In een brief van de Hoofdingenieur-Directeur van de Provinciale Waterstaat, gericht aan het waterschap de Hilversumse Meent, was bij een gehouden inspectie gebleken dat het gedeelte van de kaden langs de Karnemelksloot onvoldoende was aangevuld. De Hoofdingenieur-Directeur van de Provinciale Waterstaat verzocht het bestuur van het waterschap de Hilversumse Meent om de lage kaden op te hogen en de mollen te bestrijden. De kade was echter op dat moment nog eigendom van de Vereniging Stad en Lande van Gooiland en het beheer en onderhoud van de kade lag bij de vereniging. In een vergadering van het dagelijks bestuur van het waterschap de Hilversumse Meent op 1 april 1977 werd er al een bezorgdheid uitgesproken over de zorgelijke toestand van de kade. De kade zou namelijk een groot bedrag aan jaarlijks onderhoud gaan kosten voor het waterschap. * 

De kaden waren niet het enige punt waarover zorg werd uitgesproken. Dit gold ook voor de stuwen, duikers en overstorten. Een woordvoerder van de Vereniging Stad en Lande van Gooiland benadrukte als tegenargument dat alle kunstwerken etc. voor het symbolische overdracht van fl. 1,00 gulden aan het waterschap de Hilversumse Meent waren overgedragen. Mede daardoor moesten de achterstallige zaken worden aanvaard in de staat waarin zij verkeerden, met uitzondering van de kadeverhoging. Het waterschap verzocht in een brief aan de Vereniging Stad en Lande van Gooiland om de behandeling te willen overnemen. De kadeverhoging werd voor de rekening van de vereniging genomen, en de boezemwaterkeringen werden hersteld door het aanbrengen van zwarte grond en het plaatsen van perkoenen. * 

Tijdens onderhandelingen over de overname van wegen ontstond er een situatie rondom een 'insteekwegje' van 400 meter lang, dat noch de gemeente Hilversum, het waterschap of iemand anders de eigendom wenste te aanvaarden. De gemeente Hilversum wilde het 'weggetje' niet aanvaarden, omdat het 'weggetje' volgens hun argument niet behoorde tot het pakket van bestaande wegen waarover bij het begin van de onderhandelingen was gesproken. De gemeente wilde ook niet belast worden met de kosten van het onderhoud. De Vereniging Stad en Lande van Gooiland had een onderhoudsbedrag voorgesteld, maar zou in de toekomst een veelvoud gaan kosten van het geboden onderhoudsbedrag en de gemeente Hilversum wilde dit niet voor zijn rekening nemen. * 
Het insteekwegje op de Bovenmeent dreigde 'onverdeeld eigendom' te worden en had hierdoor praktisch de bestemming verkregen van een 'buurweg' waarbij, de onderhoudskosten door de aanliggende eigenaars gezamenlijk gedragen moesten worden. Het bestuur van de Vereniging van Stad en Lande van Gooiland gaf aan dat het niet gewenst was om de eigendom onverdeeld te laten, want dan zou volgens de werking van artikel 576 B.W. de eigendom aan de staat toevallen. De opties om het insteekweggetje aan de belanghebbend eigenaren of aan de Stichting Beheer Landbouwgronden over te dragen, werden nogmaals overwogen. * 

Op 22 november 1976 werd in een bespreking door het waterschap de Hilversumse Meent besloten om het insteekwegje niet over te nemen, omdat het Ministerie van Verkeer en Waterstaat in een brief had vermeld dat landbouwwegen bij voorkeur niet meer bij Waterschappen, maar bij de betreffende gemeenten in beheer moeten komen. *