Herm van Riel werd geboren te Zwolle op 23 september 1815 en overleed te Zwolle op 36-jarige leeftijd in 1852. Hij was een zoon van Olivier van Riel en Johanna Ophof. In 1829 was Herm leerling van de 3e klas van de dagschool van de Maatschappij tot Nut van t Algemeen. Op 22 juli 1829 ontving hij het in deze collectie aanwezige boekje als ereprijs. Bij de uitreiking verwoordde de voorzitter van de Commissie het als volgt:"ten blijke van tevredenheid over zijn vlijt, in hope, dat hij hierdoor ten sterkste zal worden aangespoord, om zich, door aanhoudende vlijt en toenemende gehoorzaamheid, de tevredenheid der Commissie meer en meer waardig te maken".
Door het overlijden van de echtelieden Cornelis van Riel (overleden Zwolle 30 oktober 1875) en Elisabeth Jacoba Maria Sloet (overleden Zwolle 27 maart 1875) kwamen hun kinderen in het weeshuis te Zwolle terecht. De dochters Gezina (1861), Gerridina ((1864) en Johanna (1868) werden op 16 november 1875 in het personenregister van het weeshuis geregistreerd. In het weeshuis kregen ze een goede leerschool en werden ze opgevoed tot deugdzame en gelovige leden van de maatschappij. Respectievelijk in 1879, 1883 en 1887 werden ze aangenomen als lidmaat van de hervormde gemeente van Zwolle. Bij het verlaten van het weeshuis ontvingen ze respectievelijk in 1881 (Gezina), 1885 (Gerridina) en Johanna (1889) een uitzet. Johanna werd onderwijzeres kantwerken en vestigde zich in Brummen. Haar oudere zus Gezina huwde in Brummen in 1890 met Albert Willem Zomer. Gezina en Albert stierven in 1908 en 1905 en lieten twee jonge kinderen na, te weten Jan Willem (1892) en Elisabeth Jacoba Maria (1895). Johanna nam de zorg voor deze kinderen op zich.

De collectie van Riel bevat stukken uit 1829 en de jaren 1885/1886 en kent een omvang van 0, 24 m1. De stukken werden in september 2018 door de heer B. de Ridder te Wageningen aan het HCO geschonken. Het materiaal is openbaar.