Uw zoekacties: Nederlands Hervormde gemeente te Hellendoorn

1277 Nederlands Hervormde gemeente te Hellendoorn ( Collectie Overijssel locatie Zwolle )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
1. De kerk in het dorpsbeeld
2. De "lage kerk"
3. Is Luchere Hellendoorn?
4. Een houten kapel vóór 1150
5. De kerk en de adel
6. De tijd voor de hervorming; pastoors en vicarissen
7. De klokken
1277 Nederlands Hervormde gemeente te Hellendoorn
Inleiding
7.
De klokken
Zoals ik vermeldde ligt de stichtingsdatum van de toren waarschijnlijk in het midden van de 15e eeuw of misschien wat vroeger (1380?). In het midden van de 16e eeuw kreeg de toren drie mooie klokken, die nog steeds een kostelijke bezit zijn van de kerk van Hellendoorn. De grootste klok (diameter 110 cm., hoogte met kroon 105 cm., toonhoogte: fis) is gewijd aan ST. Sebastianus en draagt het opschrift:
"O, Bastiaan wilt ons bi Christum verwerven,
Dat hi ons van den duvel wil bescermen
En een saliche ure te sterven XVCLVII (=1547)
Wilhelm Wegewaert goet mi (goot mij).
De afbeelding aan de ene kant toont Christus aan het kruis met Maria en Kind. Aan de andere zijde St. Margaretha met de draak.
De tweede klok, van ouds de brandklok, (diameter 95 cm. Hoogte met kroon 88 cm. En toonhoogte gis) heeft het opschrift:
"Lovet Godt in alle werken, Wilhelm Wegewaert mi fudibat. Anno MVCLXI (= 1561).
De derde klok is de oudste (1543). Het randschrift luidt:
Jhesus Maria Johannis. Geert van Wou heft mi ghegoten int jaer ons Heeren MCCCCCXlII (1543). (diameter 87 cm., hoogte met kroon 79 cm., toonhoogte: d).
Van de laatste klok werd steeds bij overlevering verteld, dat zij met zestien paarden uit Zwolle werd gehaald.
Overleveringen bevatten vaak een kern van waarheid en dat blijkt hier ook het geval te zijn.
In het Gemeentearchief van Kampen bevinden zich n.l. drie gerichtsakten (Recognities 1535-1545) waarin het gaat over een klok door de Kampense klokgieter van Wou gegoten, die in 1545 geleverd moest worden. Al dadelijk bevreemdt het, dat een klok , die het jaartal 1543 draagt, in 1545 nog niet afgeleverd zou zijn. Door een correspondentie met de heer André Lehr, hoofd van de Historische Commissie Nederlandse klokkenspelvereniging te Asten, kwam ik tot de verrassende ontdekking dat we hier dan ook niet met de aanwezige klok van 1543, maar met een tweede veel grotere Van Wou-klok te doen hebben. In genoemde stukken van 1545 wordt n.l. vermeld, dat de te leveren klok een gewicht had van 1600 á 1700 pond, terwijl de aanwezige klok maar ± 630 pond weegt.
De heer André Lehr schrijft mij: "De huidige klok kan inderdaad niets van doen hebben met die van 1600 á 1700 pond. Een dergelijke klok heeft een diameter van 110 cm". (de aanwezige klok: diameter 87 cm.)
Met deze Van Wou-klok maken we dus kennis met een vierde klok, die sedert lang verdwenen is. De vraag rijst: "waar is ze gebleven?" Merkwaardig is ook, dat men in Hellendoorn steeds geweten heeft van een vierde, verdwenen klok. Zo is er een verhaal, dat een van de klokken in 1813 door de Kozakken zou zijn meegenomen. Om allerlei redenen kan hieraan weinig geloof gehecht worden; de kern van waarheid is hier waarschijnlijk: er was eens een vierde klok. De oplossing van het geheim van de vierde klok vinden we m.i. in een aantekening in het oudste markeboek van Hellendoorn van het jaar 1601:
".........is noodigh die kercke te timmeren, daartoe die gebrocken klocke kan genomen worden". Deze klocke moet wel de verdwenen Van Wou-klok van 1545 zijn geweest.
Zij heeft dus niet land dienst gedaan, omdat ze al gauw gebarsten is. Het materiaal heeft zeker een goede prijs opgebracht. Fred. Timmermans schrijft in Luidklokken en beiaarden in Nederland: "Toch geven de klokken-gieters er de voorkeur aan, metaal afkomstig van goede oude, versleten of gebarsten klokken te gebruiken, omdat dat een betere klank geeft". Behalve dat genoemde drie stukken ons op 't spoor brachten van de verdwenen vierde lok, zijn ze interessant genoeg om er hier iets meer van te vertellen.
In het eerste document van 21 februari 1545 beloven twee broers van de klokgieter Meester Geert van Wou, Willem en Jasper, dat zij de klok door hun broer Geert gegoten (of te gieten?) zullen afleveren binnen een maand. Bij in gebreke blijven zal het kerspel Hellendoorn het reeds gestorte geld en de kosten van de klokspijs (444 pond gewicht) terugontvangen. (Klokspijs: het materiaal, waarvan de klok gegoten werd: 78% rood koper en 22 % tin). De aflevering schijnt moeilijkheden opgeleverd te hebben.
Vreemd is ook dat "Meester" Geert geheel achter de schermen blijft. Uit het tweede stuk van 28 april 1545 blijkt, dat de klok nog niet is afgeleverd. Het Kerspel )(o.a. vertegenwoordigd door zijn schout Everwijn Vonck) geeft dan aan de Van Wou's 14 dagen uitstel. De 12e mei zal de klok op de Waag te Zwolle afgeleverd worden.
Het Kerspel zal volledige vergoeding krijgen voor geleden schade en moet met 2 wagens en 16 paarden te Zwolle aan de Waag komen "om die clocke te ontfangen". (Op de Waag kon het gewicht gecontroleerd worden). Met al hun bezittingen, staan de Van Wou's borg voor de richtige nakoming van de overeenkomst.
Maar uit het derde stuk van 15 mei 1545 blijkt, dat de klok nog steeds niet is afgeleverd. Wat daarvan de oorzaak mag zijn geweest is niet duidelijk. Er is in dit stuk sprake van "schelinge en de questie"(geschil en kwestie). Er is zoiets als een scheidsgericht, waarin de Schout van Kampen "de erentfeste Claes Witte"en andere wereldlijke en kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders zitting hebben. Dat gerecht beslist, dat de gebrs. Van Wou "sullen gehouden wesen"op een boete van "vijfftich goltgulden"de klok, die tussen de 1600 en 1700 pond weegt te leveren "binnen Zwolle op die waghe twee dagen voor Joannis mydsomer (d.i. 22 juni). De gebroeders moeten de gemaakte kosten aan Hellendoorn vergoeden en, bij in gebreke blijven, de 52 Philipsguldens aan Meester Geert voorgeschoten terugbetalen. Als onderpand dienen de rente van hun kapitaal "op ter Stad Zwolle" en al hun roerende en onroerende goederen. Interessant is de bepaling, dat zij vrij van hun verplichtingen zijn, ingeval van overmacht; er staat: "uutgesondert die noetsaecke, te weten offt bij quade aventuer off anders 't schipp mijtter (met de ) clocke verginghe off bleve, dat Godt verhoeden wil"
Er blijkt hier, dat de klok van Kampen, waar ze gegoten werd, per schip over de IJssel naar Zwolle zou worden vervoerd. Of de klok werkelijk binnen twee dagen voor "Joannis mijdsomer"is geleverd kunnen we niet nagaan, maar dat ze tenslotte geleverd is, kunnen we als zeker aannemen, gezien de verkoop van de gebroken klok in 1601, gezien ook de overlevering in Hellendoorn van de zestien paarden, die zich later vasthechtte aan de Van Wou-klok van 1543.
Bij de opgraving in 1961 / 62 kwam in de maagdelijke bodem in de lage kerk, tegenover het in de 17e eeuw nog bestaande portaal te voorschijn een cirkelvormige aftekening van wat een gietkuil moet zijn geweest. In de kerk was dus eenmaal een klok gegoten, hetgeen bevestigd werd door de vondst van stukjes leem en brons.
De heer André Lehr schrijft: ".....voor het maken van de gietvorm diende men te beschikken over een overdekte ruimte. Meestal werd daartoe een houten loods gebouwd; doch dikwijls ook vindt men vermeld, dat de kerk tijdelijk als gieterij werd ingericht.
Deze wijze van werken voorkwam de grote problemen van het vervoer, waarmee we kennis maakten bij de klok van 1545. Welke van de drie aanwezige klokken op deze wijze gegoten werd, is niet met zekerheid na te gaan.
Van Van Wou is bekend, dat hij graag zijn klokken goot dicht bij de toren. Misschien is het dus de klok van 1543 geweest.
Nadat de klokken ongestoord gedurende vierhonderd jaar lang hun diensten aan kerk en dorp hadden bewezen, zijn we zo nog bijna kwijtgeraakt. Het was in 1943 (precies 400 jaar na de "geboorte" van de Van Wou-klok) dat de bezetter er beslag op legde, om ze om te smelten tot oorlogstuig. Machteloos en met bittere gevoelens moest Hellendoorn het aanzien, hoe de klokken naar de begane grond werden gevierd en opgeleden werden om naar Duitsland te worden vervoerd. Menigeen heeft verzucht: "Die zien we nooit terug ".
Gelukkig, de bezetter schijnt niet meer de tijd gehad te hebben zijn snode plan geheel uit te voeren. Na de oorlog vond men de klokken terug in Groningen, vanwaar de Duitsers ze per schip langs het Eemskanaal naar Duitsland hadden willen vervoeren. In 1946 keerden de klokken naar Hellendoorn terug. Johanna van Buren vertolkte de grote blijdschap van Hellendoorn met haar lied:
"Wie hebt ze weer"
"Noew handt ze der weer, hooge in den toren
Oonz eeuwenoale klokken zint der weer!
In dreeënveertig zint zoons of enömmen
Wie dacht'n nooit of nimmer zeew ze weer"987yhtrfewt];9?{jawt666
Ze beschrijft hoe de klokken in de drie jaar van afwezigheid gemist werden in het dorp en ze besluit:
"Nen Woensdag klunk eer broonzen, mooi geluud
Toew Heldern 't fees van ziene vrieheid vieren,
Veur 't eerst weer 't oale galmgat uut!
Door heuren wiej 't geluud oons nog zo kunnig
't Bevöng oons en wéér vol der 'n stillen traon
Mar noew van bliejschop um de dree getrouwen
Dee eeuwen laank oonz darp heft dienst edoan".
Ja, "noew hangt ze der weer" en als van ouds doen ze hun onschatbare diensten. De eeuwen dóór was de koster-schoolmeester meteen Klokluider of "klokkenist"; 't leverde nog wat extra inkomsten op. Maar nu zien we in de ruimte onder de toren ( ingang geworden met een stenen gewelf) niet meer de zware klokkentouwen hangen.
Van het moeizame klokluiden is de koster ontheven; hij heeft heel wat omvangrijker taak dan zijn voorganger uit vroeger dagen. De moderne tijd bood een afdoende (zij het wel wat prozaïsche) oplossing. De koster heeft niets anders te doen dan een schakel om te draaien en de klok, die haar geluid moet laten horen, komt in beweging. Wel een merkwaardige combinatie van zeer oud en modern, maar die gelukkig toch wat oud is in zijn waarde laat.
8. Het gotische koor
9. Het gasthuis
10. Pastoor Lubbertinck en koster Lubbertinck
11. De Hervorming in Hellendoorn
12. De beelden en het Mirakel van Hellendoorn
13. Haarle en de Hervorming
14. De Adel na de Hervorming. Het "Oude-Wijfkens-huisje"
15. De drie adellijke geslachten in de kerk
16. De kerk in oorlogstijd na 1600
17. De stormramp van 12 dec. 1747
18. De predikanten
19. De kosters en schoolmeesters
20. Onderhoud en herstellingen
21. Het Offerblok
22. De muurschildering
23. Restauratie- en uitbreidingsplannen
24. De grote restauratie
25. Overzicht van predikanten van Hellendoorn

Kenmerken

Datering:
1610 - 1985
Omvang archiefblok:
9 m
Voorwaarden voor raadpleging:
Het archief is openbaar.
Toegang:
Hekkert, F.C., W.F. ter Avest, Inventaris van de archieven van de Hervormde gemeente te Hellendoorn, 1610 - 1985, Zwolle (2004).