Uw zoekacties: Christelijk Gereformeerde Kerk te Zwolle

1149 Christelijk Gereformeerde Kerk te Zwolle ( Collectie Overijssel locatie Zwolle )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
1. Voorwoord
2. Geschiedenis
1149 Christelijk Gereformeerde Kerk te Zwolle
Inleiding
2.
Geschiedenis
In het begin van de 19e eeuw houdt koning Willem I zich zeer nadrukkelijk met kerkelijke vraagstukken bezig. Voor de Nederlands Hervormde Kerk laat hij een kerkorde ontwerpen, het zgn. Algemeen Reglement voor het bestuur van de Hervormde Kerk. Op 7 januari 1816 wordt deze kerkorde bij Koninklijk Besluit goedgekeurd. Nu wordt een nieuw bestuurscollege in het leven geroepen: de algemene synode, waarheen elke provincie een predikant mag afvaardigen.
Slechts één ouderling, bij toerbeurt uit één der provincies gekozen, is lid van de synode. De eerste maal worden alle leden door Willem I zelf gekozen en benoemd. De algemene synode wordt nu het hoogste bestuurscollege binnen de Hervormde Kerk. De reeds bestaande provinciale synodes worden nu vervangen door provinciale kerkbesturen. "De provinciale kerkbesturen waren onder meer belast met de zorg voor de belangen van de godsdienst, de bewaring van de goede orde en de handhaving van de kerkelijke wetten [art. 41] van het Algemeen Reglement. Zij verleenden tevens afgestudeerde theologen toelating tot het predikantsambt door het afnemen van een examen" *  . Op gemeentelijk niveau ontstaan nu ringvergaderingen, die tezamen de classis vormen.
Ook de classicale vergaderingen ondergaan een verandering, hun bestuurlijke taken worden overgedragen aan een nieuwe commissie: het classicale bestuur. Na de invoering van het Algemeen Reglement neemt de invloed van de overheid op de kerk toe. Van eens scheiding tussen kerk en staat is dan nog geen sprake. "Groepen van predikanten en gemeenteleden, die het onder het "synodale juk" dat de Nederlands Hervormde Kerk vanaf 1816 knelde, niet konden uithouden verlieten deze kerk in 1834 (Afscheiding) *  ." Ds. de Cock uit Ulrum wordt de grote man van deze beweging. Onder invloed van Calvijn en door contact met verschillende gemeenteleden komt hij tot andere gedachten. Zijn gewijzigde denkbeelden maken hem tot een graag gehoord predikant. Van heinde en ver komen mensen naar hem luisteren. Er ontstaan moeilijkheden, wanneer de Cock zich laat verleiden kinderen uit andere gemeenten te dopen en één van zijn ringcollega's hem hierom aanklaagt bij het classicaal bestuur van Middelstum.
Terwijl deze aanklacht in behandeling is, geeft de Cock opnieuw aanstoot. Hij geeft nl. een geschrift uit, waarin hij een tweetal liberale collega's fel aanvalt, en hen wolven noemt, die de schaapskooi van Christus aanvallen. Zij zijn huurlingen en moordenaars, die de zielen in het verderf storten. Door deze publikatie schaadt hij zijn eigen zaak, zodat hij geschorst wordt in zijn ambtsbediening. In hoger beroep wordt hij in juli 1834 door het provinciaal kerkbestuur van Groningen afgezet. De synode verandert dit vonnis in zoverre, dat zij de Cock nog een half jaar de gelegenheid geven om berouw te tonen. Hiertoe is hij uiteraard niet bereid.
In ds. H.P. Scholte uit Doeveren-Genderen vindt Henrick de Cock een geest verwant. Nadat de Cock en Scholte lange tijd met elkaar corresponderen, komt ds. Scholte naar Ulrum en houdt daar onder grote belangstelling in het openbaar een aantal toespraken. Hij krijgt ds. de Cock zover dat deze er toe besluit om het synodale juk af te werpen. Op 13 oktober 1834 wordt door de kerkeraad van Ulrum de Akte van afscheiding opgemaakt en ondertekend. Twee weken later volgt Scholte in zijn gemeenten hen. Dit is het begin van de Afscheiding. Degenen binnen de Nederlands Hervormde Kerk die het hier niet mee eens zijn, verlaten de kerk en gaan verder onder de naam Christelijk Afgescheiden kerk. De gemeente die achterblijft noemt zich de Gereformeerde Kerk onder het Kruis.
De Cock en de zijnen beschouwen zichzelf als wettige voortzetting van de oude kerk der vaderen. Na enige tijd gaat hij ook in andere delen van Nederland de Afscheiding prediken, onder andere in Overijssel, Groningen en Drenthe. Juni 1835 bereikt hij Kampen. Hier worden zijn predikaties niet in dank afgenomen. Hij wordt gearresteerd en naar de gevangenis in Zwolle overgebracht. Op 11 juni, ds. de Cock is inmiddels op vrije voeten gesteld, wordt de Christelijk Afgescheiden Gemeente in Zwolle opgericht. Het is voornamelijk de kritiek op de bestuurlijke organisatie van de Hervormde Kerk na invoering van het Algemeen Reglement die in Zwolle tot de Afscheiding leidt *  .
Dit wil niet zeggen dat de overheid de kerk nu verder met rust laat. Zij blijft optreden tegen de kerk. In juli 1836 komt er een Koninklijk Besluit tot stand waarbij de Afscheidingsgemeenten niet alleen worden maar ook onwettig worden genoemd. Deze gemeenten kunnen zich wel laten registreren wanneer zij het predikaat "gereformeerd" laten vallen. Bijna alle gemeenten weigeren dit. De consequentie hiervan is dat samenkomsten van meer dan twintig personen verboden blijven *  . In 1869 sluiten de Gereformeerden onder het Kruis en de Christelijk Afgescheiden Gemeente zich bij elkaar aan en gaan verder onder de naam Christelijk Gereformeerde Kerk. Binnen de Nederlandse Hervormde kerk blijven velen achter die het met de Afscheiding niet eens zijn. Zij blijven strijden tegen het modernisme en de vrijzinnigheid. Ruim vijftig jaar na de Afscheiding, in 1886, vond de Doleantie plaats. "Zij die voor haar kozen wensten in de kerk te blijven waartoe zij behoorden, de Nederlandse Hervormde kerk, maar wilden die hervormen, zuiveren *  .
Mr. G. Groen van Prinsterer en dr. A. Kuyper worden de grote leiders van deze nieuwe afscheidingsbeweging. In Kuypers theologie staat de wedergeboorte centraal: de mens ontvangt door Gods genade het nieuwe leven. Tegelijkertijd probeert hij Calvijns theologie te vernieuwen. Kuyper wil de volkskerk gedachte prijs geven, in plaats daarvan staat hem een vrije kerk van gereformeerde belijders voor ogen. Systematisch heeft hij er op aangestuurd, dat hij en zijn volgelingen door afwerping van het synodale juk zo'n kerk zouden vormen.
Zover komt het pas in Amsterdam, waar hij sinds 1870 als predikant werkzaam is. Naast de gereformeerden (onder leiding van Kuyper) bevindt zich in de Hervormde Gemeente van Amsterdam een kleine groep modernen. Een aantal ouderlingen weigert dienst te doen bij de moderne predikanten en vooral ook hun medewerking te verlenen bij het aannemen van nieuwe lidmaten. Dat geeft herhaaldelijk aanleiding tot conflicten. Door de oprichting van de vereniging Beraad, een soort schaduw-kerkeraad, wordt bereikt dat over belangrijke zaken, die in de kerkeraad aan de orde zullen komen, steeds vooroverleg gepleegd zal kunnen worden. Op zijn voorstel neemt de kerkeraad een aantal reglementswijzigingen aan op het beheer der kerkgoederen, waardoor de kerkeraad bij een eventueel conflict met de hogere besturen niettemin deze goederen zal kunnen blijven beheren. Dit is de laatste maatregel, die genomen moet worden om de verandering van de kerk mogelijk te maken, zonder dat de kerkelijke goederen verloren zullen gaan.
Maar te elfder ure worden alle plannen verijdeld, omdat dr. G.J. Vos, de scriba van de classis Amsterdam, bewerkt, dat de 80 kerkeraadsleden, die de plannen van Kuyper gesteund hadden, worden geschorst. Kuyper en zijn aanhang blijven zich niettemin als de wettige vertegenwoordigers van de Amsterdamse gemeente beschouwen. Zij stellen zich met geweld in het bezit van het kerkelijk archief en maken zich daardoor meester van de eigendomsbewijzen. In de kerk ontstaat grote deining. Tallozen volgen Kuyper. Zij noemen zich dolerend, "dat is klagend, nl. over de h.i. onwettige beroving van het kerkgoed" *  . Langs kerkelijke weg worden de geschorsten berecht, hetgeen eindigt met hun afzetting. Daarna volgt een aantal processen over de kerkelijke eigendommen, die echter alle door de dolerenden worden verloren. Voor Kuyper blijft er niets over dan een nieuw kerkverband te stichten.
In Zwolle komt er veel verzet tegen de Doleantie. "Dit verwekte nogal rumoer in de kerk en van tijd tot tijd werd op de deuren der dolerenden een kreupel acrostichon (op de letters D.O.L.E.R.E.N.) geschreven: "Door Onverstand Loopen Ezels en Raddraaiers Elkaar Na!" *  . Toch wordt op 27 juni 1887 door de dolerenden een eigen kerk opgericht, de Nederduitsch Gereformeerde Gemeente (de Gereformeerde Kerk B).
In 1892 komt het tot een gedeeltelijke vereniging tussen de afgescheidenen en de dolerenden. Zij vormen de Gereformeerde Kerken in Nederland. "Een deel der Afgescheidenen ging niet mee, en bleef als de Christelijk Gereformeerde Kerk bestaan" *  . Op 12 oktober 1894 verklaren Albertus te Kiefte, Hendrik Hoonhorst, Andries Naijer, Jan ter Horst "en eenige Zusters Leden der Christelijk Gereformeerde gemeente Zwolle" dat zij niet kunnen meegaan met de "zich noemende Gereformeerde kerken A en B" *  . Zij zijn de grondleggers van de Christelijk Gereformeerde kerk te Zwolle. De eerste kerkeraadsvergadering vindt ruim een half jaar later plaats op 7 juni 1895. Hoonhorst wordt voorzitter en Te Kiefte wordt de eerste scriba. Er wordt in de Bitterstraat een lokaal gehuurd om als kerk dienst te doen. In deze beginperiode komt het voor dat er geen kerkeraadsvergaderingen gehouden kunnen worden, daar een aantal leden (waaronder Naijer en de scriba Te Kiefte) druk bezig zijn met het inrichten van de kerkruimte. Een eigen predikant heeft de gemeente nog niet. In de buitengewone kerkeraadsvergadering van 27 maart 1896 wordt er gesproken over het beroepen van een predikant. Een beslissing wordt niet genomen. Op 10 april zal de kerkeraad met de gemeente van gedachte wisselen. Dominee G.A. Gezelle Meerburg wordt beroepen, maar tijdens de kerkeraadsvergadering van 28 mei 1896 laat ouderling Naijer weten dat ds. Gezelle Meerburg voor het beroep bedankt heeft. De eerste predikant wordt toch ds. G.A. Gezelle Meerburg, die op 6 februari 1899 bevestigd wordt *  .
Ondertussen heeft men, voor fl. 6.150,--, aan de Thorbeckegracht een huis gekocht, dat gebruikt zal worden als kerk en pastorie. Ook elders in Overijssel ontstaan in deze periode Christelijk Gereformeerde kerken, onder andere in Kampen, Almelo en Steenwijk.
Zij verenigen zich vanaf 12 november 1895 in de classis Zwolle. Op de eerste vergadering zijn afgevaardigden uit Apeldoorn, Teuge, Almelo, Lutten en Zwolle aanwezig. Ook de plaatselijke kerk van Steenwijk was uitgenodigd, maar zij laat verstek gaan *  . Aangezien nog niet alle kerken een eigen predikant hebben, zijn het voornamelijk ouderlingen en diakenen die aanwezig zijn. De Zwolse kerk wordt door ouderling Hoonhorst en diaken Naijer vertegenwoordigd. Dominee de Bruin uit Apeldoorn is de voorzitter van deze eerste vergadering.
In de loop der tijd verandert het ressort van de classis. In 1945 bestaat de classis Zwolle uit de gemeenten Almelo, Dedemsvaart, Elburg, Enschede, Hasselt, Hoogeveen, Kampen, De Krim, Lutten, Meppel, Nieuw Amsterdam, Nieuwleusen en Zwolle *  . De vergaderingen worden tweemaal per jaar gehouden in Zwolle. De voorzitter van de classisvergadering is de predikant van de roepende gemeente.
In de loop der tijd neemt het aantal classes toe. Zo ontstaat de classis Apeldoorn waar onder andere Enschede, Almelo, Hengelo en Apeldoorn onder vallen. Maar desondanks groeit de classis Zwolle. Wanneer de polders worden drooggelegd en daar kerken gesticht worden, worden deze nieuwe gemeenten aan de classis Zwolle toegevoegd. Daarmee wordt zij de grootste classis van ons land.
Vanaf 1979 houdt een commissie zich bezig met de classicale herindeling. De andere classes willen echter niet meewerken aan een herindeling. Uiteindelijk blijft alles bij het oude. In 1988 zij de volgende gemeenten aangesloten bij de classis Zwolle: Doornspijk, Dronten, Elburg, Emmeloord, Genemuiden, Hasselt, Hattem, Heerde, Kampen, Lelystad, Meppel, Sint Jansklooster, Steenwijk, Urk (twee kerken), Zwartsluis en Zwolle. Het ressort van de classis valt dus niet samen met de provinciegrenzen.
3. De taken van de classis
4. Verantwoording van de inventarisatie
5. Aanwijzingen voor het gebruik van het archief
6. Literatuurlijst
7. Predikanten van de Christelijk Gereformeerde Kerk in Zwolle

Kenmerken

Datering:
1895 - 1989
Toegang:
Beks, G., Inventaris van de archieven van de Christelijk Gereformeerde Kerk te Zwolle, 1895 - 1989, Zwolle (1989).
Voorwaarden voor raadpleging en gebruik:
Stukken jonger dan 50 jaar zijn alleen raadpleegbaar met schriftelijke toestemming van de kerkenraad van de Christelijk Gereformeerde Kerk
Bijzonderheden:
Oud: KA067.