Uw zoekacties: Gelderman, familie en collectie

1165 Gelderman, familie en collectie ( Collectie Overijssel locatie Zwolle )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
1. Geschiedenis van de "Zwolse" familie Gelderman
1165 Gelderman, familie en collectie
Inleiding
1.
Geschiedenis van de "Zwolse" familie Gelderman
Het hier behandelde geslacht Gelderman komt in het begin van de 17e eeuw op in de stad Zwolle en meandert door de eeuwen heen. Naast dit geslacht komen in Nederland verschillende niet-verwante families met de naam Gelderman voor. Deze families zijn afkomstig uit Westfalen en/of het Rijnland in de Bondsrepubliek Duitsland of uit de Veluwse plaatsen Heerde, Veessen, Vorchten en Harderwijk. Of het Zwolse patriciersgeslacht Gelderman uit één van deze streken afkomstig is, blijft -ook na intensief onderzoek- voorlopig onduidelijk. De enige indicatie naar het oude hertogdom Gelre is, behalve het mogelijke toponym Gelderman, het toevoegsel "Van Nimmegen", waarmee de stamvader Arent Jansz enige malen wordt vermeld.
Lange tijd is men ervan uitgegaan, dat de herkomst van de familie Gelderman gezocht moest worden in de plaats Langenberg, gelegen tussen Wuppertal en Essen in het Ruhrgebied. In 1954 beweerde de genealoog J. Goudswaard te Baarn, dat de familie Gelderman zou afstammen van de echtelieden Johan Arents (zoon van Arent Nouwelbeeck van Langenberg) en Jannigen Jans (dochter van Jan Roleffsz.), die op 9 augustus 1618 te Zwolle waren getrouwd. Goudswaard ging uit van de veronderstelling dat ene Jan Gelderman, die in 1646 namens zijn vrouw Jannigen Jans voor het schoutambt Raalte een procedure voerde over een geerfde geldvordering op Johanna Witten, weduwe van Roelof van Echten op het Relaer te Raalte, de vader moest zijn van Arent Janszoon Gelderman. Deze relatie kon tot op heden echter niet worden gelegd. Nader onderzoek door mr. E.F.G.M. Gelderman (XI) heeft aangetoond, dat een verbinding naar een familie Nouwelbeeck in Langenberg als niet-bestaand moet worden afgewezen.
Tijdens een familiereünie in 1972 in Zeist werd door G.J.W. Gelderman (XF) de door hem al jaren eerder bestudeerde mogelijkheid geopperd van een mogelijke afstamming uit het Westfaalse/Twentse katholieke adellijke geslacht Van Moerbeecke. In de eerder genoemde huwelijksinschrijving zou niet Nouwelbeeck, doch Muerbeeck gelezen kunnen worden. Verondersteld werd dat de katholieke achtergrond van de echtelieden Johan Arents (Muerbeeck) en Jannigen Jans heeft geleid tot naamsverandering in de (streek)naam Gelderman. Door over te gaan naar het Protestantisme lag de weg naar een overheidsfunctie open, terwijl bovendien de familie van Moerbeecke zich in Twente in de schulden had gestoken, hetgeen tot een vertrek met de noorderzon zou hebben kunnen leiden. Steun voor deze benadering werd gezocht in het wapen van de familie Gelderman: in rood een zilveren keper, vergezeld van drie rechtsuitvliegende vogels van zilver. Helmteken een staande vogel (een zwaan) tussen een rode vlucht. Dit wapen vertoont gelijkenis met een vijftal familiewapens, die voorkomen op de Wapenkaart van de Edelen van Overijssel, zij het dat hier telkens drie zilveren merletten te zien zijn. Het wapen Van Moerbeecke vertoont in rood een staande zilveren zwaan. Koos men een verwant wapen om de katholieke Twentse achtergrond te verzwijgen?. Vooralsnog is geen sluitend bewijs van deze afstamming gevonden.
Een derde mogelijkheid waaraan gedacht wordt, is de mogelijke afstamming van Arent Jansz. Gelderman van de landschapsbode Jan Lenaertsz, van Venray. Arent Jansz. Gelderman werd in zijn plaats op 9 december 1639 tot landschapsbode benoemd. Zoals bekend, bleven sommige functies " in de Familie": in 1653 verkreeg Arent Jansz. toestemming om één van zijn zoons op te leiden tot het bode-ambt. Een onderzoek in het Zwolse gemeente-archief heeft een aantal opvallende gegevens over Jan Lenaerts opgeleverd. Hij was afkomstig van Venray (Gelre), werd burger van Zwolle op 6 maart 1616 en huwde in derde echt met een Jannigen Jans, weduwe van Stoffer Isserbecke, op 14 april 1629. Het feit dat Arent Jansz. Gelderman pas op 17 januari 1645 het Zwolse burgerschap verwerft, is strijdig met de veronderstelling dat hij een zoon van een Zwolse burger zou zijn. Zijn toenaam "Van Nimmegen" valt eveneens hiermee niet te combineren. Onderzoek naar enkele Arent Jansz van Nimmegen's heeft geen nieuw licht op diens afstamming kunnen werpen. Het onderzoek richt zich thans op een mogelijke afstamming uit een gegoede boerenfamilie op de Veluwe.
Als stamvader van de Zwolse familie Gelderman wordt Arent Jansz. Gelderman (ca.1620-1669) beschouwd. Vermoedelijk was hij degene die in 1638 door een onbekende Amsterdamse meester een puntschotel met familiewapen liet vervaardigen. Ruim een jaar later volgde op 9 december 1639 zijn benoeming tot landschapsbode van de Staten van Overijssel. Hij huwde te Zwolle op 10 mei 1640 met Wllemtijn Egberts, dochter van Egbert Hermens en Geertien Willems. In 1643 kocht hij een huis in de Walstraat. Sinds dat jaar voerde hij de familienaam Gelderman.
In 1675 ontving de landschapsbode Egbert Gelderman (1648-1711) uit handen van stadhouder Willem III zijn benoeming tot kamerbewaarder van de Staten van Overijssel, waarna hij vermoedelijk zijn dienstwoning in "Het Kollegie" aan de Blijmarkt betrok. In 1681 werd hij aangesteld tot vaandrig, later (1706) tot hopman van het burgerregiment. Van 1681 tot zijn overlijden in 1711 maaktte hij deel uit van de Gezworen Gemeente van Zwolle. Hij werd in 1674 diaken en in 1683 ouderling van de Nederduits Gereformeerde Gemeente van Zwolle. Zijn eerste huwelijk werd gesloten in 1667 met Anna Aalts Jansdr. dochter van de stadsmid Jan Aaltsen van Hattum en Sophia van Ulsen, terwijl in 1682 te Windesheim een tweede echtverbintenis met Elisabeth Scriverius, dochter van de predikant Samuel Scriverius en Jacoba Jansdr. plaatsvond. Ter gelegenheid van deze gebeurtenis werd een wijn of bierpul van blauw aardewerk met zilveren deksel en voorzien van het alliantiewapen Gelderman/Scriverius vervaardigd, die nog steeds in het bezit van de familie Geldernan is. Uit het eerste huwelijk werden zeven kinderen geboren, waaronder een zoon Arnoldus. Het tweede huwelijk werd gezegend met twee zoons, die echter jong overlijden.
Arnoldus Gelderman (1677-1757) werd in 1704 als plv. kamerbewaarder aangesteld. Na het overlijden van zijn vader Egbert werd Arnoldus Gelderman kamerbewaarder, terwijl hij in 1715 tot klerk van de Staten van Overijssel werd benoemd. Deze functie vervulde hij tot 1722. Net als zijn vader bekleedde hij de functies van vaandrig en later hopman bij het Burgerregiment. In 1717 volgde zijn benoeming tot ontvanger van het Enssergeld. In 1722 overlijden twee leden van de Zwolse magistraat. De Staten van Overijssel verleenden Arnoldus Gelderman ontslag als klerk en onthieven hem van het verbod om zitting te nemen in de magistraten van de drie IJsselsteden. Arnoldus Gelderman werd in 1723 tot lid van de Zwolse Magistraat gekozen. Hiermee komt er een voorlopig einde aan een periode van ruim 80 jaar, waarin leden van de familie Gelderman de provinciale ambten van boden, kamerbewaarders en klerken hebben vervuld. Met Arnoldus Gelderman ging de familie deel uit maken van de kring van regenten. Het is de hoogste positie die een burger in een stad kon bereiken en opent de weg naar lucratieve ambten in de gewestelijke politiek. In 1724 slaagde Arnoldus Gelderman erin zijn aanzien en invloed aanmerkelijk te vergroten, want hij werd gekozen tot Gedeputeerde van de Staten van Overijssel. Een grote sprong vooruit; van staande voor naar zittend achter de provinciale bestuurstafel! De lucratiefste post bereikte Arnoldus Gelderman in 1756. Toen werd hij benoemd tot Gedeputeerde in de Oost-Indische Compagnie, kamer Delft. Deze functie vervulde hij tot zijn overlijden in 1757. Uit zijn in 1699 gesloten huwelijk met Petronella Ulger (1677-1762), dochter van de hopman Lubbert Ulger en Johanna Gerritsdr. van Enschede, werden drie dochters en drie zonen geboren, te weten Egbert, Samuel Johannes en Willem Gerrit.
De ongehuwde jongste zoon Willem Gerrit Gelderman (1711-1773) volgde zijn vader en broers op in hun functies bij de Staten van Overijssel en het burgerregiment. Met zijn kinderloos overlijden in 1773 komt er definitief een einde aan een periode van 134 jaar (1639-1773), waarin leden van de familie Gelderman bovengenoemde functies hebben bekleed.
Voor Samuel Johannes Gelderman (1706-1748) was de weg naar een magistraatspositie afgesneden, zolang zijn vader Arnoldus in de magistraat van Zwolle zitting had. Een vader en een zoon mochten niet tegelijkertijd in de magistraat zitting hebben. Na het voltooien van de Latijnse School (1717-1722) koos Samuel Johannes Gelderman in 1725 voor een rechtenstudie aan de Universiteit van Utrecht. Hij promoveerde te Utrecht in 1727 op een proefschrift over het vrijwillig afstaan van goederen en vestigde zich als advocaat te Zwolle. In 1732 werd hij aangesteld als derde secretaris van de stad Zwolle. Door een gelukkig toeval mocht hij zich binnen een jaar al oudste stadssecretaris noemen. De oudste stadssecretaris was de hoogste stedelijke ambtenaar, werkzaam met en naast de stadsbestuurders. Een sociaal hoge en financieel comfortabele positie was hiermee bereikt. Ambtelijk ging het hem voor de wind. Een gelukkig gezinsleven was echter niet voor hem weggelegd. Het huwelijk in 1742 met Engelina Johanna Kymmell (1711-1747), dochter van de Drentse landdaggedeputeerde Wolter Kymmell en Susanna Christina Wilmsonn, verbeterde zijn sociale positie aanmerkelijk. Het huwelijk bleef echter kinderloos en beiden stierven op jonge leeftijd.
Ook Egbert Gelderman (1701-1752) heeft nooit op het regeringskussen van de stad Zwolle plaats mogen nemen. Als opvolger van zijn vader Arnoldus werd Egbert Gelderman tot kamerbewaarder en later tot klerk van de Staten van Overijssel benoemd. Ook was hij vaandrig en hopman bij het burgerregiment. Tevens was hij ouderling van de Grote of St. Michaelkerk geweest. Vlak voor zijn dood in 1752 erfde hij van zijn tante Willemina Ridder-Gelderman de buitenplaats Zalne te Zwollerkerspel.Hij huwde in 1740 te Meppel met Johanna Geertruidt van der Woude (1714-1775), dochter van de Meppelse advocaat en Landdaggedeputeerde Gerrit Hendrik van der Woude en Christina ten Wolde. Er werden uit dit huwelijk vier kinderen geboren, te weten Arnoldus, Gerrit Hendrik, Petronella Johanna en Christiaan Arnoldus. De laatste drie kinderen stierven op jonge leeftijd. Na het overlijden van zijn vader in 1752 rustte op de 9-jarige Arnoldus de taak om het geslacht Gelderman voort te zetten.
Arnoldus Gelderman (1743-1796) studeerde rechten te Utrecht en promoveerde aldaar in 1765. Evenals zijn grootvader Arnoldus Gelderman werd hij lid van de Zwolse magistraat (1779). Tijdens de roerige en maatschappelijk bewogen jaren tussen 1787 en 1795 koos hij de zijde van de Patriotten. Gedurende een aantal maanden maaktte hij in 1795 deel uit van de Provisionele Representanten. Hij huwde in 1777 met Arnoldina Aleyda Thomassen a Theussink (1758-1832), dochter van de garnizoenscommandant Joost Pieter Thomassen a Thuessink en Johanna Muntz. Uit dit huwelijk werd slechts één zoon geboren, die de naam van grootvader Egbert ontving.
De jonge veelbelovende Egbert Gelderman (1787-1815) volgde van 1801 tot 1805 de Latijnse School te Zwolle, studeerde aan de Universiteit te Groningen (1805-1808) en promoveerde aldaar tot doctor in de rechten. Leerde tijdens zijn studentenleven de vijf jaar oudere jonkvrouwe Edzardina Jacoba Lewe van Middelstum (1782- 1855) kennen. Zij was een dochter van Jhr.mr. Egbert Lewe van Middelstum, griffier van de Staten van Groningen en lid van het Wetgevend Lichaam van de Bataafsche Republiek, en Christina Elisabeth Wolthers. Na hun huwelijk, dat in 1807 te Groningen gesloten werd, vestigde het jonge paar zich op huize Zalne, dat ze Landwijk gaan noemen, te Zwollerkerspel. Egbert Gelderman begon een advocatenpraktijk en werd in 1812 verwalter- scholtus van de gemeente Zwollerkerspel. Het huwelijk werd gezegend met vier zonen, te weten Arnoldus, Egbert, Willem Arnold Hendrik en wederom een Egbert. De kinderen met de naam Egbert stierven op jonge leeftijd. Vanaf 1812 namen de problemen in het huwelijk toe. Het vroegtijdig overlijden van Egbert Gelderman voorkwam een echtscheidingsprocedure. De jonge weduwe vertrok met haar kinderen naar Groningen. De Zwolse goederen werden beheerd door neef mr. W. Tobias. Na een verblijf van bijna twee eeuwen verdwijnt de familie Gelderman uit Zwolle en worden de banden met Zwolle verbroken.
De nakomelingen van Egbert Gelderman, te weten Arnoldus Gelderman (1808-1867) en Willem Arnold Hendrik Gelderman (1811-1885) zijn de stamvaders van twee takken geworden, waarvan in de 19e en 20e eeuw leden hoge posities als legerofficier of burgemeester van een plattelandsgemeente hebben bekleed. Pas in de 20e eeuw worden andere beroepen uitgeoefend. In 1908 en 1937 werden rekesten van C.H.S.G. Gelderman (VIII.D) en A.W.E. Gelderman (IX.B) om de familie Gelderman in de Nederlandse Adelstand te verheffen afgewezen.
2. Geschiedenis van het archief
3. Verantwoording van de inventarisatie

Kenmerken

Datering:
1532 - 1988
Toegang:
Seekles, J.J., Inventaris van het familiearchief en de collectie Gelderman, 1532 - 1988, Zwolle (1990).
Voorwaarden voor raadpleging en gebruik:
Stukken jonger dan 50 jaar zijn alleen ter inzage met schriftelijke toestemming van de Stichting Familiearchief en Collectie Gelderman
Bijzonderheden:
Oud: FA011.