aan beide zijden van dit riviertje en Bonrepas lag aan de oostzijde van de Vlist.
De ambachten waren verplicht de hoefslagboeken bij te houden van hun gedeeltes van de dijk. Hierin stonden de percelen met hun eigenaren (de dijkgeslaagden), en de hoefslagen die door de eigenaren onderhouden moesten worden. * 
De ambachten droegen ook zorg voor het dijkonderhoud, zoals verzwaringen van de dijk in navolging van de keur. De kosten van het dijkonderhoud werden omgeslagen over de dijkgeslaagden. De ambachten waren ook verantwoordelijk voor het inzetten van het dijkleger, waarvoor zij lijsten van 'geschierde' mannen bijhielden, mannen die geschikt waren en dus verplicht deel uit te maken van het dijkleger. De schout van het ambacht had de leiding over het dijkleger en was verplicht bevelen van Dijkgraaf en Hoogheemraden op te volgen.
Een verdere taak van de ambachten behelsde het adviseren over de hoogte van het dijkgeld, dat zij ook inden en via de kavels overdroegen aan Dijkgraaf en Hoogheemraden. Omdat zij voor het geld zorgden hadden de gezamenlijke ambachten het recht de penningmeester van het Hoogheemraadschap te benoemen. *  Bovendien oefenden zij via de Kavels (zie boven) controle uit op het financieel beheer van Dijkgraaf en Hoogheemraden. Het Hoogheemraad-schap had op zijn beurt een toezichthoudende functie op de ambachten: Dijkgraaf en Hoogheemraden keurden de rekeningen en begrotingen, en de keuren van de polders.
Tot 1804 was waterbeheersing taak van de oude ambachts- of dorpsbesturen. Na het ontstaan van gemeenten bleven de ambachtsbesturen bestaan als overkoepelende lichamen voor de polders die binnen die gemeente lagen. In het reglement van 1855 werd gesteld dat zaken van gemeenschappelijke waterstaatsbelangen niet langer aan de ambachten moest zijn voorbehouden, maar dat deze door het Hoogheemraadschap moesten worden overgenomen. De ambachten zouden worden opgeheven en een deel van haar taken (dijkonderhoud en onderhoud van de wegen op de dijken) moesten door het Hoogheemraadschap worden overgenomen. De zorg voor de wegen zou toevallen aan de nieuw op te richten polders. Dijkgeld en hoefslagplicht, door de ambachten geheven, vervielen ten gunste van een omslagheffing naar kadastrale oppervlakte. In 1858 werden de ambachten tenslotte opgeheven. Een aantal polders ging daarna zelfstandig verder, terwijl een deel ook de samenwerking van de afgelopen halve eeuw voortzette.
In de loop van de twintigste eeuw voltrok zich een fusieproces waardoor de polders sterk in aantal afnam. In 1970 waren er nog twaalf polders over:
1. Stolwijk (is een fusie van:)
1.Stolwijk (1951)
2.Het Beijersche (1951)
3.Kattendijksblok (1951)
4.Middelblok en Veerstalblok (1951)
5.Den Agterbroek (1951)
6.Berkenwoude (1966)
2.Beneden Haastrecht
3.Laag Bilwijk (oorspronkelijk Laag en Hoog Bilwijk. In 1955 werd Hoog Bilwijk bij de polder Vlist Westzijde gevoegd en bleef Laag Bilwijk als kleine administratieve polder bestaan).
4.Vlist Westzijde (hierbij hoorden sinds 1956 ook Achterpoort en Laag Bilwijk)
5.Bergambacht
6.Zuidbroek
7.Den Hoek en Schuwagt
8.Kromme, Geer en Zijde
9.De Nesse
10.Langeland en Kortland
11.Krimpen aan de Lek
12. tormpolder
In 1974 werden de polders ten oosten van de Vliet bij het Hoogheemraadschap van de Lopikerwaard (in 1994 opgegaan in het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden) ondergebracht. Het betreft de archieven van de polders Bonrepas en Noord-Zevender, Hoonaard, Groot-Keulevaart, Klein-Keulevaart, Groot-Keulevaart Buitendijks, Galgoord, Snelrewaard, Rozendaal en Vlist-Oostzijde. Evenals dat van de polders Bonrepas en Noord-Zevender vanaf 1949 en dat van Vlist-Oostzijde vanaf 1956 worden de archieven van deze polders bewaard in het Streekarchief Rijnstreek te Woerden.
Rechtstreeks onderhoud van de watergangen in de polders werd gedaan door aangrenzende landeigenaren, onder controle van het polderbestuur door middel van de schouw. Ook niet verharde wegen door de eigenaren onderhouden. Verharding van wegen kwam wel op conto van de polders. Ook onderhielden de polders de verschillende bruggen over de polderwateren. De grootste kostenpost van de polder was het gemaal en de uitwateringssluis. De meeste polders hadden een eigen gemaal. * 
De polderbesturen bestonden uit een dagelijks en een algemeen bestuur, gekozen of geheel waargenomen door de ingelanden. Een van de belangrijkste activiteiten van het bestuur was het schouwen van de watergangen. * 
In de jaren '60 van de vorige eeuw kwamen taak en positie van de waterschappen ter discussie te staan als gevolg van een meer algemene discussie over de staatsinrichting, de zorgelijke financiële situatie van veel kleine waterschappen en het probleem van de aanpak van de waterverontreiniging. * 
Ook de waterschappen waren van oordeel dat het Waterschapswezen aan herziening toe was. Op voorspreken van de Unie van Waterschapsbonden werd in 1969 een staatscommissie ingesteld die 5 jaar later met de conclusie kwam dat waterschappen in het Nederlandse bestel behoorden te blijven bestaan, maar dat er een concentratie moest komen. * 
Ook de provincie achtte schaalvergroting onontkoombaar om een versteviging van het bestuurlijke en financiële draagvlak van de polders te bereiken, temeer daar men van mening was dat de waterkwaliteitstaak ook tot die van het Hoogheemraadschap moest gaan behoren. De negatieve gevolgen van schaalvergroting wilde men opvangen door de instelling van districtsbesturen met adviserende en enige uitvoerende bevoegdheden. Begin november 1972 werd een rapport over de polderconcentratie aan de polderbesturen voorgelegd. De idee was de polders binnen de Krimpenerwaard op te heffen en hun taken op het Hoogheemraadschap over te dragen. De bestaande taak van het Hoogheemraadschap, dijk- en wegenzorg, zou worden uitgebreid met die van de inliggende polders: waterbeheersing, zorg voor waterkwaliteit, wegenbeheer, kadezorg en huishoudelijke dienst. De taken zouden wel gescheiden blijven in een algemeen (inclusief waterkwaliteitszorg) en een polder beheer (onderhoud watergangen en daarin gelegen werken, exploitatie van gemalen, handhaven en onderhouden van waterscheidingen: waterbeheersing en bestuurlijk toezicht op de onderhoudsplicht van de ingelanden) *  )
De provincie voelde evenwel niet voor een samengaan met de Lopikerwaard: een dergelijk Hoogheemraadschap zou te grootschalig worden en bovendien had men in Utrecht een andere kijk op waterkwaliteitszorg. In Utrecht wilde men dat door de provincie laten doen en in Zuid-Holland door de waterschappen. Ten derde zou een dergelijk Hoogheemraadschap over twee provincies zijn verdeeld. Wel zouden de gebieden ten oosten van de Vlist bij de Lopikerwaard moeten gaan horen.
Het hele proces zou voor 1 december 1974 afgerond moeten zijn, omdat dat de waterkwaliteitstaak aan de waterschappen moest zijn overgedragen. * 
Het Hoogheemraadschap van de Krimpenerwaard stond vanaf het begin positief tegenover het voorstel maar was wel bevreesd voor een grote afstand tussen bestuurders en bestuurden. Het Hoogheemraadschap was van mening dat aan de te vormen districtsbesturen een zo groot mogelijke zelfstandigheid moest worden gegeven. Zij moesten wezenlijke taken toebedeeld krijgen, met name peilbeheersing en schouwdrijving; hoofdingelanden zouden zowel deel van het districtsbestuur als de Verenigde Vergadering moeten gaan uitmaken. Ondanks deze belangenbehartiging van de polders door het Hoogheemraadschap in het aansluitende overleg met de provincie bleef een klein aantal grote polders mordicus tegen. *  Concentratie was echter onontkoombaar. Op 16 januari 1974 werd door Gedeputeerde StatenOp 16 januari 1974 werd door GSeemraadschap over twee provincies zijn verdeeld.tijd fuseerden. raaf en hoogheemraden.l is ivm e bij Provinciale Staten een ontwerp voor de reorganisatie van de waterschappen in de Krimpenerwaard ingediend, en op 24 maart werd een nieuw reglement vastgesteld. De districten hadden werkelijke invloed gekregen.
De Zuid-Hollandse polders ten oosten van de Vlist werden op 1 januari 1974 opgenomen in het grotendeels in de provincie Utrecht gelegen waterschap de Lopikerwaard. * 
Concentratie en fusie
Geschiedenis van het archief
Verantwoording van de inventarisatie
Openbaarheid
Gebruikte literatuur

Kenmerken

Datering:
(1532) 1856-2004 (2005)
Auteur:
Doxis
Omvang:
CC BY-SA 4.0
Citeerinstructie:
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste eenmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard, Rotterdam. Toegang 131, archief van [de/het] Hoogheemraadschap van de Krimpenerwaard (Deelarchief B) (1856-2004), inv.nr …
VERKORT:
NL-RtHHSK 131, inv.nr …