In 1772 werd door de Staten van Holland en West-Friesland octrooi verleend voor de droogmaking van de polders Bleiswijk en een gedeelte van Hillegersberg. De oprichting van het waterschap de Drooggemaakte polders van Bleiswijk en een gedeelte van Hillegersberg in 1785 was het gevolg van de in 1778 door de Staten van Holland en West-Friesland opgestelde regels op de directie en het beheer van de droogmakerijen.

Volgens het bijzonder reglement, vastgesteld door de Staten van de provincie Zuid-Holland op 4 november 1858 en goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 27 november 1858, werd het bestuur gevormd door een dijkgraaf en vier heemraden. Het beheersgebied van de Drooggemaakte polders van Bleiswijk en een gedeelte van Hillegersberg lag in de gemeenten Bleiswijk, Bergschenhoek en Hillegersberg, later in de gemeenten Bleiswijk, Bergschenhoek, Rotterdam en Zoetermeer. De Drooggemaakte polders van Bleiswijk en een gedeelte van Hillegersberg werd onder meer begrensd door de Binnenwegse polder, de polder Berkel en de polder Berg en Broek. Het beheersgebied van de Drooggemaakte polders van Bleiswijk en een gedeelte van Hillegersberg is na 1858 verscheidene malen gewijzigd, zoals vastgelegd in wijzigingen van het bijzonder reglement. Zo werd bij de opheffing van de polder Berg en Broek per 1 april 1970 het noordelijk gedeelte van deze polder gevoegd bij de polder Bleiswijk c.a.

Bij wijziging van het bijzonder reglement door de Staten van de provincie Zuid-Holland van 5 juli 1960, goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 21 november 1960, werd de naam: de Drooggemaakte polders van Bleiswijk en een gedeelte van Hillegersberg gewijzigd in de polder Bleiswijk c.a.

De opheffing van de polder Bleiswijk c.a. hield verband met de concentratie van de polders binnen het beheersgebied van het hoogheemraadschap van Schieland op last van de Staten van de provincie Zuid-Holland. De provincie meende door opheffing en concentratie van de polders binnen het hoogheemraadschap van Schieland te komen tot een beter polderbeheer vanwege de toegenomen taken en belangen op dit gebied. De aandrang om tot polderconcentratie over te gaan werd versterkt door de invoering van de Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren per 1 december 1970. De Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren droeg de provinciale besturen op om te komen tot een zuivering van de oppervlaktewateren in hun gebied en verplichtte de provinciale besturen om dit gereed te hebben voor 1 december 1974. Provinciale Staten van Zuid-Holland besloten de Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren uit te laten voeren door grote waterschappen die daarvoor voldoende geoutilleerd zouden worden. Op 14 december 1972 namen Provinciale Staten van Zuid-Holland het besluit tot opheffing van de polder Bleiswijk c.a. per 1 januari 1974, goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 18 oktober 1973, Buitengewoon Provinciaal Blad nr. 3154. De rechten en verplichtingen van de polder Bleiswijk c.a. gingen over op het hoogheemraadschap van Schieland.