Uw zoekacties: Gravelandse polder 's- (1625-1979)

13 Gravelandse polder 's- (1625-1979) ( Waterschap Amstel, Gooi en Vecht )

Terug naar "zoek in alles" / het beginscherm.

Wat is een archieftoegang?

Een archieftoegang is een beschrijving van wat er in een archief zit. Zo'n toegang bestaat uit een of meer van de volgende onderdelen:

  • Kenmerken van het archief
  • Inleiding op het archief. Hierin staat informatie over de organisatie en over het archiefbeheer.
  • Inventaris of plaatsingslijst. Hierin staan de beschrijvingen van dossiers of documenten. Deze zijn ondergebracht in rubrieken, bijvoorbeeld "financiën" of "beheer van waterstaatswerken".
  • Bijlagen. Bijvoorbeeld een lijst dijkgraven, of een omnummeringstabel.

Meer uitleg

Meer uitleg over inventarissen en onderzoek doen staat in onze onderzoeksgidsen. (De link opent in nieuw venster.)

 

beacon
 
 
1. Inleiding
1.1. Geschiedenis van de polder 's-Graveland sinds 1625
13 Gravelandse polder 's- (1625-1979)
1. 1. Inleiding
1.1.
Geschiedenis van de polder 's-Graveland sinds 1625
De polder 's-Graveland is gelegen in de provincie Noord-Holland. Het vormt een deel van de westgrens van het Gooi en ligt op het overgangsgebied van de Gooise zandgronden en het Hollands- Utrechts laagveengebied. De polder wordt omringd door de plaatsen Hilversum, Loosdrecht, Kortenhoef, Ankeveen en Bussum.
In 1625 verkrijgen "Jan Ingel (rentmeester van de heerlijkheid van Ankeveen) en consorten" een octrooi van de staten van Holland en West-Friesland *  om enige grafelijke landen, gelegen in het Gooiland, genaamd 's-Graveland, in cultuur te brengen. In dit octrooi worden de landen omschreven als zijnde woest, zanderig, ongelijk ( door afgraving van veen), moerassig, 's winters ontoegankelijk en 's zomers niets voortbrengend dan mos en biezen *  . De landen zijn rijk aan wild, vnl. kleinwild, en deden voordien dienst als jachtgebied van de graven van Holland. Een ander nadeel van het land is dat er geregeld grensschendingen en -overschrijdingen plaatsvinden door inwoners van het Sticht van Utrecht.
Het octrooi van 1625 verleent behalve het recht van ontginning de daarbij gebruikelijke "vrijdom van algemene middelen" zoals de honderste, vijftigste, veertigste, dertigste en tiende penning en vrijstelling van tollen voor een periode van vijftien jaar ingaande tien jaar na de opstelling van de akte. Ook verleent het octrooi het recht tot het maken van keuren over wegen, wateren, enz. Het recht van schouw en strafrechtspraak worden echter voorbehouden aan de baljuw van Gooiland.
De geauthoriseerden ( Jan Ingel c.s.) worden verplicht binnen vier jaar met het in cultuur brengen van de grond te beginnen en moeten een jaarlijkse pacht aan de grafelijkheidsrekenkamer betalen van tien vlaamse schellingen per morgen land, de zogenaamde "recognitie", ingaande op het moment dat de grond in cultuur is gebracht.
In 1626 komt er een ampliatie of aanvulling op het octrooi *  houdende de begrenzing van 's-Graveland en waarin wordt vastgelegd welke verplichtingen de ontginners hebben ten aanzien van het graven van vaarten en het leggen van wegen en bruggen.
Het ontginningswerk verloopt aanvankelijk stroef door conflicten met de Gooiers, met name Hilversummers, die de arbeiders beschieten en grondwerken en opgetrokken bebouwingen verwoesten. De staten van Holland en West-Friesland vaardigen hierop een plakkaat uit waarin zij de besturen en inwoners van Naarden en de Gooise dorpen verbieden om Jan Ingel en consorten op enige wijze te hinderen bij de ontginning *  . Pesterijen en vernielingen blijven echter voortduren *  . De reden hiervoor lag hierin dat tot het moment van de octrooiverlening de Gooiers ongehinderd gebruik hadden kunnen maken van deze gronden voor zandafgraving, houthak enz. Pas in 1634 komt men tot overeenstemming, men is nu ook zover dat de ontstane polder kan worden verkaveld. Deze verkaveling wordt geregeld in de "Cavel conditien van 'S GRAVENLAND Geleghen in GOYLAND" *  . De belangrijkste werken zijn dan uitgevoerd. In noord-zuid richting is in aansluiting op de Loosdrechtse vaart de 's-Gravelandse vaart gegraven. Deze wordt in 1638 verlengd in westelijke richting, een verbinding vormend met de rivier de Vecht. Aan de westzijde van de nieuw gegraven vaart wordt een jaagpad gelegd. Ten oosten van de vaart, ervan gescheiden door een strook land, ligt de "Lange Wegh" *  , de weg langs de 's-Gravelandse vaart, het huidige Noorder- en Zuidereind. Langs de oostzijde van deze weg ligt de Noksloot als begrenzing van de oost-west gelegen kavels. Vanaf de 's- Gravelandse vaart wordt in oostelijke richting een vaart gegraven op kavel 20 richting Hilversum: de Gooise vaart.
De polder is groot: 556 morgen en 20 roeden, Rijnlandse maat (een Rijnlandse morgen heeft een oppervlakte van 8516 vierkante meter en bestaat uit 600 roeden). De polder omvat 27 kavels die verloot worden onder zes personen. Het bestuur komt in handen van deze zes hoofdingelanden: "Dat alle ghesach over 'sGravenland sal staen aende ses jegenwoordighe Hooft-Inghelanden, haer leven gheduyrende, soo langhe sij twintigh morgen inde selve participeren" *  .
Jan Ingel, de eerste geauthoriseerde, heeft inmiddels zijn concessies aan anderen overgedaan en komt in de geschiedenis van de polder niet meer ter sprake. De zes hoofdingelanden zijn: Andries Bicker, burgemeester van Amsterdam; Anthonis Oetgens van Waveren, oud-burgemeester van Amsterdam; Reynier Pauw, raadsheer in de Hoge Raad van Holland; Abel Matthijs Burgh; Cornelis van Davelaar, heer van Petthem; Benedictus Schaeck, heer van Ankeveen. Deze laatste deelt zijn lot, groot 90 morgen, met jonkheer Godert van Reede, heer van Nederhorst, en met Pieter Corneliszoon Hooft, drost van Muiden en baljuw van Gooiland, die ieder 20 morgen krijgen toebedeeld. Zij maken echter geen deel uit van het college van hoofdingelanden.
Het college vergadert in principe eenmaal per jaar over van tevoren vastgestelde agendapunten. De vergaderdatum is altijd de tweede dinsdag van augustus wanneer ook de jaarrekening moet worden nagezien en goedgekeurd. Per vergadering moeten minstens 3 hoofdingelanden aanwezig zijn. Besluiten worden genomen bij meerderheid van stemmen, bij staken van stemmen wordt geloot.
Het college kent uitgebreide bevoegdheden ten aanzien van benoeming en voordracht van verschilende functionarissen. Zo worden schout en schepenen van het dorp 's-Graveland door hen voorgedragen en benoemd door de baljuw van Gooiland.
De dijkgraaf wordt voorgedragen en benoemd door het college doch niet zonder toestemming van de Rekenkamer en de Staten van Holland en West-Friesland. Zijn taak is de schouw: de controle op het naleven van de keuren inzake dijken, watergangen, wegen, bruggen, sluizen, enz. Bij overtredingen worden de boetes vastgesteld door de schepenen. De schouw blijkt dus niet meer voorbehouden te zijn aan de baljuw zoals in het eerste octrooi was bepaald. De heemraden worden door hoofdingelanden benoemd.
Ook benoemingen als van een gaarder en een vroedvrouw behoren tot de bevoegdheden van het college. In 1644 wordt voor het eerst een schipper aangesteld om een geregelde veerdienst per trekschuit op Amsterdam te onderhouden. In 1648 wordt besloten een schoolmeestr aan te stellen en een schoolgebouw neer te zetten.
In 1657 wordt door het college van hoofdingelanden besloten tot de bouw van een kerk. Gekozen wordt voor een kruisgewijs kerkje, ontworpen door de architect Daniel Stalpaert. Het wordt gebouwd op een afgescheiden deel van het landgoed Hilverbeek. Het heeft de streng klassisistische stijl die sinds het midden van de zeventiende eeuw ingang begon te vinden.
In ditzelfde jaar heeft het college toestemming gekregen om een predikant te benoemen op kosten van de staten van Holland en West-Friesland. De eerste predikant Cornelis van Midlum wordt beroepen door de classis van Amsterdam. De kerk blijft het eigendom van de polder. Het college beheert de kerkelijke financien en benoemt behalve de predikant ook de koster/klokkeluider/voorzanger.
In 1641 verlenen de staten van Holland en West-Friesland octrooi tot het voeren van een wapen *  .
Het bestuur van de polder blijft in deze vorm gehandhaafd tot 1795. Dan wordt het college van hoofdingelanden bij decreet van "de representanten van het volk van Holland" opgeheven. Al tijdens maar vooral na de franse tijd proberen de voormalige hoofdingelanden van 's-Graveland hun oude rechten te herkrijgen en het polderbestuur in zijn oude glorie te herstellen. Deze pogingen hebben succes wanneer in 1817 koning Willem I toestemming verleent voor herstel van het college van hoofdingelanden, dat belast zal zijn met het bestuur van de polder. Door de Staten van Holland wordt een reglement voor het bestuur vastgesteld. Enige belangrijke punten uit dit reglement zijn:
- er zijn vier gekozen hoofdingelanden, die ieder minimaal 20 morgen land in de polder moeten bezitten en gekozen worden door alle grondeigenaren bij volstrekte meerderheid van stemmen;
- het college is belast met het bestuur van alle belangen betreffende de gezamenlijke grondeigenaren en hun bezittingen;
- het college heeft opzicht en schouw over het onderhoud van wegen, sluizen, bruggen en wateren in de polder en regelt de inning van omslagen en gelden tot het betalen van kosten voor het instandhouden/verbeteren van de gezamenlijke bezittingen van alle grondeigenaren;
- de gemeente is verplicht het college te horen in geval van belastingheffing door de gemeente;
- het college heeft het recht van voordracht van de schout, de gemeentesecretaris en van de benoeming van de schipper. De koster, voorzanger en klokkeluider worden door het college aangesteld.
In 1857 wordt het bestuur geheel gereorganiseerd. Er is door gedeputeerde staten van Noord-Holland een bijzonder reglement vastgesteld en tevens geldt voor deze polder vanaf dit moment het Algemeen Reglement voor de waterschappen in Noord-Holland. Enige belangrijke punten uit het bijzonder reglement zijn:
- de poldergrens loopt gelijk aan de grens van de gemeente 's- Graveland;
- het bestuur bestaat uit vier leden, een van hen is voorzitter;
- elk bestuurslid moet een minimaal grondbezit hebben van 10 hectare;
- het bestuur wordt gekozen door de stemgerechtigde ingelanden;
- het bestuur wordt gekozen voor een periode van 4 jaar;
- er wordt minstens drie maal per jaar vergadert.
De taken van het bestuur zijn nu geheel gericht op waterschapsbeheer en er is geen bemoeienis meer met gemeentelijke aangelegenheden zoals bijvoorbeeld het aanstellen van een gemeentesecretaris.
Aan de geschiedenis van de polder zoals hiervoor beschreven komt een einde wanneer in 1979 het grote waterschap Drecht en Vecht wordt opgericht. Hierin worden 31 polders beoosten en bewesten de Vecht opgenomen, waaronder de polder 's-Graveland.
1.2. Geschiedenis van de archieven van de polder 's-Graveland
1.3. Inventarisatie
1.4. Gebruik van de inventaris
1.5. Literatuurlijst
1.6. Verklaring van gebruikte afkortingen voor titels van tijdschriften
1.7. Bijzonderheden bij rubriek 2.6. van de inventaris

Kenmerken

Datering:
1625-1979
Openbaarheid:
volledig
Omvang archief:
7,50 meter
Auteur archieftoegang:
P.S.M.Veltman (1989)
Rechtsopvolger:
Drecht en Vecht (Een rechtsopvolger is de organisatie die taken heeft overgenomen, bijvoorbeeld na een fusie van meerdere polders of waterschappen.)
Archiefvormer(s):