Uw zoekacties: Hoogheemraadschap van Schieland (Oud Archief, OAS) (1299-1953)

111 Hoogheemraadschap van Schieland (Oud Archief, OAS) (1299-1953) ( Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Voorwoord
In 1996 is door de Verenigde Vergadering van Schieland besloten om de archieven van het Hoogheemraadschap van Schieland en van de daarbinnen gelegen polders volledig te inventariseren en waar nodig op orde te brengen. Deze operatie is voltooid in 2003 en heeft geleid tot een indrukwekkend resultaat. Gecomprimeerd is dat resultaat terug te vinden in de inventariserende rapporten. Daar achter bevindt zich uiteraard het archiefmateriaal zelf, opgeslagen in de nieuwe archiefruimte die rond de jaarwisseling 2002/2003 in het gemeenlandshuis van Schieland kon worden betrokken.
Daarmee is een enorme hoeveelheid informatie ontsloten en toegankelijk gemaakt. Deze informatie gaat terug tot het eind van de 13e eeuw, toen het hoogheemraadschap ontstond. Daarin valt te lezen hoe onze voorvaderen met grote vlijt van een moerasachtig gebied een bewerkbaar en bewoonbaar laagland hebben gemaakt. Al bladerend door de inventaris wordt snel duidelijk welke enorme verschillen er zijn tussen toen en nu. Maar ook wordt duidelijk welke overeenkomst er nog steeds is: de noodzaak om waakzaam te zijn en te blijven, en het belang om dat te doen door samenwerking van al diegenen die daarbij belang hebben en daarvoor betalen. Dat is het wezenskenmerk van het waterschap.
Onze historische wortels zijn dus bloot komen te liggen. Dat is nodig niet alleen voor degenen die de geschiedenis bestuderen, maar ook voor hen die met de toekomst bezig zijn. Het verheugt mij daarom buitengewoon dat dit werk volbracht is, en dank al diegenen die zich daarvoor hebben ingespannen.
Rotterdam, 16 april 2003
ir. J.J. de Graeff
dijkgraaf
Inleiding
Geschiedenis van het hoogheemraadschap van Schieland
Beheersgebied
Inliggende polders
De bestuurlijke organisatie
111 Hoogheemraadschap van Schieland (Oud Archief, OAS) (1299-1953)
Inleiding
De bestuurlijke organisatie
De hoogste grafelijke ambtenaar was de baljuw, die namens de graaf de dijkzaken beheerde. Later kreeg deze de speciale titel van dijkgraaf. Naarmate het achter de dijk gelegen gemeneland meer en meer de taak van de dijkplichtigen overnam en bepaalde onderdelen van de rechtsmacht van de dijkbesturen werden ontnomen, veranderde de positie van de dijkgraaf en werd hij van rechtsvorderaar mede-bestuurder. De handhaving van wetten en de keur of politieverordening werd steeds meer in handen van het college van dijkgraaf en hoogheemraden gelegd, waarvan de dijkgraaf voorzitter werd en als zodanig belast met de uitvoering van de besluiten van dit college. Ook werden de heemraden voortaan als hoogheemraden betiteld, ter onderscheiding van de (kroos)heemraden in de dorpen en ambachten.
Aanvankelijk bezaten de hoogheemraden slechts gezag over dijken, landscheidingen en sluizen. Geleidelijk slagen zij er echter in hun gezag als controlerend orgaan uit te breiden over de lagere overheden. Zij kregen de corrigerende macht over de dorpen en ambachten en later over de inliggende polders. De taak van de hoogheemraden had enerzijds een bestuurlijk en wetgevend karakter, namelijk het opstellen van keuren, en anderzijds een rechterlijk karakter, namelijk de handhaving van de keuren en het bestraffen van overtreders. Deze rechtsmacht strekte zich uit over de dijken, de watergangen, de wegen en de sluizen in het gehele beheersgebied.
Tot hoogheemraad werd men gekozen als men "welgeboren" was en een zekere "gegoedheid" bezat van minimaal 10.000 Hollandse guldens. Hoogheemraden werden voor het leven benoemd. Bij overlijden werd door de resterende bestuurders bij coöptatie gezamenlijk een nieuwe collega gekozen. Dit recht werd in 1516 door Karel V ontnomen door slecht dijkbeheer. Door de Staten van Holland werden bij resolutie van 7 en 8 oktober 1655 de hoogheemraden weer in hun rechten hersteld met de bepaling dat de te benoemen hoogheemraad "van de waere Gereformeerde Christelijke religie ofte tenminste deselve toegedaen" moesten zijn. In 1681 werd het aantal hoogheemraden vastgesteld op 6, zijnde 3 uit de edelen en 3 uit de steden Gouda, Rotterdam en Schiedam.
De aanstelling van de baljuw en later de dijkgraaf geschiedde in het algemeen door de landsheer zelf en later door de Staten. Het baljuw- en dijkgraafschap van Schieland werd, nadat in het begin van de 16e eeuw dit ambt enige tijd was verpacht aan de stad Delft, in 1576 door de Staten van Holland en Westfriesland verkocht aan de gemeente Rotterdam. Voortaan werd de dijkgraaf beëdigd door de Staten van Holland, op voordracht van de gemeente Rotterdam. Ook hij moest 'welgeboren' zijn en een zekere 'gegoedheid' bezitten.
Aanvankelijk was de dijkgraaf rechtsvorderaar. Hij schouwde met de hoogheemraden de dijk en was een dijkvak niet in orde, dan eiste hij van hen een vonnis, waarna hij dit ten uitvoer legde. In latere tijden, toen het onderhoud van de dijk steeds meer op het gemeneland (de gezamenlijke ingelanden) overging, verloren de schouwen aan betekenis en werd hij meer lid van het bestuur, die meehielp de wetten en keuren uit te vaardigen. Wel is hij tot op heden uitvoerder van de besluiten van het college van dijkgraaf en hoogheemraden.
In de 16e eeuw ontstond naast het college van dijkgraaf en hoogheemraden het college van hoofdingelanden, ingesteld ter controle van de dijkbesturen, vooral op financieel gebied. Aanvankelijk kon de landsheer zelf deze controle uitoefenen, maar door de uitbreiding van gezag en macht van het college nam zijn invloed hierop af. De rechtstreekse bemoeienis van het dijkbestuur met de ingelanden zorgde voor menig conflict, waardoor een controle-orgaan noodzakelijk werd.
Op 5 april 1580 werd door de koning een privilege uitgevaardigd, waarbij het Rotterdam, Schiedam en Gouda werd vergund ieder jaarlijks twee hoofdingelanden te zenden, die bij het doen van de rekeningen en het opmaken van de omslagen aanwezig zouden zijn. Deze hoofdingelanden moesten in Schieland gegoed en geërfd zijn. Een hoofdingeland uit elk van deze steden werd gewoonlijk voor het leven benoemd; de andere was meestal een regerend burgemeester. Dit college van hoofdingelanden moest waken tegen het opleggen van te grote lasten en tegen machtsmisbruik en machtsoverschrijding van dijkgraaf en hoogheemraden. De ingelanden werden op deze wijze vertegenwoordigd, al hadden zij op de benoeming zelf geen invloed. Ook waren op deze wijze slechts de steden vertegenwoordigd en niet de ingelanden op het platteland.
Als gevolg van de bekende grondwetsherziening van 1848 werd de positie van de ingelanden gewijzigd en werden zij in het bestuur betrokken. Reeds een in 1844 "reglement houdende algemeen beginselen of grondslagen naar welke de bestaande reglementen van dijks- en polderbesturen in de provincie Zuid-Holland gewijzigd of de nieuw daar te stellen reglementen ingericht zullen moeten worden" bepaalde dat de benoeming of voordracht van hoofden en leden van het bestuur van elk waterschap krachtens de bestaande verordeningen, waarvan met name het besluit van Koning Willem I van 29 maart 1822 en 7 september 1822, zullen worden gedaan door de hoofdingelanden of, waar deze niet bestaan, door ingelanden bij stemming op de wijze als bij de bijzondere reglementen voor de waterschappen zal worden bepaald.
Onder hoofdingelanden worden verstaan de ingelanden, die gekozen worden om alle ingelanden bij het bestuur te vertegenwoordigen. Zij kregen in 1844 het recht om de hoofden of leden van het bestuur, die in de waarneming van hun functie nalatig waren of tot waarneming daarvan niet meer in staat mochten zijn, onder goedkeuring van gedeputeerde staten te ontslaan, of zo zij door de koning mochten zijn benoemd, voor ontslag voor te dragen.
In 1851 werd de grondslag gelegd voor de gehele latere reglementering van het hoogheem-raadschap van Schieland. In het reglement dat door de staten der provincie Zuid-Holland op 27 november 1851 werd vastgesteld, werd bepaald dat het bestuur zou bestaan uit een verenigde vergadering, bestaande uit een dijkgraaf, vier hoogheemraden en twaalf hoofdingelanden. Het dagelijks bestuur zou gevormd worden door dijkgraaf en hoogheemraden. De hoofdingelanden zouden worden gekozen door de stemgerechtigde ingelanden binnen Schieland, waarvoor Schieland in vier districten werd verdeeld. Bovendien kreeg iedere hoofdingeland een plaatsvervanger, die zou optreden als de hoofdingeland zelf verhinderd was.
Aan de bestuurders van Schieland werden zekere eisen gesteld:
a.zij moesten Nederlander zijn en in het volle genot van burgerschapsrechten;
b.zij moesten in Schieland eigendom bezitten, namelijk:
-de dijkgraaf en de vier hoogheemraden ieder 20 hectare land;
-de hoofdingelanden ieder 10 hectaren land;
c.niet benoembaar was hij die aan een van de bovenbedoelde bestuurders door bloedverwantschap of zwagerschap tot in de derde graad was verbonden.
Voorts moesten alle bestuurders bij aanvang van hun ambt een eed afleggen. Zij mochten niet deelnemen aan leveringen of aannemingen ten behoeve van het hoogheemraadschap, noch onderhands goederen of inkomsten van het hoogheemraadschap kopen of pachten. Ook mochten zij niet in rechtsgedingen waarin het hoogheemraadschap betrokken was als advocaat of procureur werkzaam zijn, noch als notaris het hoogheemraadschap ten dienste staan.
Vroeger moest men uitsluitend land, dus ongebouwde eigendom bezitten; de gebouwde eigendommen werden niet aangeslagen. Na de stormvloed van 1 februari 1953 werd het reglement van Schieland gewijzigd in die zin, dat voortaan ook de gebouwde eigendommen in de omslag werden betrokken. Het was bij de in 1953 plaatsgehad hebbende inundaties gebleken dat gebouwen nog meer schade leden dan het land. Om een breder financieel draagvlak te krijgen, werden na 1953 derhalve ook de gebouwde eigendommen aangeslagen. Daar deze daarom ook in het bestuur van Schieland vertegenwoordigd moesten zijn, werd bij wijziging van Schielands reglement in 1955 bepaald dat naast de 12 hoofdingelanden voor het ongebouwd ook 12 ingelanden voor het gebouwd zouden worden gekozen.
Zowel de dijkgraaf als de hoogheemraden worden sinds 1851 door de koning benoemd en wel op voordracht van de vergadering van hoofdingelanden. De zittingstermijn van alle bestuurders werd bepaald op 6 jaar. Zij kunnen daarna opnieuw worden benoemd of gekozen. Dit was in democratische zin een geweldige ommekeer, omdat in het reglement van Schieland uit 1804 nog werd bepaald dat dijkgraaf en hoogheemraden voor het leven werden benoemd.
Ook de functie van dijkgraaf onderging forse wijzigingen. Voor 1851 was hij rechtsvorderaar belast met de handhaving van keuren en het toezicht op alle werken. Hij was voorzitter van het college van dijkgraaf en hoogheemraden en van de verenigde vergadering, maar hij had daarin geen stem. Brieven gericht aan dijkgraaf en hoogheemraden of de hoogheemraden alleen mocht hij niet openmaken. Dit was voorbehouden aan de hoogheemraden zelf. Hij had ook geen toegang tot de boeken of papieren van het hoogheemraadschap. Had hij een kopie of extract van enig stuk nodig, dan mocht hij die aan de hoogheemraden vragen en werd het verzoek toegestaan dan werd hem het gevraagde door de secretaris uitgereikt. In de praktijk is het dan ook wel voorgekomen, dat een secretaris de dijkgraaf het verlangde zonder machtiging van hoogheemraden weigerde uit te reiken. Na 1851 wijzigde zich ook zijn positie en werd de dijkgraaf de eerste man in Schieland, met volledige bevoegdheden en stemrecht. Vanaf 1995 zijn de taken en bevoegdheden van bestuurders van waterschappen vastgelegd in de waterschapswet.
Taakuitvoering
Wapen
Huisvesting
Hensbeker
Bodebus
Stampioenkaart
Geschiedenis van het archief
Verantwoording van de bewerking
Bronnen en literatuur

Kenmerken

Datering:
(1273-) 1299-1953
Citeerinstructie:
VOLLEDIG:
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard, Rotterdam, Archief van het hoogheemraadschap van Schieland (Oud Archief Schieland), nummer toegang 111, inventarisnummer ...

VERKORT
NL-RtHHSK, OAS, inv.nr ...
Licentie:
CC0 1.0
Auteur:
A&I Archiefbewerking, 2002
Openbaarheid:
Beperkt openbaar
Omvang:
205 meter; 4135 inventarisnummers
Citeerinstructie:
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste eenmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard, Rotterdam. Toegang 111, archief van [de/het] Hoogheemraadschap van Schieland (Oud Archief, OAS) (1299-1953), inv.nr …
VERKORT:
NL-RtHHSK 111, inv.nr …
Archiefvormer(s):