Uw zoekacties: Spinnerij Oosterveld te Lonneker

1511 Spinnerij Oosterveld te Lonneker ( Collectie Overijssel locatie Zwolle )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
1. Inleiding
1.1 Geschiedenis van de archiefvormer
1511 Spinnerij Oosterveld te Lonneker
1. Inleiding
1.1 Geschiedenis van de archiefvormer
In de Twentse krant ' Tubantia ' van 28 maart 1911 stond het volgende bericht:
'In de bijvoegsels tot de Staatscourant nr.74 van 28 maart 1911 zijn opgenomen; de Statuten der Naamloze Vennootschap genaamd Spinnerij 'Oosterveld' te Lonneker, bewilligd bij Koninklijk Besluit van 28 februari 1911, verdeeld in 600 aandelen ieder groot fl. 1.000,- . Commissarissen zijn de heeren J.B. van Heek te Enschede, C. van Heek te Lonneker en H. van Heek te Enschede. Het doel der vennootschap is het spinnen en de verkoop van katoenen garens. Deze spinnerij zal binnenkort worden gebouwd op het erve Oosterveld, gelegen even over de grens dezer gemeente in Lonneker, in de onmiddellijke nabijheid der weverij Rigtersbleek.
Ongeveer drie weken hiervoor, op 6 maart 1911, was de akte tot oprichting der firma, namens de familie Ledeboer en de textielfirma Van Heek & Co, gepasseerd bij de notaris.

Directeur werd Karel Willem Ledeboer (1883-1975). Zijn grootmoeder van vader's kant heette Maria Geertruid van Heek, dus er waren duidelijke familiebanden met de familie Van Heek. K.W. Ledeboer bleef tot 1959 directeur van de firma. Ook andere familieleden, waaronder zijn zoon J.A. Ledeboer (1915-1970) waren medefirmant en directeur van de spinnerij.

In de zomer van 1912 werd de nieuwe stoommachine officieel in werking gesteld door Edith Mary Hodson, de echtgenote van de pas 27-jarige directeur. Het was in zekere zin een waagstuk, want tot op dat moment had de Twentse textielindustrie zich vooral toegelegd op het weven. Een spinnerij was technisch veel ingewikkelder en daarmee riskanter dan een weverij. Men was nu in Twente in ieder geval minder afhankelijk van de import van garens uit met name Engeland.
Nog in datzelfde jaar was de weekproductie van verschillende soorten garens 22.000 kg. Dit werd bereikt met 130 man personeel, die samen fl. 1.200,- verdienden en daarvoor 64 uur werkten. Men had geen vakantie en ieder van de personeelsleden genoot een loon van gemiddeld fl. 9,- per week.



In het jaar van het 50-jarig jubileum (1961) was de productie opgevoerd tot het vijfvoudige met een personeelsbestand van 680 werknemers, die wekelijks fl. 65.000,- verdienden, waarvoor ieder gemiddeld 42 uur per week werkten.

De periode 1914 tot 1918 was een moeilijke tijd. De geallieerden stelden de Nederlandse handel onder controle. Alles liep via de Nederlandse Overzee Trust Maatschappij en Engelse accountants van Price Waterhouse & Co. kwamen regelmatig controleren of er geen katoen de grens overging. De katoenaanvoer stagneerde en steenkool was niet meer te verkrijgen. De spinnerij lag door grondstoffengebrek stil van 9 januari 1918 tot 9 oktober 1918. Kort na de Eerste Wereldoorlog begon men langzaam over te schakelen op elektriciteit. In oktober 1922 werd een dynamo aangeschaft en in november van datzelfde jaar bouwde men het eerste station voor hoogspanning.

Na een goed begin - in 1922 zelfs 10% loonsverhoging voor de arbeiders - kwam de eerste wereldwijde economische inzinking in 1923. Er werden loonsverlagingen doorgevoerd met als gevolg stakingen. De fabrikanten besloten tot keiharde actie over te gaan. Zij hadden zich al aan het eind van de 19e eeuw verenigd in de 'Fabrikanten-vereniging ter voorkoming en bestrijding van stakingen'. De fabrikanten voerden het zogenaamde 'Twentse Stelsel' in. Dit hield in dat bij een staking alle fabrieken in Twente dicht gingen om te voorkomen dat er geld werd ingezameld voor de stakers. Dus Spinnerij Oosterveld ging ook dicht. Uiteindelijk gingen de fabrikanten over tot uitsluiting en 22.000 arbeiders uit 39 bedrijven werden op straat gezet. K.W. Ledeboer was in het Interbellum bestuurslid en voorzitter van de Fabrikanten Vereniging Enschede.
Even gingen de zaken beter. De spinnerij verdubbelde zelfs zijn productie, maar in 1929 volgde de beruchte beurskrach in New York en wederom volgden langdurige stakingen. Het aantal werknemers in de Nederlandse textielindustrie daalde tussen 1929 en 1933 van 42.000 naar 26.000.
Er was veel spanning onder de arbeidersbevolking in Twente. Mensen die tijdens een staking wel werkten werden onderkruipers genoemd. Zij kwamen vooral uit Duitsland, maar ook uit Enschede. De stakers gooiden de ruiten van de onderkruipers in. De militaire politie trad hard op tegen de stakers. Met z'n vieren bij elkaar staan, was al een samenscholing en ging de politie met honden en gummiknuppels erop af. De heren fabrikanten zelf waren steenrijk. Er verschenen grote kapitale villa's rond Enschede met uitgestrekte landgoederen.

In september 1942 werd de spinnerij stilgelegd, mede door het feit dat de directie weigerde Duitse weermachts-orders uit te voeren. Eind 1943 werd de fabriek zwaar beschadigd door een ernstig geallieerd bombardement. De firma kon na de Tweede wereldoorlog maar langzaam uit het dal klimmen. Door de onafhankelijkheid van Indonesië raakte Twente een belangrijk afzetgebied kwijt. Verder konden de textielbedrijven niet concurreren met Japanse firma's en later met die van andere lageloon-landen in Azië.
De productie-capaciteit van de textiel in Europa bleek veel te groot en daarbij stegen de loonkosten tussen 1958 en 1964 met 50%. Een aantal kleinere ondernemingen sloten de poorten vrijwillig. Grotere bedrijven trachten te overleven door fusies aan te gaan. In 1962 kwam de Koninklijke Nederlandse Textiel Unie tot stand. Dit was een samenwerkingsverband van uiteindelijk 15 Nederlandse spinnerijen en weverijen. Spinnerij Oosterveld werd direct lid van dit samenwerkingsverband.
In totaal werkten bij de K.N.T.U. 8.000 mensen en vertegenwoordigde de K.N.T.U. 27% van de Nederlandse productie-capaciteit aan garens. Winst heeft de K.N.T.U. alleen in 1964 gemaakt en ging in 1973 failliet. Met de N.V. Spinnerij Oosterveld ging het al eerder mis. Zij sloten in 1967 de poorten.

Het fabrieksgebouw staat er anno 2016 nog steeds. De gemeente Enschede heeft het aangekocht en ondernemers kunnen er kantoorruimte huren.
1.2 Verantwoording van de inventarisatie

Kenmerken

Datering:
(1863) 1911-1967
Voorwaarden voor raadpleging:
Het archief is openbaar.
Toegang:
Boog, E.W., Archief van de Spinnerij Oosterveld te Lonneker, (1863) 1911-1967, Zwolle (2016).
Omvang archiefblok:
1 m